- Versie
- Downloaden 30
- Bestandsgrootte 210.71 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 13 februari 2021
13 november 2016
Drieëndertigste zondag door het jaar
Lezingen: Mal. 3,19-20a; Ps. 98; 2 Tess. 3,7-12; Luc. 21,5-19 (C-jaar)
Inleiding
We naderen het einde van het kerkelijk jaar. Deze zondag is de laatste zondag vóór het feest van Christus Koning. Het is belangrijk dat we ons dat realiseren, want het feest van Christus Koning geeft richting aan het verstaan van de lezingen van deze zondag. Dag van Oordeel, koninkrijken en koningschap en de opstelling die van ons wordt gevraagd zijn de verbindende thema’s. Richting geeft met name de invulling van Jezus’ koningschap, die vanuit de visie van Lucas en de andere evangelisten geen schrijnender paradox en scherper contrast kent, vergeleken met alle gangbare opvattingen over koningschap. Déze Koning hangt stervend aan een kruis te midden van misdadigers (Luc. 23,35-43).
Maleachi 3,19-20a
De lezing uit Maleachi vormt de prelude op het evangelie van deze zondag. De hele entourage maakt deel uit van het inmiddels gangbaar geworden apocalyptische beeld van de eindtijd. Het beslissende moment staat te komen: de Dag, die brandt als een oven. Vuur zal al wie boosheid bedrijft verteren. Voor wie Gods Naam vreest gaat de zon der gerechtigheid op. Zij zal genezing brengen.
Psalm 98
Psalm 98 maakt deel uit van de reeks koningspsalmen (Ps. 93–100) en is een van de ‘nieuwe liederen’ die gezongen moeten worden om duidelijk te maken wie er uiteindelijk Koning is. Dat is de Heer die wonderen doet en zijn gerechtigheid openbaart voor de ogen der volken (vv. 1-2). Vanuit zijn trouw en goedertierenheid jegens het huis van Israël (v. 3). Hij is de Koning die komt om de aarde te richten (v. 9).
2 Tessalonicenzen 3,7-12
Deze passage uit de tweede brief van Paulus aan de christenen van Tessalonika lijkt een beetje uit de toon te vallen in de reeks lezingen van vandaag. De massieve woorden ‘wie niet werkt zal ook niet eten’ (v. 10) hebben hun uitwerking op onze arbeidsmoraal niet gemist. Het kan daarom geen kwaad ons te realiseren dat Paulus vanuit een nuchtere houding wijst op wat eenieder te doen staat. Zonder al te veel omhaal.
Kijken we naar de context waarin deze woorden gesproken worden, dan zien we wel degelijk het verband met de lezingen van vandaag. Dat zijn overspannen verwachtingen rond de wederkomst van Christus. Deze waarschuwing van Paulus konden we horen in de lezing van de eenendertigste zondag (2 Tess. 1,11–2,2). Ook hier gaat een schiftingsproces aan vooraf. Tussen de wetteloze, de zoon des verderfs en de eerstelingen die God verkoren heeft en wil behouden (2,1-15; vgl. boven de lezing uit Maleachi). Maar die dag des Heren is nog niet aangebroken, al zouden velen dat nog zo graag willen (2 Tess. 2,2). Vandaar die nuchterheid. Ieder heeft te doen wat hem of haar te doen staat, zonder zich overal mee te bemoeien en te profiteren van een ander (v. 12).
Zie M.J.J. Menken, ‘De tweede brief aan de Tessalonicenzen. Oproep tot nuchtere standvastigheid’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 57-63
Lucas 21,5-19
Met de passage van deze zondag bevinden we ons aan het begin van de zogenaamde eschatologische rede, de rede over de laatste dingen in het evangelie van Lucas (21,5-38). Jezus is aangekomen in Jeruzalem, het einddoel van zijn reis, om ‘de dagen van zijn opneming in vervulling te doen gaan’ (vgl. 9,51). Dat het een beslissend moment is moge duidelijk zijn. Jezus loopt op het scherp van de snede. Hij trok de stad binnen en werd onthaald als de langverwachte Koning (19,28-44). Hij zuivert de tempel van kooplieden en geeft er dagelijks onderricht (19,45–20,1vv). ’s Nachts trekt hij zich terug op de Olijfberg (21,37). Onmiddellijk op deze passage volgt het verraad van Judas (22,1-6).
