2e zondag Pasen, A jaar, 16-4-2023

By 10 februari 2023 No Comments
[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 57
  • Bestandsgrootte 116.35 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 10 februari 2023
  • Laatst geüpdatet 10 februari 2023

2e zondag Pasen, A jaar, 16-4-2023

16 april 2023
Tweede zondag van Pasen

Lezingen: Hand. 2,42-47; Ps. 118; 1 Petr. 1,3-9; Joh. 20,19-31 (A-jaar)

 

Inleiding 

Johannes 20,19-31
Eerst zien, dan geloven, zegt het spreekwoord. ‘We hebben de Heer gezien’, getuigen Maria Magdalena (20,18) en de andere leerlingen (20,25). Zien en aangesproken worden, dat is wat bij hen, net als bij Tomas, tot geloof leidt. Want als hij de wonden van de Gekruisigde ziet, en door hem uitgenodigd wordt om te geloven, kan ook Tomas tot geloof komen. Maar wie de getuigenis van de eerste christenen hoort, zal ook zonder het zien van de Verrezene tot geloof moeten komen. Zalig wie niet zien, en toch geloven.

Zien, geloven en getuigen
Het is heel menselijk te denken dat mensen geloven op basis van wat ze met eigen ogen hebben gezien. Maar is het wel zo? Een grote menigte was aanwezig bij het teken van de vijf broden en twee vissen. Ze zagen wat er gebeurde, en ze kwamen tot de overtuiging dat Jezus de profeet is die naar de wereld zou komen (Joh. 6,14). Maar over diezelfde mensen zegt Jezus dat ze met alles dat ze hebben gezien toch niet tot geloof zijn gekomen (Joh. 6,36). Er is méér nodig dan zien, en gelukkig zij die niet gezien hebben en toch geloven. Het vergt een groot vertrouwen in God. Vergelijk met Abraham, die vertrouwt op een goddelijke belofte van een talrijk nageslacht, tegen alle waarschijnlijkheid in.

Voor Johannes zijn God en Jezus zo nauw verbonden dat vertrouwen op Jezus en geloven in God hand in hand gaan. Niemand heeft God ooit gezien, verklaart de evangelist in Johannes 1,18, maar de enige Zoon heeft hem doen kennen. Wie Jezus ziet, ziet de Vader (14,9). Jezus getuigt levenslang over zijn Vader, in woord en teken. Als Jezus zelf vermoord wordt op het kruis, valt dit levende getuigenis weg. Het getuigen moet doorgaan via de andere kinderen van God, die uit God geboren zijn (Joh. 1,12v).

Dominus et deus
Tomas staat bekend als de ongelovige, omdat hij eerst wil zien en dan pas geloven. Maar men zou hem minstens even terecht de onbevreesde kunnen noemen. Tomas is aanvankelijk niet bij de leerlingen die zich verbergen uit schrik voor de joden, en als hij met eigen ogen ziet dat de kruisiging niet het laatste woord heeft, komt hij tot een geloofsbelijdenis die alle angst voor mogelijke consequenties van zich afwerpt.
‘Mijn Heer en mijn God’ zegt Tomas, als de Verrezene hem uitnodigt om de wonden te zien en te betasten. Het is de meest verregaande geloofsbelijdenis die het Johannesevangelie rijk is. Het gaat nog verder dan het getuigenis van Johannes de Doper dat Jezus Gods Zoon en het lam Gods is (1,34.36). Tomas spreekt Jezus aan met de eretitels die de Romeinse keizers zich graag lieten welgevallen. Hiermee wijst hij de keizerlijke aspiraties af en erkent Jezus’ weg, compleet met leven, lijden, dood én opstanding als het meest gezaghebbende en leven biedende pad in het Romeinse rijk. Niet de ‘pax Romana’ maar de ‘pax Christi’ heeft het laatste woord. Niet de vrede van de overheersers die alle verzet met geweld neerslaan, maar de vrede van de Verrezen Gekruisigde komt tegemoet aan de vraag om te mogen ervaren dat dwars doorheen het lijden en de dood er toch toekomst is. Voor de toehoorders van het evangelie is dat een grote uitdaging. Intussen heeft Rome immers met man en macht elk messiaans verlangen proberen uit te roeien, en is Jeruzalem, als economisch en religieus centrum met de grond gelijk gemaakt. En dan zeggen dat niet de keizer, maar een dodelijk mishandelde jood Heer is, en God? Het daagt de toehoorders uit om zelf ook positie te kiezen: vertrouwt men op mensen, op mannen met macht? Of op een God, wiens trouw tot in eeuwigheid duurt, de overwinning geeft aan wie vertrouwt, leven in plaats van dood (Ps. 118,8v.14.19)?
Een bijzonder gevaarlijke uitspraak is dat, ook al binnen het verhaal over Jezus en zijn leerlingen, die leefden in een samenleving waar men liever één man opoffert uit schrik dat anders het hele volk ten onder gaat (11,50). Het is niet voor niets dat de leerlingen zich opsluiten uit schrik voor de joden, zelfs nadat ze de Verrezene hebben ontmoet.

