29e zondag dhj, B jaar, 20-10-2024

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 6
  • Bestandsgrootte 146.53 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 1 augustus 2024
  • Laatst geüpdatet 1 augustus 2024

29e zondag dhj, B jaar, 20-10-2024

20 oktober 2024
Negenentwintigste zondag door het jaar

Lezingen: Jes. 53,10-11; Ps. 33; Heb. 4,14-16; Mar. 10,35(42)-45

 

Inleiding

Jesaja 53,10-11
Jesaja 53,10v is een fragment van één van de ‘liederen van de knecht van de Heer’ uit deze profetie. Het staat op deze zondag duidelijk ten dienste van de lezing uit het Evangelie volgens Marcus, waarin een thematiek voorkomt, de Mensenzoon die zijn leven geeft ten bate van anderen, die goed begrepen kan worden als een verwerkelijking van dat waar het in de profetie van Jesaja ook over gaat. Het is daarbij belangrijker de profetie van Jesaja te zien als het kader waarbinnen Jezus’ handelen te verstaan is dan om het Evangelie volgens Marcus te zien als een verhaal waarbinnen de profetie op een simpele manier vervuld wordt – simpel is dan: Jesaja voorspelde het, Jezus doet het; terwijl het ook goed mogelijk is te zeggen dat in Jesaja een patroon van goddelijk handelen zichtbaar wordt waarbinnen ook Jezus’ optreden past.
Belangrijk in de profetie en daarmee ook in het evangelie is dat dingen niet lijken wat ze zijn. Dat betreft tenminste twee lagen. Het eerste is dat het zieke, ten dode opgeschreven bestaan van de ‘knecht van de Heer’ geenszins zo zinloos is als het lijkt; in plaats van een leven ten dode is het een leven ten bate van anderen (en van zichzelf, vgl. v. 11). Hierbij is het van groot belang om voor ogen te houden wie er actief en wie er passief handelt: enerzijds handelt de Heer aan de ‘knecht des Heren’ (v. 10), anderzijds ook de knecht zelf die het lijden op zich neemt en zichzelf daar brengt als offer (ook v. 10). Ook in het evangelie zal Jezus’ omarmen van zijn (God gewilde) gang van zelfgave en, als vorm daarvan, de kruisdood, centraal staan. Dit geeft dit lijden enerzijds waardigheid, anderzijds sluit het ook allerlei andere oorzaken ervan, het noodlot, bijvoorbeeld, of eigen schuld, of het handelen van anderen, uit, zelfs wanneer het wel een rol speelt, bijvoorbeeld omdat anderen een rol spelen in het doen lijden van iemand (vgl. weer het evangelie) of omdat iemand aan een ziekte lijdt (vgl. v. 10 – de ziekte is een instrument niet de uiteindelijke oorzaak van het lijden). Dit geeft vrijheid ten opzichte van de macht van noodlot, ziekte, of machtige mensen: zij spelen een rol, maar niet meer dan dat, de regie blijft in handen van God die ook zulk lijden kan gebruiken voor het heil van de wereld.

