- Versie
- Downloaden 10
- Bestandsgrootte 108.42 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 15 februari 2025
- Laatst geüpdatet 15 februari 2025
2e zondag VT, C jaar, 16-3-2025
16 maart 2025
Tweede zondag van de Veertigdagentijd
Lezingen: Gen. 15,5-12.17-18; Ps. 27; Fil. 3,17(20)-4,1; Luc. 9,28b-36 (C-jaar)
Inleiding
Zowel in de eerste lezing als in het evangelie van deze tweede zondag van de Veertigdagentijd is sprake van een visioen waarin het onzegbare in beeld verschijnt. Ook al biedt een op God gericht leven geen zekerheid op een ‘rechtvaardig’ leven, geen garantie op een leven zonder lijden, Zijn onvoorwaardelijke trouw en betrouwbaarheid staan onomstootbaar vast.
Genesis 15,1-21
Genesis 15 is onder te verdelen in de verzen 1-11 en 12-21; in beide delen staan het nakomelingschap van Abram en het land dat JHWH hem zal schenken, centraal.
In het eerste vers richt JHWH zich in een visioen tot Abram met de woorden: ‘Vrees niet, Abram, Ik zal uw schild zijn. Uw loon zal zeer groot zijn.’ God staat op als zijn beschermer en biedt hem niet alleen veiligheid maar bovendien een vorstelijke beloning. Abram is echter niet onverdeeld blij, hij ziet geen enkel toekomstperspectief, want ‘U hebt mij geen nakomelingen geschonken, en een ondergeschikte zal mijn erfgenaam zijn’ (v. 3).
Daarop belooft JHWH hem opnieuw (vgl. Gen. 12) een talrijk nageslacht. Uitdrukkelijk vermeldt de verteller dat Abram geloofde in JHWH en dat zijn geloof hem als gerechtigheid is aangerekend (v. 6).
JHWH herhaalt niet alleen de belofte over het nakomelingschap van Abram, maar ook die over het land (Gen. 12): ‘Ik ben de Heer die u uit Ur in Kasdim, leidde om u dit land in bezit te geven’ (v. 7). Ondanks het kort tevoren beleden geloof van Abram vraagt deze nu toch naar zekerheid. JHWH draagt hem op om een aantal dieren te halen. De bezegeling van het verbond met betrekking tot het land en zijn grenzen vindt plaats volgens een oude ritus. Een driejarige koe, geit en ram, worden middendoor gesneden en de beide delen naast elkaar gelegd. Daarmee wil gezegd zijn: zoals die delen van de afzonderlijke dieren bijeen horen, zo verbinden zich de verbondspartners aan elkaar. En ook, mocht een van de partijen zich niet houden aan zijn verplichting, dan moge het hem vergaan als deze in stukken gesneden dieren.
Bij zonsondergang valt Abram in een diepe angstige slaap, waarin hem een blik op de toekomst van zijn nageslacht en die van hemzelf wordt gegund (vv. 12-16). Na zonsondergang gaan een rokende oven en een vurige fakkel tussen de stukken van de geslachte dieren door, een teken van de aanwezigheid van de Eeuwige, die zich éénzijdig garant stelt voor het verbond. De roofvogel staat symbool voor de onderdrukker van de nakomelingen van Abram die als vreemdeling en slaaf zullen wonen in een land dat niet van hen is. De (ongedeelde) tortelduif en gewone duif zouden de vrijheid symboliseren van de vierde generatie die met rijke bezittingen terugkeert in het beloofde land.
Uit de slotverzen 18-21 blijkt dat het in vers 1 genoemde loon bestaat uit het grote gebied voor Abrams nakomelingen.
Literatuur
Ron Pirson, Genesis. Belichting van het bijbelboek, ’s-Hertogenbosch 2005
Het verbond tussen de stukken, in Tenachon 1 (1987,4) 64
Filippenzen 3,1-4,1
Vanuit de gevangenis laat Paulus zijn gemeente een soort geestelijk testament na. Hij laat zijn leven de revue passeren, en nodigt de gemeente uit om te zien hoe diepgaand de invloed van Christus op zijn leven is geweest, hoe hij alles heeft prijsgegeven om ‘Christus te winnen en één te zijn met hem’ (vv. 8-9). Daarom roept hij de gemeente op om zíjn voorbeeld na te volgen en niet dat van de velen die zich als vijanden van het kruis van Christus gedragen.
Zie: Bert Jan Lietaert Peerbolte, ‘Filippenzen. Wat navolging verdient’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 90-95.
Lucas 9,28b-36
Deze perikoop staat aan het slot van het gedeelte in Lucas waarin Jezus optreedt als leraar en wonderdoener (4,14–9,50), maar grijpt ook al vooruit op wat volgt, Jezus’ reis naar Jeruzalem die in 9,51 begint.
