- Versie
- Downloaden 48
- Bestandsgrootte 300.71 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 15 december 2020
11 april 2010
Tweede zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 5,12-16; Ps. 118; Apok. 1,9-11a.12-13.17-19; Joh. 20,19-31 (C-jaar)
Inleiding
Tomas, de kritische gelovige
Handelingen over de gemeenschap
In het A-jaar horen we Lucas op deze zondag van beloken Pasen in zijn boek Handelingen spreken over de band met de tempel en de liturgie: ‘Eensgezind gingen ze naar de tempel en braken het brood in een of ander huis’ (Hand. 2,42-47); in het B-jaar gaat het over de consequentie van het leven met de Messias in het dagelijks leven, de trouw aan elkaar, de vriendschap, de opdrachten van God, de diaconie (Hand. 4,32-35).
In dit C-jaar lezen we weer uit het boek Handelingen en wel over de opvallende uitbreiding van de christelijke gemeenschap. Dat lijkt heel goed bij Tomas te passen die volgens de traditie zelfs tot in India toe het geloof verkondigde. Hij is dus meer dan de ongelovige, daarover straks meer.
Genesis klinkt mee
Wij hebben het in Amsterdam ooit gewaagd om vanaf Pasen in het C-jaar als eerste lezing een continua lezing uit Genesis te nemen. We begonnen – uiteraard in de Paasnacht – met Genesis 1. Vandaag komen we dan terecht bij Genesis 2, de schepping van Eva uit de zijde van Adam. En we zien dan Tomas die zijn hand wil leggen in Jezus’ zijde. De lezing van Kaïn en Abel (de onschuldige herder) klinkt dan op de zondag van de Goede Herder; op Pinksteren de toren van Babel etc. Dit project hebben we ooit uitgewerkt in ons boek: ‘In het Leerhuis van Lucas.’
De beginsituatie van Johannes 20
In de paradijstuin staat het graf wijd open. De nieuwe Heer van de tuin openbaart zich aan Maria (Joh. 20,11-18). Onmiddellijk na het verhaal van deze ontmoeting volgt het evangelie van vandaag. Het begint bij het angstige gezelschap in de bovenzaal. De boodschap van de bevrijding is tot hen nog niet doorgedrongen. Voor hen was het graf nog dicht en de God, die de graven openbreekt (Ez. 37,13) en de doden opwekt, ver weg.
De eerste dag
De paaspelgrims hebben de heilige stad verlaten zonder het goede bericht te hebben gehoord. Op eigen kracht kunnen de elf de slag niet te boven komen. Hun hoop is vervlogen, hun beenderen zijn verdord. Uit angst voor de buitenwereld waren de deuren gesloten. In de tekst staat kortweg: ‘angst voor de judaioi.’ Te gemakkelijk vertaald met ‘joden.’ Beter is: ‘de Joodse leiders’ of neutraler: ‘de Judeërs.’ Het groepje daar bijeen bestaat immers ook (uitsluitend) uit joden. In het evangelie van Johannes worden later ontstane tegenstellingen tussen joden die Jezus aanvaarden en de joden die dat niet doen, zwaar aangezet. De eindredacteur zal daar wel de hoofdschuldige van zijn, zonder ook maar in de verste verte te hebben kunnen vermoeden, hoe men later zijn teksten zou kunnen misbruiken. Jezus is gekomen om Israël te herstellen. Als kernkabinet had hij de twaalf aangewezen (nu tot elf gereduceerd). Door te vertellen over de gesloten deuren benadrukt het evangelie dat een ingreep van Godswege nodig is, van buitenaf. En die komt. Een Messias is niet te blokkeren. Hij komt om zijn vrienden op te richten. Vandaar zijn eerste woord ‘Sjalom!’ Niet zomaar ‘goedenavond’, maar een aankondiging van de Vrede die blijven zal. In de liturgie heet dat de vrede ‘die wij zelf (nog) niet kunnen maken.’ Geen verwijt dus, geen aanklacht maar verkondiging van het evangelie. Het oude is voorbij, er is een nieuw begin.
De adem van de Geest
In Genesis 2,7 werd de adem van het leven in Adams neus geblazen, deze elf mensen zijn de deelgenoten aan het leven van de Adam van de Messiaanse tijd. De Geest wordt over hun verdorde beenderen (Ez. 37,9) geblazen, ze komen tot leven. Ze komen tot leven door een opdracht: ‘zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie’ (v. 21). Ze zullen als sjaliach (gezondene, in het Grieks apostolos) er op uit worden gestuurd. Ze zullen weer zien als de blindgeborene, wie in de vijver Siloam de schellen van de ogen vielen, en handelen als messiaanse mensen, als complotgenoten van de Messias. Hun opdracht is het volk te helen en ook te bekritiseren: ‘wier zonden gij vergeeft, hun zijn ze vergeven, wier zonden gij niet vergeeft, hun zijn ze niet vergeven.’ Dat betekent geen controle over de braafheid en de al of niet passende levenswandel die Jezus hun toevertrouwt. Het gaat over de opbouw van een nieuwe mensengemeenschap. Dit alles speelt zich af op de avond van de eerste dag der Week. Pasen en Pinksteren vallen bij Johannes op één dag.
