- Versie
- Downloaden 63
- Bestandsgrootte 310.47 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 15 augustus 2020
- Laatst geüpdatet 13 januari 2021
4 oktober 2020
Zevenentwintigste zondag door het jaar, in het teken van Franciscus van Assisi
Lezingen: Jes. 5,1-7; Ps. 80; Fil. 4,6-9; Mat. 21,33-43 (A-jaar)
Inleiding
Profetenlezing: Jesaja 5,1-7
Jesaja (=JHWH helpt), zoon van Amoz, treedt als profeet op in Juda en in Jeruzalem tussen 740-700 vChr. Zijn woorden zijn thematisch verwant met de profeten Amos, Micha en Jeremia (kritiek op sociaal onrecht en op misbruik van de cultus; de dag van JHWH en onheilswoorden over de andere volken), die zijn woorden hebben herlezen. Voor Jesaja is JHWH Heer van de geschiedenis; hij legt een sterk accent op de heiligheid van God en op de betekenis van Jeruzalem als koningsstad en als woonplaats (tempel) van JHWH. Voor Jesaja geldt: trouw aan de Tora brengt heil, ontrouw aan Gods onrecht leidt tot onheil (1,1–66,24).
Het lied van de wijngaard (5,1-7)
Ik zing van mijn geliefde ik zing van zijn wijngaard
met hartstocht van liefde omgaf hij zijn wijngaard.
Hij groef in de aarde hij raapte de keien
hij ruimde de distels een perskuip hij hieuw in de steen
Hij plantte behoedzaam een stek van de wijnstok
hij voerde het water daarheen.
Ik ken mijn geliefde, weet wat hij verwachtte:
de adel der druiven hij oogstte slechts ontuig.
Nu oordeelt, gij allen die dit lied aanhoren,
zo spreekt mijn geliefde:
Wat moest ik en heb ik niet gedaan?
Ontuchtige wijngaard, ik heb jou gekoesterd,
Jij hebt mij te schande gemaakt.
Hij zal je verwoesten je muren rammeien
zodat je vertrapt wordt de jakhalzen komen,
de zwijnen, ze wroeten het onderste boven
zij breken je wortels o mensheid,
nu hoor naar zijn stem:
hij gaf je zijn liefde nu laat hij zijn liefde,
omdat je niet bloeide voor hem.
Ik roep mijn geliefde; herover uw wijngaard
met hartstocht van liefde uw mensheid uw wijngaard,
omhein ons met hagen van doornen van rozen,
beveel dat de wolken ons drenken met regen en dauw
Opdat wij niet sterven maar leven en zingen
van uw genade en trouw.
(Huub Oosterhuis, Stilte zingen, Utrecht 2018, 276v)
Huub Oosterhuis heeft een mooie hertaling van Het lied van de wijngaard gemaakt. Dit liefdeslied van Jesaja doet niet onder voor de hartstochtelijke liefde tussen een jongen en een meisje die in het Hooglied bezongen wordt (Hoogl. 1,5v; 8,6v) en een beeld is geworden van de liefde tussen JHWH en zijn volk Israël (Daarom is het Hooglied de feestrol voor Pesach!).
De Geliefde (JHWH) heeft een wijngaard (Hoogl. 1,5v) waar hij alles voor over heeft. Maar de geliefde (Jeruzalem/Juda) heeft er een puinhoop van gemaakt: Israël is de wijngaard van JHWH van de hemelse machten, de uitgelezen aanplant zijn de inwoners van Juda. Hij verwachtte recht, maar oogstte onrecht, hij zocht rechtsbetrachting, maar vond rechtsverkrachting (5,7).
Deze allegorie doet een profetisch appel op Jeruzalem/Juda (Israël/Juda) om zich om te keren en zich weer te gaan gedragen als geliefde van JHWH. Voor hen die zich bekeren blijft er hoop, want JHWH is barmhartig en koestert zijn woede niet (27,4; Ps. 30,6): ‘Op die dag zal men de prachtige wijngaard bezingen. Ik, JHWH, houd de wacht over mijn wijngaard, steeds opnieuw bevloei ik hem. Dag en nacht zal ik de wacht houden, zodat niemand hem kan schaden’ (27,2v). God roept Israël op om bij hem bescherming te zoeken en met hem vrede te sluiten: ‘Dan zal de tijd komen dat Jakob zal wortelen, dat Israël zal uitbotten en bloeien. En de vruchten van zijn oogst zullen de hele aardbodem bedekken’ (27,6).