Ook hier is er sprake van ‘de dag die ons kan overvallen als een strik’ (Luc. 21,34; vgl. de passage boven uit Maleachi). Jezus voorziet de ondergang van de tempel en de ondergang van Jeruzalem (vv. 6.20). Koninkrijken zullen tegen elkaar opstaan, volk tegen volk (v. 10). Men zal de hand aan Jezus’ leerlingen slaan, niemand is veilig (v. 12). Jezus’ raad is vertrouwenwekkend: ‘Prent het u in dat gij dan uw verdediging niet moet voorbereiden. Want Ik zal u een taal en een wijsheid geven die geen van uw tegenstanders zal kunnen weerstaan of weerspreken. (...) Geen haar op uw hoofd zal verloren gaan. Door standvastig te zijn zult ge uw leven winnen’ (vv. 15-19).
Maar juist hier worden we geplaatst voor een paradox. Want de afloop is nagenoeg bekend. Durven vertrouwen op de nabijheid van de Heer betekent durven vertrouwen op zijn nabijheid door de dood heen, door het lijden heen. De teloorgang doorstaan van al onze beelden en verwachtingen omtrent koningschap en heerschappij en de weg durven gaan die hij ons is voorgegaan. Om te eindigen als een Koning hangend aan een kruis te midden van misdadigers. Daar ligt de doorgang tot werkelijk leven. Een wijsheid die ‘geen van onze tegenstanders zal kunnen weerstaan of weerspreken’.
Preekvoorbeeld
Het horen van al die verschrikkingen in het evangelie, de chaos, de ondergang, kan je houvast enorm bedreigen. Wat geeft je houvast ?
Ieder mens heeft houvast nodig. Wanneer je het houvast kwijt bent, dwaal je rond of raak je verward. Dan heb je geen oriëntatiepunt meer, waar je al die dingen die gebeuren, die met jou gebeuren, aan vast kunt knopen. Het is moordend wanneer je alsmaar aan het zoeken en onderzoeken bent en de oorzaak, de zin ervan niet vindt. Zonder oriëntatiepunt ben je machteloos, ben je letterlijk nergens. Je komt niet in beweging want je zou niet weten waar naar toe.
We zien in de wereld om ons heen en ook in ons leven, dat oriëntatiepunten veranderen. Wanneer je jong bent, richt je je op een maatschappelijke positie, op een goede baan, een thuis, geborgenheid. Wanneer je ouder bent, doe je toch meer vanuit wijsheid en ervaring die je hebt opgedaan.
In sommige tijden treden grote verschuivingen op. Door de ontwikkeling van de techniek en wetenschap is voor velen de wetenschappelijke kennis tot het laatste oriëntatiepunt geworden. Voor weer anderen, die zien dat de mens nogal in de knel komt, kan de menselijke waardigheid een goed uitgangspunt zijn en een doel om je voor in te zetten. Voor steeds minder mensen zijn God en geloof het houvast, het oriëntatiepunt. En het lijkt wel of er bij iedere natuurramp iets van God verdwijnt, dat God minder nodig schijnt te zijn en soms helemaal van het toneel verdwijnt. In deze situaties vinden we geen antwoord op de waaromvraag van al deze zinloosheid.
Het evangelie van vandaag is een overweging over waar je houvast kunt vinden en waar niet, met op het eerste gezicht een negatief perspectief, omdat het nogal gaat over situaties waarin je het niet kunt vinden en daardoor komt het verhaal somber over.
Maar het kan ook heel bevrijdend werken te weten waar je je houvast niet moet zoeken. Wat onze valkuilen en dwaalwegen zijn. Ze kunnen ons helpen om dichter bij de kern te komen.
