- Versie
- Downloaden 41
- Bestandsgrootte 302.67 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 18 februari 2021
25 september 2016
Zesentwintigste zondag door het jaar
Lezingen: Am. 6,1a.4-7; Ps.146; 1 Tim. 6,11-16; Luc. 16,19-31 (C-jaar)
Inleiding
De kritiek van Amos
Als er in de liturgie van de kerk gelezen wordt uit het boek van de profeet Amos, mag je rekenen op een flinke dosis maatschappijkritiek. Zo ook op deze dag. Amos, afkomstig uit Tekoa in het Zuidrijk, staat erom bekend dat hij in zijn protest tegen de decadentie in het welvarende Noordrijk van de achtste eeuw voor het begin van de jaartelling bepaald geen blad voor de mond neemt. In zijn kritiek op de gesignaleerde wantoestanden noemt hij de dingen heel direct bij hun naam. Daarbij toont hij zich extra gevoelig voor het misbruik van de religie om sociaal onrecht te maskeren met onwaarachtige uitingen van vroomheid en ander religieus gedrag. Zie vooral 8,4-7. Zijn profetie is erop gericht om duidelijk te maken dat zulke toestanden hun desastreuze uitwerking niet zullen missen. Een samenleving die een loopje neemt met de morele plicht om recht en gerechtigheid te laten zegevieren, gaat aan zichzelf ten onder.
Dat is dan ook de strekking van de eerste lezing. Het decadente gedrag van de notabelen in Sion en Samaria (6,1) loopt uit op ballingschap en op het einde van een zelfstandig bestaan als natie (6,7). Zo komt de politiek heel duidelijk in het vizier! Kleine oorzaken, grote gevolgen! Amos wil hiermee het verband duidelijk maken tussen ethiek en politiek, tussen sociaal onrecht en maatschappelijke consequenties. Voor hem zijn dat geen aparte werelden. De godsdienst van Israël heeft een duidelijk sociale component en daar kun je niet straffeloos aan voorbij gaan. Trouwens, in heel de Thora is dat al onmiskenbaar. De profeet Amos is voortdurend in de weer om deze causale samenhang te benadrukken.
Met deze eenvoudige constatering mogen we nu wel vaststellen dat de eerste lezing van deze dag qua invalshoek goed combineert met de lezing uit het Lucasevangelie. Ook daar wordt immers gewezen op dezelfde samenhang van geloof en ethiek. Het uit de weg gaan van de juiste keuzes op het juiste moment kan heel verkeerd uitpakken.
De interesse van Lucas
In het Lucasevangelie treffen we een meer dan gemiddelde interesse aan voor de thematiek van armoede en rijkdom. Enkele tekstgedeelten die hierover handelen komen we enkel en alleen daar tegen en niet bij andere evangelisten. Dit geldt ook voor de lezing van deze dag. Vrij algemeen is de opvatting dat dit gegeven iets onthult over de situatie van de gemeente waar Lucas zijn evangelie voor schreef. Ook in Handelingen, het tweede boek dat Lucas schreef, gaat het nogal eens over dit thema. Het is dus geen toevalligheid.
Mogelijk waren er in de gemeente spanningen als gevolg van een zekere tweespalt tussen welgestelden en minder bedeelden, en wilde Lucas duidelijk maken dat deze tweespalt onverenigbaar is met de boodschap van het evangelie. Was Jezus zelf niet solidair geweest met allerlei mensen aan de onderkant van de samenleving (zie bijvoorbeeld Luc. 14 en 15) en had hij niet duidelijk gemaakt dat deze vorm van solidariteit verplicht tot het maken van duidelijke keuzes? In hoofdstuk 16 gaat het daarom nadrukkelijk over de vraag hoe je eigenlijk om moet gaan met geld en goed. In die zin maakt de lezing van vandaag deel uit van een groter geheel. De gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus zal zo bedoeld zijn als een pakkende illustratie van de opvatting dat het christelijk belijden geen vrijblijvende zaak is maar moet leiden tot het maken van zulke duidelijke keuzes op ethisch vlak. Daarom zegt Jezus ook: je komt zeker in de problemen als je zowel God als de geldduivel wilt dienen (16,13b).
De teksten in het Lucasevangelie die handelen over rijk en arm hebben in eerste instantie de situatie van de gemeente op het oog. Door de samenhang met andere tekstgedeelten in dit deel van het evangelie, komt echter ook de polemiek van Jezus met de Farizeeën aan de orde (16,14). Over hen wordt nu ook gezegd dat zij op geld belust zijn. Door de gelijkenis zó te vertellen dat de Farizeeën ook onder de toehoorders van Jezus gerekend moeten worden, maakt Lucas tevens duidelijk dat hun mentaliteit van geldelijk gewin op gespannen voet staat met wat hen dagelijks bezighoudt, namelijk het luisteren naar en bestuderen van Mozes en de profeten. Wie het appel van de Schrift serieus wil nemen, ontkomt niet aan een serieuze bezinning op het eigen ‘financieel beleid’.
