- Versie
- Downloaden 44
- Bestandsgrootte 125.25 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 13 augustus 2022
- Laatst geüpdatet 18 augustus 2022
25e zondag dhj, C jaar, 18-9-2022
18 september 2022
Vijfentwintigste zondag door het jaar
Lezingen: Am. 8,4-7; Ps. 113; 1 Tim. 2,1-8; Luc. 16,1(10)-13 (C-jaar)
Inleiding
In de lezingen wordt ons een zeldzame blik gegund in de hoofden van wie gedreven worden door materieel gewin. Amos veroordeelt hun praktijken omdat ze anderen tot de bedelstaf brengen en erger. Voor geld worden armen opgeofferd. Dit is van alle tijden, want eeuwen later lezen we bij Lucas de waarschuwing: je kunt niet de mammon (geld) dienen en God.
Amos 8,4-7 – Geen gesjoemel
Omdat Amos’ korte tekst zoveel bevat volgt voor de duidelijkheid eerst de tekst:
Jullie die de armen kwaad willen berokkenen en uit zijn op de ondergang van de machtelozen van dit land, luister! Jullie zeggen: ‘Wanneer is de dag van de nieuwemaan voorbij, zodat we weer koren kunnen verkopen? Wanneer de sabbat, zodat we weer graan kunnen verhandelen?’ Jullie maken de efa kleiner, jullie maken de sjekel zwaarder en jullie knoeien met de weegschaal. Jullie kopen de zwakken voor een handvol zilver, de armen voor een paar sandalen, en jullie zeggen: ‘Ook het kaf verkopen we als graan!’ Dit zweert de heer bij de trots van Jakobs volk: Nooit zal Ik een van jullie daden vergeten.
(NBV21)
Amos verstaat de kunst om ondanks zijn verontwaardiging geen karikatuur te maken van de uitbuiters. Amos laat juist zien dat zij zich keurig houden aan het vieren van de sabbat en de eerste dag van de maand, de nieuwemaan (Num. 10,10; 28,11.14). Dat zijn de dagen waarop handel uit den boze was, net als op zekere feestdagen (vgl. Jes. 58,19 en Jer. 17,19-27). Iedereen moest dan in vrijheid kunnen rusten en genieten van de gedeelde opbrengst (Ex. 20,8-11). Ook in gedachten mocht je op die dagen niet bij je kasboeken en je handelswaar zijn. Wie dat toch deed, maakte zich schuldig aan vrome schijn. Amos laakt degenen die zich lijken te conformeren met de regels van sabbat en nieuwemaan maar er innerlijk afstand van nemen omdat ze druk zijn met beramen van frauduleuze zaken zonder enige consideratie voor de armen. En ze denken daarmee voor God weg te komen.
Hoe glashelder de tekst ook is, in de middeleeuwen rees onder rabbijnen het vermoeden dat Amos het niet over sabbat of nieuwemaan-dagen in het algemeen had omdat hij nadrukkelijk over dé sabbat en dé nieuwemaan sprak. Het zou om een specifieke sabbat en maand gaan. Amos bedoelde met maand de oogstmaand, concludeert Rasji (1040-1105), omdat de eigenaars over verkoop spreken. Tot het eind van de oogst mochten de armen aren plukken en oplezen, en nemen van het zogenaamde armendeel dat hun rechtens toekwam. Daarna echter brak onherroepelijk het moment aan dat zij helemaal afhankelijk werden van wat de eigenaars uit eigen voorraad verkochten. Dat verklaart beter waarom de eigenaars niet kunnen wachten tot de oogst binnen is. Andere rabbijnen lazen vervolgens ‘de sabbat’ niet als een verwijzing naar de wekelijkse dag van de sabbat maar naar het jaar van de sabbat, het sabbatsjaar, dat eens in de zeven jaar aanbrak. In dat jaar werd niets ingezaaid en lagen de akkers braak. Dan was iedereen voor een lange periode afhankelijk van wat de boeren kwijt wilden. Een enkeling, zoals Abraham Ibn Ezra (1092-1167), vermoedt dat Amos sprak ten tijde van een hongersnood, omdat in zulke tijden voedselprijzen opgedreven worden. De rabbijnse uitleggingen verklaren nog beter waarom de overtreders denken hun slag te slaan.
Alsof het al niet erg genoeg is, vergroten de gefortuneerde bezitters hun winsten door met de maten en gewichten te knoeien. Met verkleinde maatbekers werd er minder graan afgemeten dan ervoor betaald werd. Grotere gewichten zorgden vervolgens dat de koper in het andere schaaltje meer munten moest leggen om de weegschaal in evenwicht te krijgen. Zo betaalde de koper ongeweten meer voor wat hij dacht te krijgen. Over al deze misstanden is de Tora glashelder: Het gaat om ‘een zuivere weegschaal, zuivere gewichten, een zuivere efa en een zuivere hin’ (Lev. 19,36; vgl. Deut. 25,13-16). Een efa is een inhoudsmaat voor droge etenswaren (40 liter), een hin is een inhoudsmaat voor vloeibare producten (7 liter). Gesjoemel met gewichten heet in Spreuken (11,1) een gruwel in Gods ogen. Het kan niet duidelijker gezegd zijn! Ronduit schandalig en misdadig is dat deze uitbuiters zelfs het kaf voor graan verkopen. Voedsel zonder enige voedingswaarde. Wat restte de allerarmste nog na het verpanden van zijn laatste goed (‘een paar schoenen’) dan zichzelf te verkopen?