De achtste dag
‘Na acht dagen’ wil meer zeggen dan ‘een weekje later.’ De voltooiing van onze diepste dromen kan aan de orde komen op de achtste dag. De zevende dag gesublimeerd! De belangrijke man die op die achtste dag een hoofdrol lijkt te gaan spelen is Tomas, de zogeheten tweelingbroer, één van de twaalf. Hij staat bekend als ongelovig en dom, maar er is nog wel meer aan de hand. Wie representeert hij? De mens in zijn gespletenheid? De mensen van later die niet het eerste Paasbericht gehoord hadden? De mensen van Israël, het officiële jodendom, die ten slotte zullen aanvaarden dat Jezus, de geëxecuteerde Messias, de koning zal zijn van de nieuwe wereld? Wat horen we allemaal niet dankzij hem! Bijvoorbeeld dat Jezus, de gewonde, gehavende, vermoorde mens, de Messias is. De Messias is geen koning die in glamour geopenbaard wordt, maar in solidariteit met de lijdende. ‘De Messias zal als een bedelaar zichtbaar worden aan onze poort,’ zeggen de joodse bronnen. Dat verkondigt ons de gelovige Tomas.
Wie de Messias echt is
Tomas wil zijn wonden zien, zijn solidariteit als het ware keuren. En hij wil ook zijn handen leggen in de zijde. In het oude missaal was de eerste lezing uit de eerste brief van Johannes (5,4-12). Een wonderbaarlijk stuk over ‘geest, water en bloed’, dat in zijn beeldspraak herinnert aan het evangelie van Jezus’ sterven wanneer een soldaat zijn zijde opent en ‘terstond kwam er bloed en water uit’ (Joh. 19,34). Tomas wil zijn hand leggen in die zijde die geopend was. De doorstokene (waarover Zacharia 12,10 spreekt), de nieuwe Adam zal hij aanschouwen. Uit Adams zijde werd de vrouw genomen. Uit Jezus’ zijde kwamen water en bloed, tekenen waarmee de gemeenschap rond hem bijeengehouden zal worden. Deze Adam ging door de diepste slaap heen en mag daarom genoemd worden ‘Mijn Heer en Mijn God.’ Zo ziet Tomas geen gemartelde meer, hij ziet de nieuwe Adam die zijn zijde geopend heeft en die zijn bruid aan zijn zijde zal ontmoeten, de nieuwe Eva, zijn gemeenschap. De achtste dag is op deze wijze de dag van de voltooiing. De kerkgemeenschap mag wakker worden. We mogen vandaag de Apokalyps van Johannes al laten meeklinken. Een krachtige stem roept Johannes op de zeven kerken van Klein-Azië de boodschap van de Messias te gaan horen, actief te worden en de woorden te gaan doen.
Tomas de gelovige
‘We hebben hem gezien’ kraaiden de leerlingen enthousiast na de eerste Paasdag. Tomas geloofde het niet. Waarom niet? Was hij een ongelovige zoals er tegenwoordig zovele zijn, of misschien een agnost, iemand die het allemaal niet zo goed weet en daarom maar liever buiten schot bleef?
Neen, Tomas was verbijsterd, omdat de leerlingen zeiden hem gezien te hebben en – en nu komt het – geen steek bleken te zijn veranderd. Als zij werkelijk dezelfde Heer die gekruisigd was en gestorven weer levend zouden hebben teruggezien, zouden ze zich toch wel anders gedragen hebben? Maar neen, Tomas trof bij thuiskomst een totaal versufte kerk aan, geen propaganda voor de levende Heer. De Heer die later vragen zal: ‘Ik was hongerig, heb je mij gespijzigd?’ (Mat. 25). Van buitenkerkelijken horen we vaak kritiek. Waarom kunnen ze niet geloven? Omdat degenen die zeggen dat ze de Heer hebben gezien, degenen die zeggen christen te zijn, geen duidelijk engagement vertonen. Tomas wel: de gelovige Tomas zal zijn roeping vorm gaan geven: tot in India toe.
Over India gesproken: Ghandi, de grote Indiase leider zei eens: ‘ik zou graag in Jezus willen geloven, maar omdat de christenen mij zo weinig duidelijk voorleven wie hij was en onderling zo verdeeld zijn, kan ik er niet achter komen wie Jezus is.’ Zou Tomas’ werk daar voor niets geweest zijn?
