- Versie
- Downloaden 69
- Bestandsgrootte 292.82 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 12 oktober 2020
- Laatst geüpdatet 18 januari 2021
8 november 2020
Tweeëndertigste zondag door het jaar
Lezingen: Wijsh. 6,12-16; Ps. 63; 1 Tess. 4,13-(14)18; Mat. 25,1-13 (A-jaar)
Inleiding
De eerste lezing en het evangelie van deze zondag roepen op tot verstandig of wijs handelen. Wijsheid helpt om je leven zo in te richten dat je weet hoe te handelen en verbonden blijft met de bron van alle wijsheid, God zelf.
Wijsheid 6,12-16
Het deuterocanonieke boek Wijsheid (van Salomo) is een van de jongste boeken van het Oude Testament en stamt waarschijnlijk uit de eerste eeuw voor Christus. Vermoedelijk is het geschreven in Egypte. De onbekende schrijver is net als zijn omgeving beïnvloed door de Hellenistische (Griekse) cultuur, maar wil zijn Joodse geloofsgenoten op het spoor van het geloof van de voorouders houden. De perikoop 6,12-16 staat aan het begin van een gedeelte (6,1–9,18) gericht tot de koningen. Zij worden aangespoord om met wijsheid en beleid hun taak uit te voeren. Wijsheid is te vinden bij God zelf en zijn geboden. Het is opvallend hoe weinig de wijsheid verder invulling krijgt. Dat geldt zeker voor het tekstgedeelte van deze zondag. Het kan gelezen worden als een algemene aansporing om op zoek te gaan naar wijsheid. De wijsheid wil begeerd en gezocht worden, maar is zelf ook op zoek naar mensen die haar zoeken. Zo ontstaat er iets wederkerigs: wijsheid wil gezocht worden, maar kan geen bezit zijn: zij moet zichzelf ook te kennen geven.
1 Tessalonicenzen 4,13-(14)18
Zie: Theo A.F.M. van Adrichem OFM, ‘1 Tessalonicenzen. Het eerste geschrift van Paulus’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 20-27
Matteüs 25,1-13
De lezing uit Wijsheid is gezocht bij het evangelie over de domme en verstandige meisjes. In andere vertalingen heten zij dwaze en wijze maagden, waardoor de link met wijsheid duidelijker wordt. Het betreft hier een gelijkenis over het rijk Gods (hier genoemd koninkrijk der hemelen). Het is de eerste van drie parabels over het oordeel, die samen hoofdstuk 25 uitmaken en onmiddellijk voor het lijdensverhaal van Jezus geplaatst zijn: na de domme en verstandige meisjes volgen de parabel over de talenten en het grote visioen over oordeel van de Mensenzoon. Waakzaam zijn voor de komst is het grote thema hier. Deze waakzaamheid uit zich in het juiste handelen; voldoende vooraard olie bij zich hebben, woekeren met de toevertrouwde talenten en heel concreet in werken van barmhartigheid. Overigens wordt het thema van verstandigheid/wijsheid ook al in de toespraak voorafgaand aan 25,1-15 ingeleid, waar Jezus het beeld gebruikt van een verstandige en trouwe slaaf tegenover een slechte slaaf gebruikt. De verstandige slaaf is een goede zaakwaarnemer als de heer des huizes afwezig is. De slechte slaaf is dat niet en zal bij terugkomst van de heer onthoofd worden (!).
Onze perikoop gebruikt het beeld van een bruiloft. De tien meisjes gaan de bruidegom tegemoet om hem vervolgens te begeleiden naar de feestzaal. We zien hier dezelfde beweging als in de eerste lezing: de meisjes gaan de bruidegom tegemoet, maar de bruidegom is ook zelf degene die op hen afkomt. Het is duidelijk dat het tijdstip van zijn komst onbekend is. Hiermee wordt de bruidegom de Heer zelf. Wanneer hij (terug-)komt, is onduidelijk. Hij komt immers op zijn tijd. Weest dus waakzaam, want gij kent dag noch uur, besluit de gelijkenis (25,13). Blijkbaar gaan de 10 meisjes ergens het veld in om daar te wachten op de komst van de bruidegom. Het is niet bekend of ze hem bij daglicht zullen ontmoeten, daarom is het nodig om lampen mee te nemen. Alle tien nemen hun lampen mee. Vijf meisjes nemen daarnaast ook extra olie in kruiken mee; de vijf domme meisjes nemen geen kruiken mee. Hier herkennen we het thema van het voorbereid zijn op de komst van de Heer. Niet alleen waakzaam zijn is voldoende, maar ook een goede voorbereiding. Alle tien meisjes zijn in slaap gevallen als midden in de nacht geroepen wordt dat de bruidegom eraan komt. Overigens wordt het in slaap vallen niet veroordeeld. Het waakzaam zijn wordt niet tot in het belachelijke doorgetrokken. Nu komt het erop aan. Snel doen ze hun lampen aan, maar de domme meisjes zien dat bij hen de olie bijna op is. Ze vragen de verstandige meisjes om de olie te delen. Dezen maken duidelijk dat er dan wellicht voor beide groepen te weinig olie is. Het zou een schande zijn als de bruidegom niet door lampen begeleid naar de feestzaal begeleid kan worden. Het gaat bij waakzaamheid en voorbereid zijn blijkbaar niet om iets dat zomaar gedeeld kan worden. Jezus wijst hier op een individuele verantwoordelijkheid. Het gaat om een persoonlijke keuze voor hem. Hoewel de domme meisjes nog een poging doen om olie te gaan kopen, zijn ze er niet op het moment suprême wanneer de bruiloft aanvangt. En wie te laat is, komt niet meer binnen. De verstandige meisjes zijn inmiddels samen met de bruidegom naar binnen gegaan om bruiloft te vieren.
