- Versie
- Downloaden 30
- Bestandsgrootte 289.84 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 18 februari 2021
9 oktober 2016
Achtentwintigste zondag door het jaar
Lezingen: 2 Kon. 5,14-17; Ps. 98; 2 Tim. 2,8-13; Luc. 17,11-19 (C-jaar)
Inleiding
Eerste lezing: 2 Koningen 5,14-17
Deze lezing is een kort stukje van een lang wonderverhaal uit de verhalencyclus over de profeet Elisa, de opvolger van Elia. Het gaat over de genezing van de Syriër Naäman (2 Kon. 5,1-27). Naäman was legeroverste van de koning der Arameeën, een buurvolk van de Israëlieten. Hij leed aan een huidziekte, en op aanraden van zijn Israëlitische dienstmeisje had hij zich tot de grote profeet in Israël gewend. Elia droeg Naäman op, zich zevenmaal onder te dompelen in de Jordaan, dan zou hij van zijn huidziekte genezen zijn. Eerst was Naäman ontgoocheld en boos over die wel erg eenvoudige therapie. Zijn dienaren drongen er echter bij hem op aan toch maar te doen wat de profeet zei.
De lezing verhaalt ons de genezing en de gelovige reactie van Naäman. ‘Nergens op aarde is er een God, behalve in Israël’, belijdt hij (v. 15). Hij wil de profeet betalen, maar Elisa weigert. Het moet duidelijk zijn dat de genezing niet het werk is van Elisa, maar van de Ene. Naäman erkent dat, en wil voortaan alleen de Ene aanbidden. De lezing eindigt in dat verband met een pittoresk detail. Overeenkomstig de oude opvatting dat je een God alleen op zijn eigen grondgebied kunt aanbidden, vraagt Naäman een vracht Israëlitische aarde mee. Maar die primitieve trek van het verhaal heeft ook een diepere zin. Wat Naäman in Israël heeft meegemaakt, is een beslissende ervaring in zijn leven: het is ‘heilige grond’. Iets in de aard van de roepingservaring van Mozes, die te horen kreeg: ‘Doe uw sandalen uit, want de plaats waar u staat is heilige grond’ (Ex. 3,5). Het is goed dat een dergelijke ervaring een blijvende herinnering wordt. Zo’n ‘heilige plek’ moet je meedragen, je leven lang.
Antwoordpsalm: Psalm 98,1-4
Psalm 98 is een der ‘psalmen van JHWH’s koningschap’ – zo noemt men de psalmen 47, 93, 96, 97, 98 en 99, waarin de Ene bezongen wordt als koning, niet van Israël alleen, maar van heel de wereld. De psalm is hymnisch van opbouw. De psalmist begint met een oproep om de Eeuwige te bezingen, en geeft vervolgens de motieven voor die lofzang. De Ene heeft de kracht van zijn arm getoond. Hij betoonde goedheid en trouw aan Israël. Hiermee zijn Gods bevrijdende daden in de heilsgeschiedenis bedoeld. Heel de aarde heeft die grote daden aanschouwd. Daarom roept de psalmist alle landen op zich bij de lofprijzing aan te sluiten. In de eerste lezing van deze zondag heeft de Syriër Naäman alvast gehoor gegeven aan deze oproep.
Brievenlezing: 2 Timoteüs 3,14–4,2
Zie: A. Merz, ‘De tweede brief aan Timoteüs. Een testament op naam van Paulus’, in: H. Janssen & K. Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 84-91
Evangelielezing: Lucas 17,11-19
Dit verhaal maakt deel uit van het zogeheten ‘grote reisverhaal’ van Lucas (Luc. 9,51–19,28). Jezus begeeft zich samen met zijn leerlingen vastberaden op weg naar Jeruzalem, zich wel bewust van het lot dat hem daar te wachten staat. Tijdens die tocht onderricht hij zijn leerlingen en roept hen op tot navolging. In dit reisverhaal heeft Lucas veel eigen teksten opgenomen, die we alleen bij hem aantreffen en niet in de andere evangelies. Zo ook het evangelieverhaal van deze zondag.
