- Versie
- Downloaden 48
- Bestandsgrootte 381.15 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 26 juli 2019
- Laatst geüpdatet 23 januari 2021
1 mei 2011
Tweede zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 2,42-47; Ps. 118; 1 Petr. 1,3-9; Joh. 20,19-31 (A-jaar)
Inleiding
Eerste schriftlezing: Handelingen 2,41-47
Het bijbelboek Handelingen – het vervolg op het evangelie volgens Lucas – is het verhaal van een serie bewegingen: van Jeruzalem naar Rome, van de joden naar de heidenen, van Petrus naar Paulus. De auteur van Handelingen die we met de traditie het beste Lucas kunnen noemen, spreekt van de middelpuntvliedende dynamiek die het jonge christendom voortbeweegt.
Handelingen 2,1-47 is als een aparte verhaaleenheid te beschouwen die gecentreerd is rond het thema van de heilige Geest, de aangekondigde belofte van de Vader (1,4.8):
- 2,1-13 Pinksteren en de uitstorting van de heilige Geest
- 2,14-40 toespraak van Petrus
- 2,41-47 het leven-in-de-geest van de gemeenschap (koinoonia)
In vers 41 van onze perikoop staat de reactie van ongeveer 3000 mensen op de verkondiging (het woord) van Petrus (2,14-40): zij aanvaarden zijn woord en laten zich dopen tot leerling van Jezus Christus. De verzen 41 en 47 vormen een inclusie: het aantal leerlingen – geredden – wordt door de Heer dagelijks uitgebreid.
In de verzen 42-43 gaat het over de mensen die zich op het woord van Petrus hebben bekeerd. Zij lernen in het leerhuis van de apostelen, waarin zij aan de hand van Thora, Profeten en Geschriften wegwijs gemaakt worden in het onderricht (didaché) van Jezus Christus (Luc. 24, 27.44). Zij vormen een gemeenschap met elkaar (koinoonia), breken het brood en aanbidden God (1,14).
In de verzen 44-47 gaat het over alle gelovigen die vervuld zijn door ontzag vanwege de vele tekenen en wonderen die de apostelen verrichten. In het voetspoor van Jezus Christus zijn de apostelen krachtdadige profeten in woord en daad (Luc. 24,19; 9,1-2). Hierdoor geïnspireerd blijven de gelovigen bij elkaar en hebben ze alles gemeenschappelijk. Zij verkopen wat zij bezitten en vormen een (diaconale) solidaire gemeenschap. Dagelijks gaan zij trouw en eensgezind op naar de tempel om God te zegenen en te prijzen (3,1; 6,4; Luc. 24,53). De liturgie in de tempel gaat over in de liturgie thuis: zij breken het brood (eucharistie 20,7.11; 27,34vv) en eten samen in een geest van eenvoud en vol vreugde. Hun manier van samenleven is een lofzang op God (Luc. 2,13.20; 19,37) die aanstekelijk werkt bij het hele volk (5,13; Luc. 2,52).
De Handelingen van de apostelen wordt ook wel het evangelie van de Geest genoemd. Het is de dynamiek van de heilige Geest die de gelovigen bijeenbrengt en omvormt tot een solidaire gemeenschap (2,43-47; 4,32-37) én de leerlingen open waait om ook de heidenen van harte in de geloofsgemeenschap op te nemen (8,26-40; 28,11-31; vgl. Joël 3,1-5; Hand. 2,17-21).
Het zich vurig en eensgezind wijden aan het gebed begeleidt de gelovigen bij hun gemeenschapsvorming en bij hun getuigenis van de opstanding aan joden en heidenen (1,14; 2,42-47; 4,24-31). Dankzij het bidden om de Geest blijven zij in beweging en kunnen zij het koninkrijk van God in alle vrijmoedigheid verkondigen tot zegen van mensen. Het (her)lezen van dit evangelie van de Geest kan ons helpen ons mee te laten nemen in de beweging van de Geest van Jezus Christus als mensen die bijeengeroepen zijn om vrijmoedig in de voetstappen van Jezus Christus te blijven treden.
