- Versie
- Downloaden 77
- Bestandsgrootte 203.93 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 22 juli 2019
- Laatst geüpdatet 21 januari 2021
16 december 2018
Derde zondag van de Advent
Lezingen: Sef. 3,14-18a; Jes. 12,2-6; Fil. 4,4-7; Luc. 3,10-18 (C-jaar)
Inleiding
Vandaag staan alle lezingen in het teken van hoop en vreugde. De Latijnse versie van de lezing uit de brief aan de gelovigen van Filippi begint met de woorden Gaudete in Domino semper. Iterum dico: Gaudete! ‘Verheug u altijd in de Heer. Nog eens: verheug u’ (4,4)! Die woorden schrijft Paulus ondanks het feit dat hij in gevangenschap is. Hij geeft ook de reden aan van de vreugde: ‘De Heer is nabij’ (4,5). Vandaar dat deze derde zondag van de Advent ‘zondag Gaudete’ wordt genoemd.
Ook in de eerste lezing en in het evangelie is sprake van vreugde, al wordt hier tevens de dag van het oordeel genoemd. In Sefanja horen we de jubelende woorden dat God in Jeruzalem is en in het evangelie verkondigt Johannes de Doper de goede boodschap van de komst van de Messias.
Sefanja 3,14-18a
Het boek Sefanja, waarvan onze lezing nagenoeg het einde vormt, beslaat in totaal slechts drie hoofdstukken. Het begint met de beschrijving van het oordeel over heel de aarde en over Juda en Jeruzalem (1,2v en 1,4-13). In 1,14-18 wordt ‘de dag van de Heer’ aangekondigd. Onheilswoorden voeren de boventoon aan, want God is een jaloerse God en zal zijn volk en heel de aarde met haar bewoners voor hun zonden straffen en ten onder doen gaan (1,18 en 3,8).
In 2,1-3 volgt een hartstochtelijke oproep tot bekering: ‘Kom tot uzelf… voordat de gloeiende toorn van de Heer op u neerkomt... Zoek de Heer… zoek de gerechtigheid, zoek de bescheidenheid, dan vindt u misschien een schuilplaats op de dag van de toorn van de Heer’.
Ondanks alle onheilsorakels over de volken en over Jeruzalem en haar leiders (2,14v; 3,1-8) biedt ommekeer uitkomst, redding, heil (3,9-20). God zelf grijpt in, hij zal zijn volk ‘andere lippen geven, reine lippen, om de naam van de Heer aan te roepen en Hem te dienen’ (3,9).
Als het zover is, mag de rest van Israël jubelen, het onheil is afgewenteld en ‘de koning van Israël, de Heer, Hij is binnen uw muren’ (3,15). Vers 17 loopt over van vreugde, want niet alleen is het Gods oordeel ongedaan gemaakt en ‘De Heer uw God binnen uw muren, een reddende held’, maar God zelf verheugt zich om zijn volk en juicht van blijdschap. Hij vergeeft in zijn liefde de zonden van hen die zich omkeren naar hem.
Sefanja 3,18-9a roept kort het oordeel in herinnering dat de slechteriken wacht, maar de verzen 19b-20 spreken over de nieuwe vreugdevolle toekomst voor hen die gered worden.
De brief aan de Filippenzen 4,4-7
Zie Bert Jan Lietaert Peerbolte, ‘Filippenzen. Wat navolging verdient’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 90-95.
Lucas 3,10-18
Na de setting qua tijd en plaats in Lucas 3,1-6 van het optreden van Johannes, zoon van Zacharias en Elisabet, profeet van de Allerhoogste (1,76), wegbereider en voorloper van de Heer, komt Johannes in Lucas 3,7-17 zelf aan het woord. Deze verzen kunnen als volgt worden ingedeeld:
3,7-9 het komende oordeel
3,10-14 oproep tot verandering
3,15-17 de komst van de Messias
3,18 samenvattend vers over de verkondiging van Johannes
Terwijl Johannes zich in 3,7 en 10 tot de ‘scharen’ (hier voor het eerst genoemd) richt, spreken de verzen 15 en 18 over het ‘volk’. Het volk is in Lucas al eerder gedefinieerd als het volk Israël, dat een bijzondere relatie met de Eeuwige heeft (1,10.17.68.77; 2,10.31v).