Dan kan Het lied van de wijngaard (5,1-2a) weer uit volle borst gezongen worden, zonder de sombere aanklacht (5,2b-7).
Lezing uit de brieven: Filippenzen 4,6-9
Zie: Bert Jan Lietaert Peerbolte, ‘Filippenzen. Wat navolging verdient’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 90-95
Evangelielezing: Matteüs 21,33-43
In Matteüs 21,28–22,14 vertelt Jezus drie parabels over het afwijzen van het koninkrijk der hemelen. In onze perikoop maakt Jezus gebruik van Het lied van de wijngaard (Jes. 5,1-7): ‘Voor mijn geliefde wil ik zingen het lied van mijn lief en zijn wijngaard (…) De wijngaard van de Heer der heerscharen is het huis van Israël en de bewoners van Juda zijn geliefde aanplant’ (Jes. 5,1.7).
Een landheer legt een prachtige wijngaard aan, verpacht deze aan landarbeiders/wijnbouwers en gaat op reis. Tegen de tijd van de druivenoogst stuurt de landheer twee keer zijn knechten naar de wijnbouwers om de vruchten in ontvangst te nemen, maar de landarbeiders mishandelen, doden en stenigen de knechten die de oogst komen halen. Ten slotte stuurt de landheer zijn eigen zoon. Ook voor hem hebben de wijnbouwers geen respect, zij zien in de zoon vooral de erfgenaam. Door hem te doden hopen zij de erfenis op te strijken. De landarbeiders grijpen de zoon vast, gooien hem de wijngaard uit en doden de zoon van de landheer.
Jezus vraagt aan de hogepriesters en Farizeeën die naar zijn woorden luisteren, ‘wat moet de eigenaar van de wijngaard nu met de wijnbouwers doen?’ Zij zijn streng in hun oordeel: ‘De onmensen! Laat hij ze op een mensonwaardige manier ombrengen en de wijngaard verpachten aan andere wijnbouwers, die de vruchten wél aan hem afdragen wanneer het daar de tijd voor is’ (21,41). Met hun antwoord spreken zij over zichzelf een vonnis uit (vgl. Natan en David, 2 Sam. 12,1-9; Mat. 21,45). Zij herkennen zichzelf niet als de schuldigen van het verhaal. Jezus reageert op hen met een tekst uit Psalm 118,22 over de afgekeurde steen, die de hoeksteen is geworden. Jezus bevestigt hun zelfveroordeling: ‘Daarom zeg ik u: het koninkrijk van God zal u worden ontnomen, en gegeven worden aan een volk dat het wel vrucht laat dragen. Wie over die steen struikelt zal gebroken worden, en iedereen op wie die steen valt zal worden verpletterd’ (21,43v).
Met deze parabel geeft Jezus zicht op (de komst van) het koninkrijk van God en zijn rol hierin. Jezus is niet alleen een afgezant, maar ook de erfgenaam aan wie de wijngaard als erfenis toekomt. De tekst legt een heel nauwe verbinding tussen erfenis en erfgenaam (21,38), tussen de Wijngaard en de Zoon: Bezoek deze wijnstok, de loot die uw rechterhand plantte, de zoon die Gij sterkte verleend hebt (Ps. 80,15v).
In Het lied van de wijngaard (Jes. 5,1-7) wordt profetische kritiek uitgeoefend op de wijngaard (Israël/Juda) die verwilderd is: Israël/Juda heeft niet naar de Tora geleefd door gerechtigheid te doen, maar zich overgegeven aan rechtsverkrachting. Daarom laat JHWH de wijngaard verder verloederen, tenzij Israël/Juda zich bekeert. Doordat deze interne profetische kritiek en oproep tot bekering niet zijn gehoord, hebben het lied en de parabel uit Matteüs voeding gegeven aan een verkeerde interpretatie (de Kerk vervangt Israël) die bijgedragen heeft aan de vijandschap van Kerk en Synagoge.