Een naam
Slechts één keer komt het voor dat iemand in een gelijkenis een naam draagt: dat is op deze plaats. De oorspronkelijke hebreeuwse naam Eliëzer of Eleazar (en daarmee ook Lazarus) betekent: ‘God heeft geholpen’, of ook wel: ‘God helpt’. Terwijl de rijke in de vertelde gelijkenis anoniem blijft, heeft de bedelaar die daar zo lang voor de poort van het huis van die rijke ligt en bij herhaling het Kyrie eleison! roept, wél een naam. En wat voor een! Maar de naam van die met zweren overdekte bedelaar aan de poort van dat weelderige huis zou die welgestelde man in purper en fijn linnen nog eens ergens aan kunnen herinneren: dat God zich niet onbetuigd laat, dat hij helpt. Denk in dit verband aan wat Mozes zelf van God te horen kreeg: ‘De HEER zei: ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden. Daarom ben ik afgedaald om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden…’ (Ex. 3.7v).
Maar de rijke ziet de bedelaar Lazarus niet liggen, laat staan zitten... De rijke ziet niet in dat ook hij in dit leven niet zonder Gods hulp kan. Hij denkt het in zijn leven wel zonder God te kunnen stellen, hij is heer en meester over zijn eigen leven. Wie doet hem wat? Dat is misschien wel zijn grootste fout: leven alsof er geen God bestaat. Maar de rijke vergaloppeert zich en als zijn weelderige aardse leven voorbij is, komt hij tot inkeer. Dan, in die gewijzigde omstandigheden na zijn dood, neemt hij Lazarus ineens wél waar: ‘Vader Abraham, heb medelijden met mij (Ontferm u!) en stuur Lazarus naar me toe!’
Nú doet de rijke eindelijk wat hij op aarde altijd heeft nagelaten: het zien, het waarnemen van de ander. Het is precies datgene waar hij zich in zijn leven altijd zo voor afgesloten had. Het gaat hier om leren zien.
Met hulp van Mozes en de profeten
Een oppervlakkige lezing van de gelijkenis zou misschien tot de slotsom kunnen leiden dat het hier gaat om een omkering van beroerde maatschappelijke verhoudingen in het hiernamaals (16,25). Je zou bijna gaan denken: ‘Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw…’ Maar dan functioneert het geloof in een leven ná dit leven als een excuus om niets te hoeven veranderen aan situaties van maatschappelijke ongelijkheid. En daarmee staat het christelijk geloof direct onder de verdenking van partijdigheid met de rijken en de beter gesitueerden. Het lijkt echter uitgesloten om Jezus hiervan te verdenken. We weten immers uit het getuigenis van de Schrift hoezeer hij keer op keer hamerde op een ethiek van onderlinge solidariteit en bereidheid tot delen van wat je hebt. Jezus staat met dit appel helemaal in de lijn van Mozes en de profeten. Denk alleen maar aan de profeet Amos!
Daarom moet de gelijkenis beslist anders gelezen en uitgelegd worden. Niet het man- en vrouwmoedig berusten in actuele situaties van sociaal en maatschappelijk onrecht is hier aan de orde, maar de overtuiging dat de traditie van Mozes en de profeten ons kan helpen om reeds in dít leven de juiste keuzes te maken. Zelfs het opstaan uit de dood moet daaraan ondergeschikt blijven, ook al zou dat mogelijk een corrigerende werking kunnen hebben. Daaruit mag je toch wel concluderen dat niet het geloof in een leven ná dit leven voor Jezus de hoogste prioriteit geniet, maar wel het streven naar een menswaardig bestaan voor allen die hunkeren naar ‘een beter leven dan dit’. Wie zich bewust hiervoor afsluit en volhardt in een levenshouding van eigenbelang en ik-gerichtheid, moet zelf maar de verantwoordelijkheid dragen voor de gevolgen. Amos zou het onmiddellijk beamen…
De kloof is te groot geworden
Toen Lazarus aan de poort lag van de rijke die iedere dag uitbundig feestvierde, werd hij door de man niet gezien of opgemerkt. Zelfs de restanten van de dagelijkse braspartijen werden hem niet gegund. Wel werd Lazarus opgemerkt toen de rollen eenmaal omgekeerd waren en de rijke man aan Abraham het verzoek richtte om nu Lazarus voor wat verkoeling naar hem toe te sturen. Dan nog steeds speelt zijn eigenbelang hem parten… Toen was het echter te laat, want de kloof is definitief en onoverbrugbaar geworden. De conclusie die we van Jezus opnieuw zelf mogen trekken ligt voor het oprapen: de juiste keuzes moet je maken op het juiste moment. Dat is eigenlijk alles en daar moeten we het dan ook mee doen…
1 Timoteüs 6,11-16
Zie A.B. Merz, ‘De eerste brief aan Timoteüs. Pseudo-Paulus stelt voor altijd orde op zaken’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 69-79
Preekvoorbeeld
Over kloven in onze samenleving, over kloven door onrecht tussen mensen.