Als de domme meisjes te laat aan de poort kloppen, smeken ze om binnen te mogen: Heer, heer, doe open! (25,11). Dit herinnert aan een eerdere passage uit het evangelie: Niet ieder die Heer! Heer! tegen Mij zegt, zal het koninkrijk der hemelen binnengaan, maar alleen hij die de wil doet van mijn Vader in de hemel. Velen zullen Mij op die dag zeggen: ‘Heer! Heer! Hebben we niet in uw naam geprofeteerd, hebben we niet in uw naam demonen uitgedreven, en hebben we niet in uw naam veel machtige daden gedaan?’ Maar dan zal Ik hun openlijk zeggen: ‘Nooit heb Ik u gekend. Verdwijn uit mijn ogen, overtreders van Gods wet!’ (Mat. 7,21vv). Ook hier is geloven gekoppeld aan daden. Waakzaamheid is meer dan uitzien naar, maar vraagt om een actieve voorbereiding.
De gelijkenis over het Rijk der hemelen wil het waakzaam en voorbereid zijn benadrukken. Het is echter geen allegorie waarbij ieder onderdeel in het verhaal voor iets anders staat, maar het gehele beeldverhaal wordt gebruikt om de waakzame geloofshouding te onderstrepen. Het beeld van de bruiloft zelf is een beeld dat vaker in de Schrift voorkomt. Met name de oudtestamentische profeten gebruiken het om de relatie tussen God en Israël te duiden. Israël is de bruid van God. Herhaaldelijk vergeet de bruid haar bruidegom of gaat zelfs vreemd door andere goden achterna te lopen. Opvallend is dat de bruid in deze gelijkenis niet genoemd wordt. Het lijkt zelfs alsof de bruidsmeisjes zelf op de plaats van de bruid staan.
Toch is er natuurlijk gespeculeerd of de olie in de kruiken ook een beeld is. Augustinus ziet de olie als beeld van de liefde. Het gaat verder dan een exegetische uitleg toelaat: wil je voorbereid zijn op de komst van Jezus, dan is het nodig de liefde voor God en mensen in je hart te bewaren. En voorbereid zijn op de komst is uiteindelijk niet meer en minder dan ons dagelijks leven als leerlingen van Jezus.
Preekvoorbeeld
Iedere week organiseren we gespreksgroepen in de gevangenis. Tijdens een van de gesprekken vertelde een man dat hij nog niet lang geleden was getrouwd met een vrouw op wie hij in zijn jeugd al verliefd was geweest. Zij was een van de eerste meisjes op wie hij gevallen was. Maar dat had hij haar toen nooit durven vertellen. Hoe vertel je zoiets? Hij was ook bang dat ze hem zou afwijzen. En hij had van haar kant ook nooit gemerkt dat zij iets speciaals voor hem voelde. Toen ze elkaar, nu een jaar geleden opnieuw ontmoetten, bleek dat zij ook verliefd was geweest op hem. Van elkaar konden ze nog niet goed begrijpen dat hun sympathie en vriendschap destijds niet was uitgesproken. Het had al zoveel eerder een mooie relatie kunnen worden. Dan was hun beider leven heel anders verlopen. Hun conclusie: liefde komt van twee kanten, maar de tijd moet er rijp voor zijn.