De wijngaard (Israël/Juda) is het rijk van God (en van de Messias) en deze zal worden toevertrouwd aan een volk (ethnos) dat het wél vrucht laat dragen. De wijngaard blijft van God, maar wordt toevertrouwd aan andere landarbeiders. Wie worden er bedoeld? ‘Zij die vastgehouden hebben aan de aankondiging van het koninkrijk van God door Johannes en Jezus, in tegenstelling tot hen die hebben geweigerd’ (Alberto Mello)? De tollenaars en de hoeren die jullie voorgaan in het koninkrijk van God (21,31)? De slechten en goeden langs de weg (22,10)? De gezegenden uit Matteüs 25,31-40…?
Om voor elkaar te zijn uw hand en voet,
te helpen wie geen helper had ontmoet:
wie dorst of hongert wordt getroost, gevoed.
roept U ons, Christus, uw gezicht te zijn,
gerechtigheid en vrede, brood en wijn,
uw liefde, hoop, geloof – uw zonneschijn.
Halleluja!
(Delores Dufner/Gert Landman, LB 973,2.4)
Franciscus van Assisi: Voor een Inleiding en Preekvoorbeeld bij de viering van Franciscus verwijs ik naar Tijdschrift voor Verkondiging 86,5 (sept./okt. 2014) 261-265.
Literatuur
Barton, De Bijbel, Amsterdam 2019, 126-154
A.J. Heschel, De Profeten, Vught 2013, 99-143.201-217
Hulshof, Zondag aan de rivier, Baarn 2018, 164-165
Mello, Mattheüs, de schriftgeleerde, Kampen 2002
Welzen, Tasten naar het geheim, Berne 2016, 14-17
van Wieringen, Jesaja, ’s-Hertogenbosch/Leuven 2009
Preekvoorbeeld
Is het u opgevallen dat het in de lezingen van vanmorgen om twee verschillende wijngaarden gaat? De wijngaard uit de eerste lezing is met zorg en liefde aangelegd, maar brengt toch slechts wilde vruchten voort. Tot groot verdriet van de eigenaar van de wijngaard. Ook de wijngaard in het Evangelie van vanmorgen is met zorg en liefde aangelegd. Het probleem is nu niet dat zij wilde vruchten voortbrengt, maar dat de pachters de opbrengst niet willen afstaan aan degene die daar recht op heeft: de eigenaar van de wijngaard.
Waar het bij die wijngaarden om gaat, daar hoeven wij niet zo lang naar te zoeken. Die wijngaarden, dat zijn wij. Wij, als modelwijngaard; ik zou haast zeggen als Gods proeftuin. Op deze manier zijn het volk Israël en wij, de Kerk, bedoeld: als proeftuin Gods. Aan wat er bij ons te groeien en te bloeien staat moet te zien zijn wat Gods wijngaard zo al kan opbrengen. Aan ons, hier samen, moet te zien zijn hoe een leven met elkaar onder Gods zegen er aan toe gaat. Wij zijn bedoeld om voor te doen aan wie het maar zien wil hoe het broeder en zuster zijn van Christus het leven goed maakt. De vruchten van onze proeftuin zouden zo aantrekkelijk moeten zijn dat wie ons zien ook wel van het zaad zouden willen hebben waarmee wij aan die goede vruchten komen; dat zij ook wel in ons geloof zouden willen delen, omdat zij aan ons zien dat geloven het leven goed doet.
Wij zijn bedoeld als Gods proeftuin. Op twee manieren kan het met deze proeftuin misgaan.
Over de ene manier gaat het in de Eerste Lezing. Daar blijkt dat het misgaat als wij geen druiven maar wilde vruchten voortbrengen. Dat wil zeggen: wij zijn geen goede proeftuin, geen modeltuin, wanneer ons leven en ons geloven met elkaar geen zegen is. Wanneer wij er niet in slagen op zo’n manier met elkaar te leven dat van ons, om met een bijbels woord te spreken, niet gezegd kan worden: ziet hoe zij elkander liefhebben.
Vandaag horen wij God in de eerste lezing een droef lied zingen over zijn wijngaard. Het wordt ons vandaag niet voorgezongen omdat het in onze wijngaard hier niet zou deugen. Het wordt ons voorgezongen om in ons een vraag wakker te roepen. De vraag namelijk naar wat wij hier van onszelf als proeftuin Gods vinden. Als God over deze, onze wijngaard hier een lied zou willen zingen, wat voor een lied zou dat dan kunnen zijn? Zo droevig als dat uit de eerste lezing? Of zou het een blijer lied kunnen zijn, waarin gezongen zou kunnen worden over de goede smaak en kwaliteit van de druiven?