Evangelielezing: Johannes 20,19-31
Johannes 20 begint met de opstanding (vv. 1-10), daarna volgen de verhalen over de verschijningen aan Maria van Magdala en de leerlingen (vv. 11-23) en aan Tomas en de leerlingen (vv. 24-29). De verzen 30-31 klinken als een (voorlopig) slot van het hele boek.
In onze perikoop klinkt een zelfde dynamiek als in Hand 2,42-47 door. Op de eerste dag van de week zitten de leerlingen bij elkaar, maar door Jezus worden zij uitgezonden. Van een bange gemeenschap worden zij door de Geest toegerust om Gods vredesboodschap vrijmoedig uit te dragen.
Aan zijn leerlingen – inclusief Tomas – laat Jezus, die tweemaal in hun midden komt te staan, zien dat hij de gekruisigde én opgewekte Heer is. Maria van Magdala, de eerste verkondigster van de opstanding, heeft aan haar broeders en zusters verteld: ‘Ik heb de Heer gezien!’ (20,18). Nu staat Jezus zelf in hun midden en hij vat zijn boodschap drie keer samen met: ‘Ik wens jullie vrede!’ (v. 19.21.26). Deze vredesboodschap kunnen zij in blijdschap verkondigen omdat Jezus over hen de heilige Geest uitblaast: ‘Ontvang de heilige Geest’ (v. 22). Dankzij deze Geest kunnen zij zonden vergeven en bekeerde zondaars een (ver)nieuw(d) leven geven, en zij kunnen ook niet vergeven. Dan is dit een laatste appèl om zich om te keren van een doodlopende weg om een nieuwe toekomst tegemoet te kunnen gaan, want Gods barmhartigheid is hemelsbreed (vgl. Jona; Ps. 118).
Dankzij het tedere gebaar van Jezus komt ook Tomas tot geloof en roept uit: ‘Mijn Heer, mijn God!’ Een kortere geloofsbelijdenis bestaat niet.
Niet alle tekenen die Jezus voor zijn leerlingen gedaan heeft staan opgetekend in het boek van Johannes, maar die opgeschreven staan zijn een uitnodiging om te gaan geloven dat Jezus de Messias is, de Zoon van God. Door te geloven leven wij mensen door zijn Naam en worden wij gelukzalig geprezen omdat wij niet zien en toch geloven! (vv. 30v).
Literatuur
G.P. Freeman/H. Janssen ofm, ‘Handelingen van de Apostelen - Wereldwijd’, in: De Bijbel Spiritueel, Zoetermeer 2004, 607-614
‘Het Onderwijs van de Twaalf Apostelen (Didaché)’, in: A.F.J. Klijn, Apostolische Vaders 1, Kampen 1981, 225-257
Sj. van Tilborg, Johannes, Boxtel 1988
Preekvoorbeeld
Hoe erg moet een ramp zijn om ons nog te bewegen tot een massale hulpactie? Altijd is er wel ergens op de wereld ellende waar het journaal ons de beelden van laat zien. Dat is meer dan wij aankunnen en we dreigen dan ook afgestompt te raken, ongevoelig voor het leed van mensen ver weg.
En toch, als we de beelden zien van overstromingen in Pakistan of van een aardbeving in Haïti, dan gebeurt er blijkbaar collectief iets met ons, dan laat ons dat kennelijk niet onberoerd. En hulporganisaties slaan de handen ineen. De verschillende omroepen voeren samen actie. Met een opmerkelijke eensgezindheid geven we vele miljoenen euro’s voor mensen in nood.
Wat zou je ook anders kunnen doen bij het zien van zoveel ellende? Het heeft iets ondragelijks dat je machteloos moet toezien. En dus, om het allemaal een beetje aan te kunnen, doen we het minste wat we kunnen: we storten onze bijdrage op giro 555.
Je kunt natuurlijk cynisch zijn over zo’n eenmalige massale vrijgevigheid. Maar misschien mag je ook zeggen dat er van die momenten zijn, zoals bij een aardbeving in Haïti, dat er in onze samenleving een gevoelige zenuw geraakt wordt. Dat er in ons een collectief besef bestaat dat wij als mensen voor elkaar verantwoordelijk zijn, dat zorg voor mensen waar ook ter wereld een plicht is.