Onderweg naar Jeruzalem ontmoet Jezus in het grensgebied tussen Galilea en Samaria tien melaatsen. In tegenstelling tot het klassieke wonderverhaal is er hier geen genezingswoord of gebaar van Jezus. In het synoptische verhaal van Lucas 5,12-16 (en parallelteksten bij Mat. 8,2-4 en Mar. 1,40-45) raakt Jezus de melaatse aan, en zegt: ‘Ik wil, word rein’. Maar in het verhaal van Lucas 17 wordt de voorgeschreven afstand bewaard en stuurt Jezus de tien rechtstreeks naar de priesters, die, overeenkomstig de wetgeving van Leviticus 14, de genezing moeten constateren. Onderweg worden ze gereinigd. Het feit dat de genezing ‘op afstand’ gebeurt, vergroot het wonder, maar de polemiek met de joodse wet – of je door aanraking met een melaatse al dan niet onrein wordt – is hier niet aan de orde.
De pointe van het verhaal is, dat slechts één van de tien terugkeert ‘om eer te brengen aan God’. Slechts één heeft de diepe zin van het gebeuren gevat; slechts één is tot geloof in Jezus gekomen. Dat deze ene een Samaritaan is, vergroot nog het contrast met de negen anderen. Hoewel ze alle tien gereinigd zijn, kan Jezus alleen tot hém zeggen: ‘Uw geloof heeft u gered’.
De vertaling ‘Sta op en ga heen’ wekt de indruk dat Jezus de Samaritaan wegstuurt. In de Griekse grondtekst staat echter alleen: ‘Sta op en ga’, met hetzelfde werkwoord dat in vers 11 gebruikt wordt voor ‘op reis zijn naar Jeruzalem’. We kunnen in de tekst dus ook lezen dat Jezus de Samaritaan uitnodigt met hem mee te gaan en hem te volgen naar Jeruzalem.
Preekvoorbeeld
Op zijn reis door het grensgebied van Galilea en Samaria komen vandaag tien melaatsen Jezus tegemoet. Op gepaste afstand blijven ze staan, want zo hoorde dat. Melaatsheid was een zeer besmettelijke ziekte. En ter bescherming van de gemeenschap moest een melaatse afstand bewaren. En volgens voorschrift klepperen en roepen ‘onrein, onrein’. Melaatsen woonden in groepen, buiten het dorp of de stad, in de apartheid, zo was het voorschrift! Vaak sloten anderen die buitengesloten werden zich bij hen aan. Mensen, getekend door hun ziekte, verdreven en afgezonderd in een sociaal isolement.
Maar hier bij Lucas gebeurt iets bijzonders. De melaatsen roepen niet ‘onrein, onrein’, maar schreeuwen luidkeels ‘Jezus, Meester, ontferm u over ons!’ Ze roepen en vragen om ontferming, genade, barmhartigheid, – niet eens om genezing. Een hartenkreet: erbarm u, loop niet aan ons voorbij! Blijkbaar hebben ze een enorm vertrouwen in het kunnen van Jezus en geloof in het woord van deze man Gods. Vervolgens gaan ze op zijn woord, wederom volgens voorschrift, rechtstreeks op weg naar de priesters om hun genezing te laten constateren bij deze controledienst voor huidziekten, om daarna weer helemaal te kunnen worden opgenomen in de gemeenschap.
Wat Jezus doet is op het oog eigenlijk niet zoveel. Een klein zinnetje, drie woorden: ‘Hij zag hen’! Hij loopt niet door, gaat niet met een grote boog om hen heen, nee, hij zet zijn afkeer opzij. En vervolgens zegt hij alleen wat de Wet van Mozes vraagt. En dan, letterlijk ‘gaandeweg’ worden ze genezen, deze geschonden mannen, met littekens, verbannen in de apartheid; ze worden bevrijd van hun ziekte en dat niet alleen, ook bevrijd van hun isolement.