De woorden van Johannes klinken streng en onheilspellend: ‘addergebroed’, ‘de komende toorn’, ‘de bijl ligt al aan de wortel van de bomen; iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur gegooid’ (3,7-9). Toch is er hoop voor de scharen die naar Johannes luisteren – zijn naam betekent immers ‘God is genadig’! Hij roept op tot een doopsel van bekering tot vergeving van de zonden en zegt: ‘Breng liever vruchten voort, waaruit bekering blijkt’ (3,8). Dat is het criterium om te ontkomen aan de komende toorn.
De mensen zijn geraakt door de woorden van Johannes en ook van goede wil, want vervolgens vragen drie groepen – de scharen, de tollenaars en de soldaten – wat ze moeten doen. Bekering betekent gedragsverandering en Johannes geeft concreet aan hoe dat moet gebeuren. De nadruk ligt niet op het boetekleed aantrekken en in zak en as gehuld zijn, op offers brengen, je terugtrekken zoals de Essenen of naar een militaire oplossing zoeken zoals de Zeloten. Het gaat om het delen van kleding en voedsel, dát moet je doen. Het gaat om eerlijk en rechtvaardig zijn, om je naaste liefhebben als jezelf (Lev. 19,18).
Het gaat ook om niet doen. Zo moeten de tollenaars niet méér vragen dan is toegestaan (zie Zacheüs in 19,1-10), de soldaten mogen niemand afpersen. De grote bekommernis van Lucas voor de armen komt hier wederom naar voren.
Flavius Josephus vertelt dat hij zijn soldaten waarschuwde om diefstal, roof en plundering te vermijden en zich tevreden te stellen met hun rantsoenen (De Joodse Oorlog 2.581 en Uit mijn leven 244).
Het volk vraagt zich af of Johannes soms de Messias is, want het leefde in gespannen verwachting (3,15). De lezer van het evangelie weet al door de verschijning van de engel aan de herders in het veld dat Jezus de Messias is (2,9-14). Nu wijst Johannes niet naar zichzelf, maar naar wie na hem komt. Die is krachtiger dan hij; hij vindt zich zelfs te min om de riem van zijn sandalen los te maken. Zijn eigen manier van dopen met water plaatst hij tegenover het dopen van de Messias in vuur en heilige Geest, wat een verwijzing kan zijn naar het Pinksterverhaal in Handelingen 2. Een andere mogelijkheid is de samenhang met vers 17, waar Johannes spreekt over de wan en het kaf en het koren; dat duidt op de rechtersfunctie van de Messias: er is de mogelijkheid om gered te worden maar zeker ook om vernietigd te worden.
Preekvoorbeeld
Op deze derde zondag van de Advent op weg naar het kerstfeest, deze zondag Gaudete, ‘Verheug u’, hebben wij allereerst geluisterd naar een korte maar ook indrukwekkende lezing uit de profeet Sefanja. De profeet roept zijn hoorders op om zich te verheugen.
Om de reden van de oproep te begrijpen is enige kennis van de geschiedenis wel belangrijk. Sefanja neemt ons meer dan 2500 jaar terug in de tijd. Juda is door het grote Babylonische Rijk onder de voet gelopen; de hoofdstad Jeruzalem door Babel ingenomen. De tempel wordt verwoest, het land bezet en de koning en de elite van het volk worden in ballingschap naar Babylon afgevoerd. Een dieptepunt in de geschiedenis van het Joodse volk. God lijkt het verbond met zijn volk te hebben verbroken. Voor de profeten vormen ontrouw en onrecht de achtergrond van alle ellende. Maar dan komt er een ommekeer, en zingt Sefanja een vreugdepsalm.