Vrees voor de joden
Met ‘de joden’ verwijst de auteur van Johannes behalve naar de joden in het algemeen vooral naar een kleinere gezaghebbende groep van leidende figuren, die nauwlettend nieuwe bewegingen in het oog houden: van Johannes de Doper (1,19) tot de Jezusbeweging. Ze verwachten van Jezus een bewijs dat hij gemachtigd is om profetisch alle verkopers en geldwisselaars de tempel uit te drijven (2,18), eisen een strikte opvolging van de regels uit de Tora: geen bed dragen op sabbat (5,10). Wie op sabbat geneest, vervolgen ze en zoeken ze te doden als het in hun ogen een aanmatiging is waarmee men zichzelf de gelijke van God acht (5,16vv; vergelijk 8,59; 10,31vv, 19,7). Het zijn de joden die Jezus bij Pilatus brengen omdat zij niet gemachtigd zijn iemand ter dood te veroordelen, en die diens voorstel afwijzen om Jezus vrij te laten (18,31.40).
Deze leidende groep joden focust niet enkel op Jezus, maar ook op zijn volgelingen: wie Jezus als Messias belijdt, wordt verworpen uit de gemeenschap (9,22). Als vele joden in Jezus geloven omwille van de opwekking van Lazarus, zoeken hun oversten ook Lazarus te doden (12,10v). Het is uit vrees voor die groep joden dat ook Jozef van Arimatea in het verborgene een leerling is van Jezus (19,38).
Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de leerlingen zich na de moord op Jezus achter slot en grendel verbergen, ook al hebben ze van Maria Magdalena een getuigenis gehoord over de Verrezene, en al hebben ze hem met eigen ogen gezien. De deuren blijven gesloten. Van achter die gesloten deuren kunnen ze hun zending echter niet vervullen. Dat vraagt om de durf om vanuit de blijdschap om de ontmoeting met de Verrezene, zijn weg verder te zetten. Zoals volgens het scheppingsverhaal de mens een levend wezen werd door het inblazen van de Geest, zijn zij door de gave van de Geest (20,22) herschapen, krijgen zij deel aan een leven ondanks de dood, worden zij gezonden om van Jezus te getuigen (zie 15,26). Misschien heb je dan nood aan iemand als Tomas, die niet gelooft als je het lijden niet ook in het getuigenis van leven zichtbaar houdt, maar ook durft doordenken over wat dit ten einde toe betekent.

Handelingen 2,42-47 – Een nieuwe gemeenschap
De auteur van Lucas-Handelingen beschrijft het ontstaan van de nieuwe gemeenschap na de dood en verrijzenis van Jezus, waar mensen op basis van het getuigenis van de leerlingen tot geloof komen. Het ideaalportret van dat eerste samenleven (Hand. 2,42-47) strookt niet met wat we uit het vervolg van Handelingen en uit andere bijbelse geschriften weten over de discussies rond de heiden-christenen, over de spanningen tussen rijk en arm. Het geeft wel de opdracht aan van wie tot geloof komen op getuigenis van Jezus’ leerlingen om samen gemeenschap te blijven vormen waar ieder mens kind van God is, en er dus geen tekort is, wel eensgezindheid, vreugde, samen bidden en vieren in lofprijzing.