Jezus maakt ruimte en tijd vrij om te bidden. Hij trekt zich voor dit doel geregeld terug op eenzame plaatsen, een voor volgelingen van Jezus belangrijke vorm van onderricht. Zo ook in de evangelielezing, waar hij met Petrus, Jakobus en Johannes de berg – bij uitstek de plaats voor een ontmoeting met de Eeuwige - opgaat om te bidden. Het verhaal over de ‘verheerlijking van Jezus op de berg’ (volgens een oude traditie is dat de berg Tabor) treffen we ook aan bij Matteüs en Marcus, maar alleen Lucas verbindt deze passage uitdrukkelijk met bidden.
In de voorafgaande verzen 18-27 gaat het om de vraag naar de identiteit van Jezus. Volgens de mensen is hij Johannes de Doper, Elia of één van de profeten, volgens Petrus de door God gezonden messias. Jezus legt de leerlingen het zwijgen op en spreekt in plaats daarvan over zijn aanstaande lijden, dood en opstanding en over het kruis dat zijn volgelingen op zich zullen moeten nemen (vgl. 9,44.51).
Die beide kwesties van de identiteit en het lijden, de dood en de opstanding van Jezus komen opnieuw terug in onze lezing. De aanwezigheid van Mozes en Elia maakt duidelijk dat Jezus werkelijk in de traditie staat van de Tora en de Profeten, hij is de messias. Alleen Lucas gaat inhoudelijk in op het gesprek tussen Jezus en de twee mannen. Mozes en Elia hebben beiden ervaren wat het betekent om profeet te zijn, om afgewezen te worden door het volk; Jezus staat eenzelfde lot te wachten. Het gesprek gaat namelijk over Jeruzalem, over het levenseinde van Jezus, zijn exodos zoals er letterlijk staat (v. 31). Dat woord roept natuurlijk het boek Exodus in herinnering dat beschrijft hoe het joodse volk onder leiding van Mozes de vrijheid tegemoet gaat, weg uit het slavenhuis Egypte. Door biddend zijn lot op zich te nemen, gaat Jezus zijn eigen heerlijkheid tegemoet. Petrus, Johannes en Jakobus, de latere steunpilaren van de eerste gemeenten, zien de luister die hem en de beide mannen omgeeft, de voorafbeelding van het Paasgeloof, de verrijzenis van Jezus. De stem uit de wolk, God zelf, maakt de identiteit van Jezus bekend zoals dat ook al aan het begin van Lucas bij de doop van Jezus gebeurde: ‘Dit is mijn uitverkoren zoon, luister naar hem’ (v. 35 vgl. 3,22). God zelf bevestigt dat Jezus bij Hem hoort, juist ook omdat hij de weg van het lijden in gehoorzaamheid en vertrouwen gaat. Daarom ook moet je naar hém luisteren, hém navolgen.
De wolk die hen overschaduwt, het opgenomen zijn in en deelhebben aan het goddelijke, boezemt de leerlingen diep ontzag in. Zij zwijgen ditmaal uit zichzelf over het gebeurde…
Preekvoorbeeld
Het is menselijk om te dromen van een betere wereld. We zouden al het verdriet van de wereld willen oplossen. Een wereld waarin het verdriet geleden is, en al het kwaad vergeten. Natuurlijk we hebben het over het algemeen goed. In Nederland zeker. Ook al zijn er politici die angst en twijfel zaaien. Persoonlijk kunnen we zware tijden beleven. Maar we wonen in een land, waar we naar de dokter kunnen als het nodig is, waar we goede wegen hebben en openbaar vervoer dat vaak beperkt is, maar wel functioneert. En toch zijn veel mensen bang. Bang dat ze kwijt zullen raken van wat nu vanzelfsprekend is.
Die angst is begrijpelijk. De wereld verandert in een hoog tempo. Het internet heeft de hele zaak op zijn kop gezet. We worden bestookt door allerlei berichten en soms is het verschil tussen een mening en een feit niet duidelijk.. Hoe moeten we een weg zien te vinden in deze warboel? Ons land en onze wereld verandert. Dat kunnen we niet tegenhouden. Er gebeurt veel waardoor mensen in de knel komen. In ons eigen land zijn er mensen die in knel zijn geraakt door de toeslagenaffaire. En in de wereld zijn er heel veel onschuldige burgers die te lijden hebben onder oorlogsgeweld. Het is begrijpelijk dat machteloosheid en angst ons soms in de greep houden. Maar wat helpt?
In het evangelie van vandaag hoorden we het verhaal van de gedaanteverandering. Jezus gaat de berg op om te bidden en neemt drie van zijn leerlingen mee. En als hij bidt verandert zijn gezicht, en zijn kleding wordt verblindend wit.
En met hem, alsof het de drie-eenheid is, zijn Mozes en Elia. Voor Jezus en zijn leerlingen zijn Mozes en Elia representant van het verbond dat God met zijn volk sloot. Wie aan Mozes en Elia denkt, denkt aan de beloften die God gegeven heeft.