Ten slotte
Laten we om te beginnen ophouden Tomas ongelovig te noemen en zoeken naar nieuwe vormen van engagement en solidariteit met de armen.
De achtste dag, vandaag, is – als het goed is – de dag van de voltooiing: de kerkgemeenschap (en dat zijn wij) mag wakker worden.
Preekvoorbeeld
Als je pas een dierbare verloren hebt, ook al kwam dat niet helemaal onverwacht en was het voor die ander een verlossing uit zijn of haar lijden, het kan je een verdoofd gevoel geven. Je kunt nog nauwelijks beseffen dat je die ander die zo bij je leven hoorde, nooit meer in levenden lijve zult zien. Het is alsof hij elk moment kan binnenkomen. Zo ongeveer moet het bij de leerlingen van Jezus ook geweest zijn. Verdoofd door alles wat ze hebben meegemaakt met hem – zijn lijdensweg, zijn sterven – zitten ze bij elkaar, bang voor de buitenwereld en misschien wel bang voor het leven zonder hem die hen de weg wees. En dan is hij daar weer. Zo ineens staat hij voor hen. Hij begroet hen met een vertrouwd woord: vrede. Of ze dan al beseffen dat hij het echt is ? Hebben ze hem herkend door wat ze zagen of door zijn woorden? Mochten ze op dat moment nog twijfelen – dan toont Jezus hen zijn wonden: kijk maar, Ik ben het. En dan blaast hij over hen. Hij blaast hun nieuw leven in, zoals JHWH eerder dorre beenderen met de wind van zijn adem nieuw leven inblies en, nog eerder, de uit aarde gevormde Adam met zijn levensadem tot een levend mens blies. Jezus geeft zijn leerlingen met de wind van zijn adem een opdracht. ‘Ga van hier, doe iets met het leven dat ik jullie geef.’ Zoals Adam aan het begin stond van een mensengemeenschap, zo staan zij aan de basis van een nieuwe gemeenschap. Een gemeenschap die nog opgebouwd moet worden, door mensen te vergeven en een nieuwe kans te geven. Maar kennelijk heeft die boodschap tijd nodig om door te dringen. Zo makkelijk pakken ze het leven en hun opdracht niet op. Als Tomas, die er niet bij was toen Jezus kwam, hun verhaal hoort, is hij dan ook niet overtuigd. Ze hebben met hun ogen iets gezien, maar heeft dat hen ook van binnen geraakt? De Geest lijkt over hen heen te zijn geblazen, maar hun binnenste niet bereikt te hebben. Want ze vertonen nog geen echte levenstekenen. Als ze acht dagen later weer bij elkaar zijn, is Tomas er wél bij. Voor Jezus een uitgelezen kans om zijn aanwezigheid nu letterlijk voelbaar te maken en het hele stel wakker te schudden. Hij confronteert niet alleen Tomas met zijn weigering te geloven in het nieuwe leven, nee, hij geeft ook de anderen stof tot nadenken. Want zij waren er wél bij, toen Jezus hen voor het eerst verscheen, maar het verschil is niet te merken. En zouden zij anders hebben gereageerd dan Tomas als ze het verhaal ook alleen maar van horen zeggen zouden kennen?
Tomas is een sleutelfiguur, die de overgang van een passief geloof naar een levend en geleefd geloof bewerkstelligt. Door zijn houding gaan ook de anderen over tot een leven dat een overtuigend voorbeeld is. Ze brengen heil en genezing onder de mensen, en bevrijden hen van al hun kwelgeesten, zo lezen we in de Handelingen van de apostelen. Dat zijn voorbeelden die aanspreken, daarmee trek je mensen aan. Dat is een goede pr, zouden wij zeggen, dat verkoopt. Dan willen mensen wel bij je horen, en net zo doen als jij. Elke tijd kent zijn eigen ziekten en kwelgeesten, en altijd is er dan de roep om bevrijding – en om mensen om die te bewerkstelligen.
Johannes heeft de tekenen die Jezus deed opgeschreven. En ook het visioen dat hij later kreeg, schreef hij op. Hij kreeg daar zelfs opdracht toe – gelukkig maar. Nu kunnen wij de sleutelfiguren herkennen die ons wakker kunnen schudden uit onze passiviteit en die de frisse wind van de geest laten waaien.
Bang zijn hoeft niet meer – de tijd is rijp om deuren en ramen wijd open te zetten – en ons geloof vrij en blij te léven. Wie weet hoe heilzaam dat gaat uitwerken…
Hein Jan van Ogtrop, inleiding
Lida Koedooder, preekvoorbeeld