Het evangelie waar we vandaag naar luisteren staat bekend als het verhaal over de vijf wijze en de vijf dwaze meisjes. Alle tien gaan ze de bruidegom tegemoet. En alle tien hebben ze een lamp bij zich. De ene helft van de meisjes heeft naast hun lamp ook nog extra olie in een kruik meegenomen. De andere groep heeft alleen de lamp bij zich. Het tekort aan olie gaat in het verhaal het grote verschil maken. Het duurt een hele tijd voordat de bruidegom komt opdagen. De meisjes vallen intussen in slaap. Als ze in de nacht wakker worden doen ze hun lampen aan. De vijf dwaze meisjes ontdekken dan dat hun olie bijna op is. Ze vragen de wijze meisjes hun olie te delen. Maar de wijze meisjes antwoorden: nee, want dan is er nog te weinig voor jullie én voor ons. Zoek liever een verkoper en koop zelf olie. De dwaze meisjes gaan nog op zoek naar olie, maar ze komen te laat op het bruiloftsfeest. De deur is dicht. De wijze meisjes zijn dan samen met de bruidegom naar binnen gegaan. Als later de vijf dwaze meisjes proberen binnen te komen krijgen ze als antwoord: ‘Ik ken jullie werkelijk niet.’
Het is een beetje vreemd, maar iedere keer als ik dit verhaal lees, roept het ergens een blokkade in me op. Ik heb er moeite mee dat de wijze groep lijnrecht geplaatst wordt tegenover de dwaze groep. De ene groep mag binnenkomen op het feest van de bruiloft, voor de andere groep blijft de deur gesloten. Stellen de wijzen zich niet te egoïstisch op? Hoe komt het dat de bruidegom zo streng is en geen medeleven betoont? Waarom komt er voor de dwazen geen tweede kans? Hoort dit verhaal wel thuis in het boek dat we woord van God noemen? In mijn oren klinken woorden van Jezus over zeventig maal zeven keer vergeven. En is de goede moordenaar niet welkom in het paradijs?
Wat me helpt om verder te komen is stilstaan bij mijn blokkade. Ik kan het moeilijk verdragen dat de deur voorgoed wordt dicht gesmeten. Niemand is perfect. We zijn allemaal onderweg, maken ondertussen fouten, krabbelen weer op en vervolgen onze weg. Geen mens zou hebben leren lopen als hij niet honderden keren was gevallen. Wat me ook helpt is afstand nemen. Het verhaal laten voor wat het is. Het laten bezinken en het later nog eens proberen te lezen met nieuwe ogen.
Wat me deze keer vooral verder bracht is het besef dat een parabel allereerst een vertelling is met de bedoeling ons iets te leren. Het bevat een waarschuwing, pas op! Jullie wachten op de komst van de bruidegom. Hij zal komen en de ontmoeting met hem zal plaatsvinden. Van gelovige mensen wordt waakzaamheid gevraagd. Maar dat is nog niet genoeg. Nodig is daarbij eveneens een actieve voorbereiding. Het ontwikkelen van een leerhouding. Wanneer we op vakantie gaan is het raadzaam om na te kijken of we de juiste bagage verzameld hebben. Eventueel nog een keer de paklijst nalopen om te controleren of we niet iets essentieels vergeten hebben. Zodat we met een gerust hart op weg kunnen gaan, wetend dat we adequaat zijn toegerust.
Het meenemen van een kruik extra olie door de wijze meisjes is een metafoor. Een expressie van een waakzame, alerte attitude die ze hebben verworven. Een geloofshouding die ze zich kennelijk hebben eigen gemaakt. En dat precies maakt het verschil in de parabel.
In de parabel zit een stuk tragiek verborgen. Hoe graag zouden de vijf dwaze meisjes niet de olie van de wijze meisjes krijgen? Een verworven geloofshouding is echter niet zomaar overdraagbaar, ook al zou je dat graag willen. Want ieder loopt zijn eigen geloofsweg en maakt daarin zijn eigen ontwikkelingsproces door. De geloofsweg die we gaan is voor ieder mens een persoonlijke zoektocht. Wie of wat houdt mijn lamp, mijn geloof, brandend? Waarin vind ik voldoening? Wat inspireert me en maakt me gelukkig? Maar ook omgekeerd: wat haalt me onderuit? Waar struikel ik over? Wat kost me veel energie? Waaraan loop ik leeg?
De parabel is een appel, een oproep, om onze authentieke, persoonlijke geloofsweg te (durven) gaan. Mét onze hele inzet en power. Vanuit verbinding met de diepe levensbron. De bron van ons levenslicht, die ons uiteindelijk zal brengen naar de bruidegom. Hij zal ons in de ogen kijken, ons paspoort in ontvangst nemen en zeggen: ‘Ik ken jullie wel. Kom binnen.’ Het identiteitsbewijs is de samenvatting van wie wij zijn geworden. Wie dit paspoort laat liggen zal bij de grens te horen krijgen: ‘Ik ken jullie werkelijk niet.’
In het donker ben je onzichtbaar. Wie zijn licht niet laat schijnen wordt in zijn diepte niet gekend. Dat overkwam de man in de bajes die pas jaren later zich durfde laten kennen aan zijn vrouw. In zijn jonge jaren werd hij te zeer geremd door schaamte en angst. De tijd moest er rijp voor zijn.
inleiding drs. Marc Brinkhuis
preekvoorbeeld Arie van Boekel