Blijkbaar weten we met zijn allen ten diepste heus wel ‘hoe het hoort’. Blijkbaar is er ergens in ons de intuïtie van het ideaal van medemenselijkheid en naastenliefde, de intuïtie van een ideale samenleving, waar mensen met elkaar weten te delen, hun lief en leed, hun hebben en houden.
God zij dank ís er die intuïtie. Want als dat gevoel voor eerlijkheid en rechtvaardigheid ontbreekt, gebeuren er de vreselijkste dingen. Gebeuren die dingen die we óók dagelijks op het journaal zien: wat mensen elkaar aandoen in machtstrijd en oorlogsgeweld. Zoals het staat in het Boek van de Spreuken (19,18): ‘Waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk.’
De eerste lezing van vandaag, uit de Handelingen van de Apostelen, lijkt zo’n visioen te zijn om in ere te houden. Die droom van ‘ze waren eensgezind, ze bezaten alles gemeenschappelijk, ze waren gewoon hun bezittingen onder elkaar te verdelen naar ieders behoefte.’
Er zijn er velen die zeggen: mooie droom, maar dat slaat nergens op. Dat lukt nooit. Dat was het ideaal van het communisme, ook niet gelukt. Sterker: er zijn kenners van de Bijbel en de kerkgeschiedenis die zeggen: wat daar staat in de Handelingen van de Apostelen, dat hebben ze toen ook nooit gehaald, zo mooi is het nooit geweest.
Maar goed, wat dan? Wat, als we opgelucht hebben gezegd dat ze het toen ook al niet haalden? Is dat een reden om dan ook het ideaal maar weg te doen?
Kijk uit, want: zonder ideaal ‘verwildert het volk’... Anders gezegd: als er geen ideaal is, hoe weten we dan nog waar we het allemaal voor doen, waar halen we onze intuïtie vandaan die ons zegt wat goed en kwaad is? Hoe zullen we nog weten waar we met elkaar over de schreef gaan wat betreft ons omgaan met elkaar, wat betreft een menswaardige samenleving?
God zij dank is blijkbaar het visioen niet uit ons hart verdwenen. Soms wordt de zenuw geraakt, de zenuw namelijk precies van dat gevoel voor rechtvaardigheid, de zenuw van ons visioen, ons ideaal van mensen die het voor elkaar opnemen. Het zal erom gaan of dat gevoel, dat ideaal, de kans krijgt om ons in beweging te houden en alert. Zodat we de signalen verstaan wanneer ons hart en ons gevoel weten dat het niet goed gaat met deze wereld wanneer wij niet eensgezindheid zijn en met elkaar weten te delen. En niet alleen bij een aardbeving in Haïti.
We hebben dat visioen van die eerste christengemeenschap nodig. Niet om passief, met de armen over elkaar, te smachten naar een betere wereld. Maar om juist met vertrouwen de handen uit de mouwen te steken.
Het ideaal van een christelijke samenleving (Hand. 2) is een uitnodiging om te kijken in Gods eigen kijkdoos.
God laat ons zien: kijk, zo kan het ook. Kijk, zo heb ik het nou eigenlijk bedoeld. Kijk, zo zal het worden als jullie mij in navolging van Jezus aanspreken als Vader en daarom elkaars broeders en zusters zijn.
Houd dat ideaal levend. Je hebt het nodig als je je handen uit de mouwen steekt om deze wereld op weg te helpen naar het Godsrijk. Want er mislukt nogal eens wat. Zo vaak lijkt alle werken voor vrede zinloos, een eerlijke verdeling van de welvaart onhaalbaar. Hoe houden we het vol? Omdat we mogen kijken in Gods kijkdoos: ‘Ze waren eensgezind, ze deelden alles met elkaar.’ En dan weten we het weer: dat het de Geest is die mensen omvormt tot een solidaire gemeenschap. Dan weten we het weer: dat die Geest ook ons gegeven is. Dan weet je het weer dat het zin heeft om op te komen voor elkaar, dan weet je weer dat het zin heeft om kleine stapjes te zetten naar een betere wereld. Want het is Gods eigen visioen.
Henk Janssen ofm, inleiding
Ad Blommerde sm, preekvoorbeeld