Preekvoorbeeld

Op de achtste dag na Pasen, de tweede zondag die de eerste christenen vierden, waren de leerlingen van Jezus bijeen. Het geloof in de verrijzenis van de Heer moest nog meer concreet worden in hun leven. Vooral één van hen, de apostel Tomas, kon die boodschap van Pasen niet geloven. Hij was er ook niet bij geweest op Paasmorgen. Maar nu is hij erbij en mag hij de levende Heer zien en aanraken, waardoor ook hij kan geloven. Laten wij vandaag bidden om dat geloof, dat ook wij onder de moeilijke omstandigheden van het leven, toch vertrouwen op de kracht van de verrezen Heer. Broeders en zusters, erkennen we in stilte onze zonden…

De afgelopen week, met Pasen en in de dagen daarna, bereikten ons heel wat tv- en internetbeelden van de gebieden waar mensen lijden. Even dringt het tot ons door, de pijn, de doodsangst, het verdriet van zovele mensen, ook in deze Paasweek. Wij vierden Pasen, we zongen alleluia, maar de schaduw van de wereld waarin het miserere niet ophield, die schaduw week toch geen moment. Pasen vieren, feest van opstanding en leven, in een wereld van vernieti­ging en dood. Hoe kun je geloven in Gods kracht, als je alleen maar menselijke zwakheid ziet? Hoe kun je geloven in de overwinning van de liefde, als je zoveel haat en boosheid en onverschilligheid ziet? Of is geloven een kwestie van je ogen sluiten voor de werkelijkheid? Geloven in dromen, in een illusie, een roze bril op?

De leerlingen waren op Paasmorgen bij elkaar, angstig, achter gesloten deuren. De manier waarop Jezus gestorven was, de pijnlijke marteling van zijn kruis, had diepe indruk gemaakt. Ze waren bang dat zij nu aan de beurt waren en van hun vertrouwen, hun enthousiasme, hun vurig­heid, was niet veel over. En toen, zo vertelt het evangelie, was er iets dat hun gesloten samenzijn doorbrak. Plotseling was Jezus zelf in hun midden en hij groette hen met zijn vrede: Sjalom, vrede zij met jullie. Ze waren natuurlijk verbijsterd, maar er gebeurde iets met hen, ze ervoeren een onverwachte vrede, want voor hun ogen veranderd het perspectief opeens totaal. Niet meer de lijdende, niet meer die verschrikkelijk beschadigde mens, maar een stralende, nieuwe gestalte. Opeens drong tot hen door dat hij niet verloren, maar gewonnen had. We kunnen, denk ik, deze vertelling over Jezus’ verschijning op twee manieren opvatten: enerzijds letterlijk, namelijk dat de verrezen Jezus op een nieuwe manier bij zijn leerlingen aanwezig is, niet meer het oude gestorven lichaam, maar een nieuw bestaan dat niet tegengehouden wordt door dichte deuren. Hij is er werkelijk, met zijn liefde, zijn vrede en zijn vergeving. Anderzijds is er een meer symbolische, geestelijke uitleg. Die dichte deuren slaan dan op onze geest, waarmee we ons afsluiten voor zijn aanwezigheid. We hebben zoveel moeilijkheden, er is zoveel in ons dat zich verzet tegen geloven in de verrijzenis: niet alleen het lijden en het kwaad in onze wereld, maar ook onze eigen kleinheid en ons egoïsme.