Het kan ook nog op een andere manier mis gaan met ons als proeftuin van God. Dat lezen wij in het verhaal over die andere wijngaard, in het Evangelie. Die wijngaard brengt wel goede vruchten voort, maar de pachters van die wijngaard willen die vruchten niet afdragen aan de eigenaar, maar voor zichzelf houden.
Het verhaal over deze wijngaard leert ons dat wij maar pachters zijn van Gods proeftuin. Met de goede opbrengst waarover hopelijk in Gods hemel een vreugdelied wordt gezongen, kunnen wij niet zomaar doen wat wij willen.
De opbrengst van de wijngaard waarin wij als pachters werkzaam zijn, is van God. Natuurlijk mogen wij er wel van houden voor onszelf. Datgene wat wij nodig hebben om van te leven. Maar met de rest mag God doen wat hij wil.
De mooiste vrucht van ons werk in Gods wijngaard is, ik zei het al eerder, dat wij elkaar liefhebben. Daar leven wij zelf van. Maar deze opbrengst wordt alleen maar rijker als wij er zoveel van opbrengen dat wij kunnen afdragen aan de eigenaar van de wijngaard zodat ook anderen ervan kunnen leven. Liefde is immers om te delen.
Dit willen de pachters uit het verhaal in het Evangelie niet. Die willen hun deel niet afdragen. Die willen niet delen met anderen. Misschien willen zij dat wel niet omdat zij bang zijn dat de eigenaar van de wijngaard de opbrengst ook ten goede laat komen aan mensen die zij niet mogen, niet in hun buurt dulden, haten misschien wel. En dat terwijl de vruchten van de wijngaard bij uitstek om te delen zijn. Wijn drink je niet alleen Die smaakt veel beter wanneer je die samen met anderen geniet.
Daarom is de wijn ook beeld van de liefde, de belangrijkste vrucht van Gods proeftuin. Liefde is om te delen.
Pachter zijn van Gods proeftuin betekent dan ook niet alleen dat je de liefde teruggeeft aan God, maar dat je die deelt met degenen aan wie God zijn liefde wil geven, ook als dat mensen zijn waarvan je niet goed begrijpt waaraan zij Gods liefde te danken hebben. Dat God ze liefheeft zou genoeg moeten zijn voor jou om je liefde aan God terug te geven door ze te delen met anderen, wat heet: met iedereen die je pad kruist.
Een van de pachters onder de velen die in de voorbije eeuwen in Gods wijngaard hebben gewerkt heeft dit begrepen als geen ander. Ik bedoel de heilige die de Kerk vandaag viert: Franciscus van Assisi. Die heeft de liefde die hij oogstte in Gods wijngaard gedeeld, niet alleen met de broeders die zich bij hem aansloten en de zusters, niet alleen met de mensen die hij tegenkwam, waarbij hij een grote voorkeur had voor de armen, zij die buitengesloten werden zoals melaatsen, maar met alle schepselen. Hij heeft niet alleen de vrucht van de liefde voortgebracht die anderen van Franciscus en zijn broeders deed zeggen: ziet hoe zij elkander liefhebben, maar hij noemde alle schepselen zijn zusters en zijn broeders, of het nu broeder Zon was of zuster dood.
Franciscus heeft begrepen wat het is om pachter in Gods proeftuin te zijn. Dat waar hij, net zoals alle pachters, recht op had om van te leven, hield hij niet voor zichzelf, maar deelde hij, ook met wie hij het moeilijk vond om te delen, zoals de melaatsen, van wie hij van nature een afkeer had.
Met het voorbeeld van zijn leven helpt Sint Franciscus ons de verhalen over die twee wijngaarden goed te verstaan. Hij daagt ons uit om te zorgen voor een goede opbrengst van de wijngaard die wij in pacht hebben, en om die opbrengst rijkelijk te delen met wie onze liefde nodig hebben en die opbrengst op die manier te geven aan de eigenaar van de wijngaard. Om pachters te zijn die, als de Zoon komt om de opbrengst te halen, die niet buiten te werpen maar van harte te verwelkomen – door het vieren van deze eucharistie bijvoorbeeld.
inleiding Henk Janssen ofm
preekvoorbeeld dr. Jan van den Eijnden ofm