In de eerste lezing hebben wij enkele verzen daarvan beluisterd. God heeft het vonnis vernietigd en laat zijn liefde opnieuw blijken. Uiteindelijk is het laatste woord van God vergevende liefde. Hij blijft trouw aan het verbond met zijn volk, ondanks alle duisternis van de mensen.
Deze zondag staan de schijnwerpers ook gericht op Johannes de Doper. Het evangelie schetst hem als een ongemakkelijk mens, ongemakkelijk voor zichzelf maar ook voor anderen. Niet in de laatste plaats omdat hij lastige vragen stelt. Hij leeft van wat de natuur hem schenkt en hij leeft in de marge van de samenleving. Het evangelie schetst hem bij uitstek als een man vol verwachting. In die zin is hij een echte Adventsmens. Er is bij hem geen ruimte voor lauwheid en onverschilligheid.
Integendeel, Gods redding is op komst en dat moet mensen aanzetten tot een radicale ommekeer. Johannes roept zijn tijdgenoten op tot een doopsel in de Jordaan als een uiterlijk teken van innerlijke ommekeer. Johannes maakt in het evangelie van deze dag die ommekeer heel concreet: mensen moeten delen, zodat de rijke niet teveel heeft en de arme niet te weinig; tollenaars moeten mensen niet uitbuiten en soldaten moeten mensen beschermen en niet beroven en plunderen. De kern van de zaak is helder: mensen zijn geroepen om onrecht te vermijden en elkaar te helpen waar dat mogelijk is.
De oproep van Johannes klinkt ook vandaag, hier in deze kerk. Verheug je, Gods Gezalfde is op komst en maak je klaar om hem te ontvangen. Met andere woorden: laat het Kerstfeest je niet overvallen maar leef er bewust naar toe. Dat alles heeft ook te maken met ommekeer en levensvernieuwing. Maar hoe valt die boodschap van bekering en vernieuwing vandaag bij ons? Wij hebben het veelal niet zo slecht met onszelf getroffen. Ik zou bijna zeggen: God mag best een beetje tevreden met ons zijn. Maar peilen wij dan ons eigen hart wel voldoende? Kennen wij onszelf wel voldoende?
Is God werkelijk de eerste en de laatste in ons leven? Wat breng ik terecht van de liefde tot God? Of snijden wij ons leven liever op eigen maat? Mooie woorden spreken is niet moeilijk maar onze daden kunnen ver achterblijven. Wij worden geroepen tot naastenliefde. Maar onze belangstelling voor de naaste is niet zelden oppervlakkig. Uiteindelijk dienen wij veelal liever ons eigen geluk dan het geluk van de mens naast ons. Bekering en levensvernieuwing klinken misschien, in de oren van de gemiddelde kerkganger, wat zwaar. Maar zijn, als wij eerlijk in de spiegel kijken, helaas bitter noodzakelijk.
Johannes houdt een hartstochtelijk pleidooi om ons leven af te stemmen op de golflengte van God; op de golflengte van Christus in wie de heilige God bij ons is gekomen en opnieuw wil komen. Het gaat dan om de golflengte van liefde voor God en de naaste; van vrede en verzoening; van recht en gerechtigheid. Dan zijn wij als de goede tarwe waarover Johannes vandaag in het evangelie spreekt. Dan is ons leven vruchtbaar en waardevol.
Beste broeders en zusters, wij zijn op weg naar het Kerstfeest. Gods reddende liefde is voor christenen zichtbaar geworden in de gestalte van Christus. Laten wij hem dan in deze tijd van Advent tegemoet leven. Ons leven vernieuwen en afstemmen op Christus en zijn evangelie van liefde en verzoening.
inleiding dr. Yvonne van den Akker
preekvoorbeeld mgr. dr. Gerard de Korte