Over kiezen voor gerechtigheid voordat die kloven te groot zijn geworden.
Er gaapt tussen u en ons een wijde kloof, zegt Abraham tegen de rijke, een diepe kloof waar jij onmogelijk nog over heen kunt. Wat een hard oordeel! Wat een verhaal uit hel en hemel!
Het klinkt ons vreemd in de oren, want we hebben die beelden van hemel en hel achter ons gelaten – hoewel, de beelden van Jeroen Bosch fascineren ons wel...
We herkennen wel de tegenstelling tussen de arme man Lazarus, vol zweren, die door een lieve hond gelikt worden en de rijke met veel vrienden, die géén naam krijgt. De arme man Lazarus wordt, zoals het In Paradisum uit de uitvaartliturgie zingt, door de engelen tot in de schoot van Abraham gedragen, zijn moeilijke leven krijgt een goed einde in de geborgenheid bij God.
De rijke is in het dodenrijk in een vuur dat gevoed wordt door spijt over gemiste kansen. Gemiste kansen om te delen van zijn rijkdom. Hij leefde alsof er geen God bestaat. De rijke spreekt niet Lazarus aan, maar Abraham. Stuur Lazarus met wat water, vraagt hij. Opvallend, dat de rijke wel Lazarus bij naam kent, hoewel hij hem nooit heeft aangesproken.
Opvallend ook dat Abraham de rijke kent want hij noemt hem ‘kind’ en verwijt hem dat hij zijn rijkdom niet heeft gedeeld met de arme. Na de dood is dat niet meer goed te maken. Nu in ons leven nog wel!
Daarom vertelt Jezus dit verhaal voor ons. Wij kunnen nú nog de kloven tussen mensen overbruggen. Voel jij wel een kloof tussen jou en anderen?… denk daar eens even over… Kloof tussen jou en een buur? Tussen jou en een vreemdeling? Tussen rijke en arme wijken?
Onze wereld is vol kloven. De grootste kloof in onze wereld is die tussen rijk en arm,
80% van de aardse rijkdommen is in handen van 20%! Er worden veel rapporten over geschreven, maar de kloof wordt niet kleiner. Steeds weer zijn er nieuwe beelden op het nieuws over armen in de kelders van de wereld, in de landen waar hongersnood is of oorlog om de olie.
Maar ook in ons land is er armoede. Het aantal voedselbanken moet noodzakelijk groeien. In Rotterdam leeft een op de vier kinderen in armoede, terwijl we een van de rijkste landen ter wereld zijn. Dichtbij ontstaan er kloven tussen kinderen op onze scholen. Kinderen die niet zo goed het tempo kunnen volgen, dreigen steeds meer achterop te raken.
Dit is geen leuke preek, maar het evangelie vraagt ons om de tweespalt in onze samenleving nu onder ogen te zien en er nu wat aan te doen, voordat het te laat is.
Ziet u de kloven groeien? De kloven tussen degenen die regelmatig hun huis kunnen opknappen en de alleenstaande moeder die het geld niet heeft om te witten en te behangen. Kloven tussen Nederlandse en Marokkaanse mensen, die eerste goed waren met elkaar en die nu elkaar wantrouwen. Kloven die ontstaan uit angst voor vreemdelingen en vluchtelingen.
Wat kunnen wij nu doen opdat die kloven nu kleiner worden? Op wereldniveau proberen we mee te doen aan een eerlijke handel, Fair Trade, een goede prijs betalen voor grondstoffen. Op scholen proberen extra leerkrachten achterblijvers erbij te trekken. In de wijken proberen vrouwen door taalles te geven aan buitenlandse vrouwen de communicatie te verbeteren. Op voetbalvelden wordt er gewerkt aan meer respect.
Wij kunnen hier en nu kloven verkleinen door elkaar aan te spreken. Dan krijg je een naam voor elkaar, zoals Lazarus een naam krijgt, die naam betekent ‘God helpt’.
Hoe worden de armen dan door God geholpen? Niet door maar af te wachten: ‘stil maar, wacht maar’. Dat zegt het evangelie niet. Kijk maar naar het antwoord op de vraag van de rijke om Lazarus naar zijn broers te sturen om hen te waarschuwen. Het antwoord is: ‘Als ze niet luisteren naar Mozes en de profeten dan laten ze zich ook niet overreden door iemand die uit de doden is opgestaan.’ Dit is een sleutel! Want voor ons is er wél iemand uit de doden opgestaan! Wij zijn wél gewaarschuwd door Jezus. Jezus die scherp aansluit bij de profeet Amos, die de rijken die in weelde leven en alleen aan zichzelf denken waarschuwt dat ze weggevoerd zullen worden in ellendige ballingschap. Vandaag worden we opgeroepen om nu de juiste keuzes te maken, voordat de kloven te groot zijn geworden.
Hier mogen we elkaar helpen en bemoedigen bij het maken van die keuzes in het vertrouwen dat God ons daarbij helpt.
inleiding drs. Harry Tacken
preekvoorbeeld drs. Paulus van Mansfeld