Jezus verkeert dus in hoogwaardig gezelschap. De gebeurtenis wordt compleet als God zelf zijn zegen er op laat rusten: vanuit een wolk klinkt een stem: ‘Dit is mijn Zoon, de uitverkorene, luistert naar hem.’ Het is alsof we even een kijkje in de hemel krijgen.
De reactie van de leerlingen is daarom begrijpelijk. ‘Als gij wilt Heer zal ik hier drie tenten opslaan.’ Het is een begrijpelijke reactie. Petrus wil dit moment bewaren. Zo moet het zijn. En toch... Petrus laat door die opmerking zien dat hij niet snapt wat er gebeurt. Want Mozes en Elia verwijzen niet alleen naar de hemel, maar wijzen ook de weg van Jezus naar Jeruzalem. Ze wijzen vooruit naar zijn lijden en sterven. Het prachtige visioen dat de leerlingen zien is niet voor nu, het is een blik op een betere wereld.
Dromen van die betere wereld doen we omdat we het lijden zien en soms ook zelf meemaken. Dromen van een betere wereld doen we omdat deze wereld nog niet goed is. Dromen van een betere wereld kan ons ook kracht en hoop geven.
Even voor het verhaal van de gedaanteverandering staat het verhaal dat de spiegel is van dit verhaal. Jezus vertelt dat hij naar Jeruzalem moet om te lijden en ter dood gebracht te worden. Petrus protesteert. ‘Nooit in der eeuwigheid zal dit gebeuren.’ Maar Jezus wijst hem terecht: ‘Wie mijn volgeling wil zijn moet mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen.’ Pijn en belofte staan vlak bij elkaar.
Lijden op zich heeft geen zin en is nergens goed voor, maar dat wil niet zeggen dat we door het lijden niets kunnen leren. Ook door te lijden kun je soms wijzer worden.
Het is Veertigdagentijd, vroeger noemden we dat vastentijd. Ergens vind ik het jammer dat we dat woord niet meer gebruiken. Het had inhoud, het ging ergens over. Het was een tijd waarin we ons bewust beperkten. Maar laten we het ook niet mooier maken dan het is. Achteraf lijkt het soms of het in die tijd vooral over het vasten zelf ging. En dat is de bedoeling niet, vasten moet een hulpmiddel zijn om je te bezinnen op je leven, op wat je van je leven maakt. Vasten is geen doel op zich. Net zoals naar de kerk gaan geen doel op zich is, maar een hulpmiddel om niet te vergeten waar het in het leven om gaat.
De Veertigdagentijd is een tijd van bezinning en inkeer. Wie ben ik, waar sta ik en wie ben ik voor andere mensen? Als ik in een in een spiegel kijk, ben ik degene die ik wil zijn? Nu hoeven we ons zelf niet slechter voor te doen dan we zijn. Over het algemeen zijn we niet zo slecht. We zijn meestal een mengelmoes van goed en kwaad. Echt door en door slecht zijn de meesten van ons niet, net zomin als we echt door en door goed zijn. We hangen er een beetje tussen in. En daarom is het goed om ons te bezinnen op onszelf. Op ons eigen handelen, ons eigen gedrag. We mogen proberen ons te vernieuwen, te verbeteren. We mogen nadenken over de vraag of we in overeenstemming leven met wie we zijn. Of we oog hebben voor de mensen om ons heen. En ik denk dat het daarover gaat in de Veertigdagentijd. Wie ben ik voor een ander. Laat ik de ander in zijn waarde? Geef ik hem de aandacht die hij verdient?
Maar er is ook een andere kant: Durf ik te accepteren dat ik niet alles kan? Durf ik toe te geven dat ook ik mijn grenzen heb? Durf ik toe te geven, dat ik fouten maak? Durf ik te accepteren dat mijn lichaam beperkingen heeft zeker als ik ouder ben? Anders gezegd durf ik toe te geven dat ik een mens ben met beperkingen en geen God die alles in de hand heeft?
Kan ik accepteren dat ik niet alles in de hand heb. Dat er grenzen zijn aan mijn mogelijkheden. We kunnen de oorlogen niet stoppen. We kunnen hoogstens opkomen voor gerechtigheid en vrede. We kunnen proberen niemand buiten te sluiten, maar met mensen van goede wil op zoek gaan naar wat goed is en mogelijk is.
Op de berg verandert Jezus voor het oog van zijn leerlingen. Zijn gelaat wordt wit als sneeuw en naast hem staan die twee andere mannen van God: Mozes en Elia. En in dat beeld van die drie mannen zien we niet de realiteit van alledag, maar een belofte en hoop voor de toekomst. Het verhaal van de gedaanteverandering laat ons zien dat ondanks alles wat er misgaat in deze wereld er ook een lijn ten goede is. Want met Jezus is het verhaal niet ten einde. Geloven in Jezus is betekent ook dat we openstaan voor de belofte van een betere wereld. Een wereld waar er een plaats is voor iedereen.
inleiding dr. Yvonne v.d. Akker-Savelsbergh
preekvoorbeeld drs. Frans Broekhoff