Wanneer mensen zien hoe mooi de tempel daar glanst in al zijn heerlijkheid, wijst Jezus erop dat het maar een gebouw van stenen is. Dat uiteindelijk die stenen wel een getuigenis zijn van het geloof van de bouwers van die tempel, maar dat ze geen enkele garantie zijn voor de toekomst. Geloof, de uiterlijke vormen daarvan houden het niet, zijn tot ondergang gedoemd, wanneer er geen gerechtigheid geschiedt, aan mensen recht wordt gedaan.
Laat je, zegt het evangelie, niet van de wijs brengen door alles wat er om je heen gebeurt. Ook al stort de kerk in, denk niet dat dit het einde van de mensheid is. Blijft geloven. Wees daar standvastig in. Dan ben je niet stuk te krijgen door welke ellende dan ook.
Bij iedere ramp staan er profeten op die zeggen: ‘Dit is een straf van God voor het slechte gedrag van de mensen’. Het merkwaardige vind ik altijd, dat God er wel erg gauw bij is om het kwade te straffen. Als of hij daar een zekere lust aan beleeft. Terwijl het belonen van het goede zo lang uitblijft. Wat voor vreemde God moet dat wel niet zijn. In ieder geval niet iemand van wie ik kan houden. Van zo’n God zou ik bang zijn. Het evangelie zegt: mensen luister niet naar mensen die dat verkondigen. Er zal best nog heel veel verschrikkelijks in deze wereld gebeuren, maar loop niet achter dit soort onheilsprofeten aan. Ze geven een vals houvast.
Iedere ramp geeft te denken, laat je voelen hoe kwetsbaar je bent. Wat anderen overkomt, kan ons ook overkomen. In één ruk kan alles je uit handen genomen worden, waar je een heel leven voor gebeden en gewerkt hebt. Zó dat er totaal niets overblijft. Het kan je helemaal uit het veld slaan. En toch is dat niet het einde van alles. Men begint weer aan de wederopbouw. Men komt weer heel langzaam uit de totale eenzaamheid. Een natuurramp kan je cynisch maken. Maar ook dat is geen goed houvast. Dat moet geen uitgangspunt van je handelen worden, dat werkt verstikkend.
We zoeken houvast. We zoeken vaak houvast omdat we angst hebben. Angst ons leven, ons zelf niet in de hand te hebben. We willen geen aftakeling meemaken, we willen anderen ons verdriet en lijden niet laten zien. Want dan weten we niet meer waar we het moeten zoeken. Wat moeten we zeggen, in hopeloze situaties? Je kunt het er benauwd van krijgen.
In het evangelie blijkt de kracht te liggen in iets wat geen mens van je af kan pakken. Je geloof en je vertrouwen. Dat zal je redding zijn. De momenten dat je je roeping duidelijk ervaren hebt, denk daaraan terug. Dat geeft houvast. een houvast dat geworteld is in je hart. Dan zullen er woorden in je opborrelen, die je eigen krachten te boven gaan, waar anderen versteld over zullen staan en geen weerwoord op hebben. Omdat het Gods woorden zullen zijn, omdat hij in jou spreekt.
In plaats van ons angstig en bang te laten maken door alles wat met ons en om ons heen gebeurt, bij alle verlies aan houvast, zegt Jezus tegen ons, maar misschien ook wel tegen zichzelf: kijk naar wat je geraakt heeft in je leven. Wat je leven heeft gegeven. Zoek daar je houvast in. Wanneer je van dat licht, die liefde, of hoe je het verder ook noemt, uitgaat, neem dat dan tot je oriëntatiepunt. Het is je houvast, ook al lachen anderen je daarom uit, ook al snappen je bloedverwanten er niets van.
Dan heb je een geloof als Abraham. Die in alle benardheid tegen zijn zoon kon zeggen: God zal er in voorzien. Dat mogen we tot oriëntatiepunt nemen. Dat zal ons tot wijze mensen maken, mensen naar Gods hart.
inleiding drs. Jo Beckers
preekvoorbeeld Frans Gerritsma OFM