En dan richt Lucas de schijnwerpers ineens op die ene. Slechts één van de tien keert terug om eer aan God te brengen en Jezus te bedanken. Slechts één verstaat de diepere betekenis van zijn genezing. Want het is nogal wat: als ziekte je leven zo heeft ingeperkt, als je door mensen zo werd gemeden als de pest; dan moet je leven ineens toch totaal op de kop staan. En Lucas scherpt het nog meer aan. Want die ene melaatse die terugkeert, is nota bene een Samaritaan, een niet-Jood, een buitenstaander, een vreemdeling. Hij alleen krijgt zijn woord: ‘Uw geloof heeft u gered!’ De buitenstaander wordt in het licht gezet, hij krijgt de ‘heldenrol’. En de negen anderen? Zij deden alleen hun plicht, en dat was ‘heel gewoon’. ‘Ik heb toch netjes mijn plicht gedaan? Ik heb toch gedaan wat ik moest doen?’ En waar zij gebleven zijn?…
Voor die ene echter, een Samaritaan is de uitnodiging: ‘Sta op en ga!’ Nee, niet, ga weg, maar ‘ga, ja, ga mee, mee op reis naar Jeruzalem’. Of hij die uitnodiging ook heeft aangenomen, weten we niet. Lucas zet in elk geval weer opnieuw een buitenstaander, een vreemdeling in het midden. Een man die geraakt is, niet alleen op zijn huid maar ook onder zijn huid. Hij is gegrepen door Jezus. Hij wel! Voor de gemeente van Lucas zal dat best schokkend zijn geweest, dat nota bene een Samaritaan, een vreemdeling tot voorbeeld wordt gesteld. Zijn geloof heeft hem gered en die redding heeft in hem iets teweeggebracht waardoor hij een ander mens, een nieuw mens is geworden.
En dat gebeurt vaak in de bijbel, dat vreemdelingen, mensen van wie je het niet verwacht tot voorbeeld worden gesteld. Geloof, vertrouwen, gerechtigheid komen dikwijls uit onverwachte hoek. Gods wegen zijn blijkbaar ondoorgrondelijk.
Zo ook in de lezing over de Syrische legeroverste Naäman, een gedeelte uit een hele serie verhalen over de ‘man Gods Elisa’. Naäman is ook getroffen door melaatsheid. Op advies van zijn knecht zoekt hij hulp bij de profeet. Zevenmaal moet hij zich gaan wassen in de rivier de Jordaan. Na enige verbazing en aarzeling doet hij het. Op het woord van de profeet, en hij wordt genezen. Dankbaar keert hij terug. Deze God wil hij aanbidden, bij hem zit je goed, ben je op ‘heilige grond’. Een vracht Israëlitische aarde neemt hij daarom mee als een blijvende herinnering aan deze ingrijpende ervaring. Bij zo’n God wil je toch zijn, die zich zo verbonden heeft met deze aarde, die jou met zoveel erbarmen raakt.
Op deze zondag twee keer een verhaal met een verrassende ontwikkeling. Een verhaal waar een buitenstaander, vreemdeling, een buitenlander tot voorbeeld wordt gesteld vanwege zijn daad van geloof en vertrouwen! Dat nodigt ons uit om ook in onze tijd attent en waakzaam te zijn, voor de buitenstaander, de vreemdeling, vluchteling, voor die vrouw of man van wie je het misschien niet had verwacht; die misschien, zonder dat je het in de gaten hebt, al langer in apartheid leeft, en die jou kan meenemen naar zijn of haar ‘heilige grond’ om daar te ervaren, te ontdekken, door hun verhalen hoe geloof ook voor jouzelf een kracht ten leven kan worden. Want juist zij, nu nog veelal in de afzondering van asielcentra, zouden wel eens een geheel nieuwe, verfrissende inbreng kunnen hebben voor onze samenleving, voor onze kerken. Want als het om echte aanvaarding en navolging van Jezus gaat, lopen blijkbaar niet per se zij die zich gelovig noemen voorop…
inleiding dr. Paul Kevers
preekvoorbeeld Hans Lucassen