Mar. 10,35(42)-45
Marcus 10,35-45 is onderdeel van zowel de weg van Jezus en de zijnen naar Jeruzalem als ook van de voortdurende dynamiek van inzicht krijgen, misverstaan en op basis daarvan weer dieper doordringen in wie Jezus is en wat hij doet, die de leerlingen ondergaan en met hen de lezer van het evangelie. Bijzonder aan het Evangelie volgens Marcus is daarbij dat dit proces nooit echt afgesloten wordt met het definitieve antwoord: ook over de verrezen, maar nooit zichtbare Jezus, wordt gezegd dat hij de leerlingen voor zal gaan naar Galilea, maar wat daar dan gebeurt, dat vertelt het verhaal niet (afgezien van de toevoeging 16,9-20). Het lijkt aan de lezer om dat zelf te ontdekken door Jezus te volgen.
Tot wat voor uitdagingen dat leidt, laat de huidige perikoop zien. Wanneer Marcus 10,32vv erbij gedacht wordt, wordt zichtbaar dat de tekst deel van een boog is die van Jezus’ onderwijs over het lot van de Mensenzoon in vv. 32-34 naar zijn uitspraak over hetzelfde onderwerp in v. 45 loopt. Ertussenin draait alles om de manier waarop de leerlingen zich hiertoe verhouden. Dat laatste is iets waar de lezer anno nu zich bij kan aansluiten, het proces is bijna nog belangrijker dan de uitkomst ervan, dat is: het inzicht dat de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen (v. 45). Want ook van die uitspraak geldt: wat het precies inhoudt, moet nog ontdekt worden – dat het geven van zichzelf, bijvoorbeeld, de vorm van de kruisiging zou hebben en dat je erbij aansluiten de vorm van het leven is in een gemeenschap die Jezus’ leven, sterven en verrijzenis vierend gedenkt (in alles wat ze doet, in het bijzonder in de eucharistie), is op dit moment in het verhaal nog helemaal open.
De verhaallijn in Marcus 10,35-45 begint bij een overtuiging van de leerlingen, namelijk dat Jezus eens zal heersen in heerlijkheid. Jakobus en Johannes identificeren zich hiermee en, helemaal volgens culturele patronen van hun tijd (die ook in de 21ste eeuw heel herkenbaar zijn), proberen hierbij aan te sluiten en hun eigen positie zeker te stellen. Ter rechter- en linkerzijde van een heerser zitten houdt een erepositie in die ook verbonden is met aanzien en macht. Zoals uit vers 38 en volgende blijkt, is Jezus op dit punt terughoudend, juist omdat de twee leerlingen niet echt weten wat ze vragen. De beelden van de doop ondergaan en van de beker drinken wijzen namelijk beide vooruit naar Jezus’ martelaarschap, terwijl de opmerking over het ter rechter- en linkerzijde van Jezus zitten vermoedelijk een ironisch vervolg krijgt: de enige twee mensen die nadrukkelijk aan die twee kanten van Jezus terechtkomen zijn namelijk de misdadigers samen met wie hij, eveneens als misdadiger, gekruisigd zal worden (vgl. Mar. 15,27).
Wat er op de actie van Jakobus en Johannes volgt, het protest van de overige leerlingen van Jezus, is vanuit de culturele dynamiek van de maatschappij van de eerste eeuw, die sterk op eer en aanzien gericht was, goed te begrijpen; het bemachtigen van posities van aanzien gaat ten koste van anderen die ze niet kunnen krijgen. Hier zet Jezus’ eigenlijke onderwijs in deze perikoop dan ook toe aan en het steekt een spade dieper dan het meningsverschil tussen de leerlingen. Want waar dat op het niveau bleef van concurrentie binnen het bestaande denken over het verwerven van een goede, eervolle positie, bevraagt Jezus dit denken zelf. Bij het uitoefenen van macht moet het niet om de macht en de positie zelf gaan door jezelf ten koste van alles boven anderen te plaatsen, maar het moet erom gaan jezelf in te zetten ten dienste van anderen, de grootste is degene die het meeste dient, zelfs als slaaf (v. 44), wat zelfs zover gaat dat je je leven voor de mensen die je dient geeft. De Mensenzoon, en het is moeilijk voorstelbaar dat Jezus daarmee iemand anders bedoelt dan zichzelf, is hier het paradigma van (v. 45).

 

Preekvoorbeeld

Gods gelaat
Lezers van vandaag zullen door dit evangelie wellicht geschokt zijn. Het klinkt als een brutaliteit in onze oren! ‘Meester, wij willen u iets vragen...’ De twee beste leerlingen uit Jezus’ klas komen naar hem toe. Jezus had hun zojuist verteld over het levensgevaar dat hem in Jeruzalem wachtte. De reactie van zijn vrienden is niet een woord van troost of een minuutje stilte. Nee, Jakobus en Johannes komen met een verzoek.
Ze hebben nagedacht over Jezus’ thuiskomst bij de Eeuwige. ‘Mogen wij dan links en rechts van u tronen?’ Je beste vriend vertelt over zijn dood en jij vraagt alleen maar naar de erfenis! Jezus vertelt over zijn weg van dienstbaarheid tot in de dood, maar twee leerlingen lijken dat liever niet te horen. Ze focussen op de uiteindelijke triomf.