1 Timoteüs 2,1-8
Zie A.B. Merz, ‘Pseudo-Paulus stelt voor altijd orde op zaken’ met een preekvoorbeeld van K. Touwen in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 69-79 en 80-83.
Lucas 16,1-13 – Een voorbeeldige rentmeester?
De gelijkenis, die alleen Lucas heeft overgeleverd, gaat over een corrupte rentmeester. Als het gesjoemel bij zijn baas aan het licht komt, moet hij met de billen bloot. Maar voor hij opening van zaken geeft, gaat hij eerst langs bij zijn schuldenaars. De rentmeester heeft zijn knopen geteld en weet dat hij veel te winnen heeft, als hij het op een akkoordje kan gooien met de debiteurs. Hij ontpopt zich nu ruimhartig door royaal schulden weg te strepen. Daarmee hoopt hij vrienden te maken die hem straks een wederdienst zullen bewijzen als hij brodeloos is. Ondertussen financiert hij zijn gulheid wel met het geld van zijn meester! Een vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken. Hoe kan Jezus uitgerekend zo iemand lof toezwaaien?
Geen lezer, ook niet de professionele exegeet, komt hier echt uit. Dat blijkt wel uit de literatuur en de commentaren op dit gedeelte. Enkele vragen blijven onoplosbaar: Als de rentmeester van alle schuldenaars van zijn heer de schulden verlaagt, dupeert hij dan niet zijn heer? Waarom wordt de rentmeester dan toch door zijn heer geprezen? Als zijn heer niet de meester in de parabel is maar Jezus zelf, hoe rijmt dit dan met zijn uitspraak dat je niet God én het geld kunt dienen?
Zelfs als degene die de rentmeester prijst de baas van de rentmeester is en niet Jezus, dan blijft staan dat volgens Lucas de parabel toch van Jezus komt. Jezus sluit zich dus bij de strekking van de gelijkenis aan. Jezus prijst ons de rentmeester aan.
Natuurlijk is vaak gedacht dat de baas toch niet de dupe werd, omdat de schulden van de debiteurs grotendeels belast waren met wat de rentmeester zichzelf toe-eigende. Wat na het wegstrepen van zijn aandeel restte, was de schuld die men aan de baas van de rentmeester verschuldigd was. In die gedachtegang werd de baas dus op geen enkele manier benadeeld. Kwam deze corruptie pas aan het licht toen de meester ontdekte dat al die tijd geen enkele schuld afgelost was, terwijl de mensen wel degelijk bleken te betalen (namelijk aan de rentmeester)?
De strekking van de parabel blijft met alle vragen en hypothetische oplossingen echter toch wel overeind in de context van het geheel van het evangelie van Lucas, die van alle evangeliën opvallend veel aandacht heeft voor de kwesties van armoe en rijkdom, maar ook de kracht proclameert van het kwijtschelden van schuld, van royaal zijn en vergeven.
De parabel krijgt een extra betekenis als we haar naast de voorafgaande parabel zetten van de verloren zoon (Luc. 15) die alles wat hij van zijn vader kreeg, verbrast heeft. Hij weet dat hij beter vol berouw en schuld bij zijn vader terug kan keren dan verder te leven als bedelaar. Als hij met lood in de schoenen zijn vader tegemoet gaat, ontdekt hij dat zijn vader niet denkt in termen van schuld en boete, maar in termen van dood en leven. Hij is uitzinnig van blijdschap omdat hij zijn zoon, die hij ‘dood’ waande, levend terugziet. Dit kolossale gegeven dat we kunnen zijn als deze vader, is de kern van het evangelie. De kracht van vergeving nodigt uit om zo royaal te zijn als de vader van de parabel (vgl. Mat. 18,21-35).
Al zien we in de rentmeester een groteske pendant van deze liefdevolle vader, beiden leren ons wat delging van schulden te weeg brengt!
Van geld naar vrienden
Wat rest mij met al mijn geld? Jezus heeft daarover verschillende malen gesproken. Een rijke die zich oprecht afvroeg wat hij doen moest om het eeuwige leven te verwerven, kreeg van hem te horen: ‘Doe afstand van al je geld, en volg mij’ (Luc. 18,18-27). Maar deze uitdaging zijn slechts weinigen aangegaan. Mogelijk vertelt Lucas daarom van die ondeugende rentmeester, omdat hij wist hoe hoog gegrepen Jezus’ navolging was. Daarom lezen we hier: ‘Maak je vrienden met de onrechtvaardige mammon!’ Zo illustreert zelfs de parabel van de gewiekste rentmeester waar de evangelische vreugde zich laat vinden.