Daarom is het ook zo belangrijk dat in deze lezing Jezus naar zijn wonden verwijst, de verwon­dingen in zijn handen en voeten en in zijn zijde. Als later Tomas komt, die er eerst niet bij was, spreekt hij daar ook over als het belangrijkste herkenningsteken. Als ik niet in zijn handen de tekenen van zijn nagelen zie, en in zijn voeten, en de wond in zijn zijde, als ik dat niet zie en voel, dan kan ik niet geloven. Het gaat hierbij niet om willekeurige herkenningstekenen. Het gaat erom dat Pasen niet zonder Goede Vrijdag kan, dat Christus’ verrijzenis, bij zijn lijden hoort, als Gods opwekking van deze mens die gehoorzaamheid leerde in het lijden en trouw was tot op de dood aan het kruis. Pasen wordt een oppervlakkig triomfalisme als wij de lange weg van pijn en eenzaamheid, van bloed en tranen vergeten, die Jezus gegaan is. Tomas was dat alles nog niet vergeten. Ik wil geloven in zijn verrijzenis, zegt hij, maar niet zonder de tekenen die vertellen van zijn inzet en zijn overgave en zijn liefde.
Wij worden uitgenodigd te geloven, juist ook in het gezicht van het lijden. Het lijden van de getroffenen in de gebieden van oorlog en honger. Maar ook ons eigen lijden. Wie mijn leerling wil zijn, moet zijn kruis opnemen en mij achterna gaan, heeft Jezus ooit gezegd. Is er in ons eigen leven een handicap die een zware last vormt? Is er verdriet omdat de dingen in huwelijk en gezin soms zo anders gaan dan je had gehoopt? Is er een nieuwe taak, een nieuwe opdracht die op je wacht waarvan je niet weet of je daarvoor de moed en de kracht zult hebben? Heb je van de dokter onrustbarende berichten gehoord? Moet je opnieuw een behandeling ondergaan? Hoe moeilijk het ook kan zijn, sommige vormen van lijden kunnen je helpen om dichter bij God te komen, om iets te leren van wat Christus ons voor heeft geleefd op zijn lijdens­weg. Jullie zullen juichen, zegt de apostel Petrus, ook al heb je nu nog te lijden onder allerlei beproevingen. Die kunnen soms ook helpen om je geloof sterker te maken of om de waarde ervan duidelijker te zien.

Zijn we niet allemaal leerlingen in zijn school van liefde en toewijding en moed en vrede en vreugde? En wat is het dan goed en ontroerend dat we merken er niet alleen voor te staan: dat er gelukkig mensen om ons heen zijn die een stukje meegaan en die steun en warmte geven. De eerste lezing vertelt zo ontroerend over hoe de eerste christenen hun bezit met elkaar deelden en eensgezind waren. Zo wordt Pasen immers concreet: in de liefde van zorgzame medemensen mogen we de levende Heer dicht bij ons weten. Ook in de vluchtelingenkampen, in de hongergebieden en bij de oorlogsslachtoffers is Hij aanwezig. Juist waar mensen onder moeilijke omstandigheden elkaar tot steun zijn, voelen velen de hand van God; Hij heeft ons in de verrezen Heer immers beloofd altijd bij ons te zijn, alle dagen, tot aan het einde der tijden. Waar mensen in hoop en vertrouwen bidden, waar mensen zich in liefde voor elkaar inzetten, daar komt de kracht van zijn verrijzenis ons te hulp.

De Paaskaars die vandaag in ons midden brandt en die vorige week in de Paasnacht aan het nieuwe vuur ontstoken werd, vertelt het verhaal van Pasen, zijn lichtende aanwezigheid, dat hoopvolle teken. Maar de priester stak er in de Paasnacht ook de vijf nagels in, de tekenen van de heilige en glorievolle wonden van Christus. Zijn overwinning ging niet buiten zijn lijden om, in liefde aanvaarde hij de weg, die de Vader hem wees. Zo zal het ook bij ons zijn: als wij de moeilijkheden en de pijn en de zorg op ons nemen in liefde en hoop en vertrouwen, dan zal ook voor ons het Paaslicht blijven stralen.

inleiding dr. Ine Van Den Eynde
preekvoorbeeld dr. Johan te Velde OSB