Wij kunnen terugkijken op tweeduizend jaar kerkgeschiedenis die sinds dit gesprek heeft plaatsgevonden. Veel rivaliteiten hebben zich ontwikkeld. Tussen Jeruzalem, Rome en Constantinopel bijvoorbeeld. Tussen kerk en staat, hervormers en centraal gezag. Tussen kloosters en overheden. Heel wat mensen hebben glorie gezocht en rijkdommen vergaard met de Bijbel en de wijwaterkwast in de hand. Tegelijk waren er ook altijd heiligen die lieten zien hoe gelukkig een leven van dienstbaarheid aan zieken en daklozen kan zijn.
Jezus is zelf over dit onderwerp erg duidelijk geweest: ‘Jullie weten dat wereldse leiders hun tanden laten zien, maar zo mag het bij jullie zeker niet zijn.’ Met andere woorden: de kerk van Jezus is daar waar mensen dienen. De wereld is waar mensen hun vuisten ballen.
In onze dagen is de macht van de kerk minimaal geworden, zeker in Europa. De leegloop in onze kerken is pijnlijk. Velen zien met verdriet en onrust dat kerken sluiten en verkocht worden, dat het aantal communicantjes op de vingers van een hand te tellen is, en dat bruidsparen aan de kerkdeur een zeldzaamheid worden. Die aftakeling van kerkelijke macht is al enkele eeuwen aan de gang. In het moderne Europa was het de Franse verlichtingsfilosoof Voltaire die deze ontwikkeling indringend geformuleerd heeft. De aanleiding was de grote aardbeving van Lissabon in 1755. Op 1 november beefde de aarde met een kracht van 9 op de schaal van Richter. Een enorme tsunami en 100.000 doden waren het gevolg. Bijna overal in Europa was de klap voelbaar geweest. Voor veel geletterden was dit het laatste bewijs ervoor, dat niet Gods voorzienigheid, maar blind toeval de wereld beheerst.
Een eeuw later werden velen geschokt door Darwin. De mensen zijn geschapen in een evolutie die vol wreedheid is. De sluipwesp bijvoorbeeld legt haar eitjes in een levende rups Voordat deze een koolwitje kunnen worden, kruipen de larven uit het stervend dier. Waarom realiseert de natuur zich met zoveel barbaarsheid? Zijn wij, mensen, ontstaan uit wreedheid? Dat beren koeien verslinden en panters zich tegoed doen aan geiten, was Jesaja al opgevallen in de achtste eeuw voor Christus en het kon Gods bedoeling niet zijn, vond hij.
De genocide op 6 miljoen Joden in de wereldoorlog veroorzaakte opnieuw een diepe crisis in het Godsgeloof. Hoe kon een goede en almachtige God werkeloos blijven toezien?
In die crisis troost het evangelie van vandaag mij. Een kerk met minder macht kan dichter bij Jezus staan. Net als Jakobus en Johannes moeten wij leren inzien dat God niet in triomf en glorie te zoeken is maar in dienen en zelfs in het lijden. Misschien kunnen we dan ook beter zien wat de profeet Jesaja al bedoelde toen hij ervoor waarschuwde dat Gods dienaar een vernederde, een lijdende mens is.

Jakobus en Johannes, en wij allemaal, zijn verward door de ellende om ons heen en kunnen dat niet rijmen met een lieve God. Daarop wil ons christelijk geloof een bijna ongelooflijk aangrijpend antwoord geven. Het is geen verklarend antwoord. Een verklaring voor het lijden bestaat niet. Maar het is wel een antwoord. Het luidt: God is mens geworden. Hij heeft met ons geleden. Hij stierf aan het kruis.
De zogenoemde ‘Donderzonen’, Jakobus en Johannes, wilden weten of ze straks links en rechts van Jezus mogen zitten. Jezus moet hen teleurstellen. Als glorie en macht je aanspreken, solliciteer dan liever bij Herodes of Augustus. ‘Als je mij volgt kan lijden en dood je deel zijn!’ En dan laten de broers zich onverwacht van een andere kant zien. ‘Ja dat aanvaarden we!’, roepen ze uit. En inderdaad. Jakobus zou de eerste martelaar onder de apostelen zijn. Een kleinzoon van Herodes liet hem onthoofden. Volgens de traditie zou hij de mensen hebben aangeraden geen belasting af te dragen maar het geld aan de armen te geven. ‘Inderdaad’, zegt Jezus. ‘Jullie kunnen het. Je kunt het lijden aan... maar de voltooiing van de wereld, gaat ons verstand te boven. Die laatste werkelijkheid kun je niet manipuleren. Daaraan kun je je slechts overgeven!’

 

inleiding prof. dr. Peter-Ben Smit
preekvoorbeeld Harrie Brouwers