Preekvoorbeeld
Zo slim als de rentmeester
Het was in Jezus’ tijd op sommige punten blijkbaar niet anders dan nu: mensen zijn slim als het erom gaat het eigen hachje te redden. Of om de eigen toekomst te verzekeren als deze op het spel staat. Dreigend ontslag zet ons op scherp. Hoe moet het verder? Wat de rentmeester uit de parabel doet is nog een schepje toevoegen aan het bedriegen van zijn heer. Maar daarover wil Jezus het in de eerste plaats niet hebben. Wel over de vraag: hoe slim zijn wij als christen? Hoe vindingrijk zijn de kinderen van het licht als het erop aan komt het goede dat ons van God uit is toevertrouwd ook ten goede te gebruiken? Hoe handig zijn we, niet om ons eigen hachje te redden, maar om de mens te redden die in onze wereld dreigt ten onder te gaan? Welke wegen zoeken we om ons eigen leven en ons samenleven te richten op zijn droom over ons, op het rijk Gods, om het bijbels te zeggen?
En hier zet Jezus een tweede stap: Hoe slim zijn mensen als het over geld gaat! Alsof dat hun leven kan vervullen of redden. Natuurlijk hebben wij geld nodig om te leven. En met een minimumloon, basisinkomen of nog minder moeten leven is geen zegen. Daarover zal Jezus ook wel niet twisten. Maar hij eindigt met te spreken over de geldduivel, de mammon die God verdringt in het leven van de mens. De duivel die het hele leven naar zijn hand zet. De economische winst waaraan al de rest opgeofferd wordt. Wie en wat de slachtoffers zijn van deze duivel brengt paus Franciscus uitvoerig ter sprake in zijn encyclieken Laudato sí en Fratelli tutti. Slachtoffer van deze geldgod zijn onze zuster moeder aarde en haar armen. En de twee staan niet los van elkaar. Waar mijnbouw, landbouw, industrie het milieu ongecontroleerd schenden, zijn ook de armsten en de arbeiders de eerste slachtoffers. Onze ongebreidelde groei-economie misbruikt de zwaksten of schakelt ze uit. En op termijn is de afgod van het onbeperkte winstbejag dodelijk voor de mens zelf en voor onze samenleving.
De coronacrisis heeft sommigen doen beseffen hoe eenzijdig ze waren gaan leven. Hoe eigen gezin, eigen gezondheid en sociale leven in de verdrukking gekomen waren door de overheersing van werk en carrière. Sommigen kozen voor een carrièreswitch of voor minder werktijd om andere talenten aan bod te laten komen, ook al gaat het gepaard met minder inkomen. Velen hebben die keuze niet of nauwelijks en blijven met een onzekere toekomst in een onbevredigende levenswijze gevangen.
Kan een crisis ook een kans zijn om nieuwe solidariteit te laten ontstaan? Zoals die rentmeester solidariteit zoekt bij de pachters. Zijn verkwistend leven is voorbij, maar daarom nog niet zijn leven zonder meer. De parabel geeft te denken.
De parabel geeft nog te denken op een ander punt.
Altijd al heeft in de kerken de stem van Amos geklonken: tempelbezoek, sabbat en andere godsdienstige praktijken die gepaard gaan met het bedriegen van de arme, weduwe en wees zijn een gruwel in Gods ogen. Zo’n godsdienstigheid kan beter verdwijnen. Schermen met het behoud van onze christelijke cultuur om de vreemdeling en de vluchteling elementaire gastvrijheid en mensenrechten te misgunnen, is een gruwel in Gods ogen. Sommige huidige vormen van nationalisme die zich op het christendom beroepen staan ver af van het evangelie en de gastvrijheid die een eremerk van de christen moet zijn: ‘Ik was vreemdeling en je hebt Mij ontvangen.’
Gelukkig zijn er ook veel goede krachten in onze samenleving, mensen die wegen maken om rechtvaardiger en vredevoller samen te leven. Toen de oorlog in Oekraïne uitbrak met een stroom vluchtelingen tot gevolg, was er een overvloed aan welwillendheid. Op allerlei plekken konden vluchtelingen terecht. Dit in grote tegenstelling tot grensbewakingsinvesteringen van Fort Europa als het gaat over vluchtelingen en asielzoekers uit andere landen. Overheden en burgers dragen hier een grote verantwoordelijkheid.
Misschien ben je zelf wel vindingrijk in het goede of solidair met anderen die het goede nastreven. Als je om je heen kijkt, dan zijn er plaatsen en kansen genoeg om die vindingrijkheid waarover Jezus het heeft in te vullen. Zonder dat daar winst of eigenbelang mee gemoeid zijn. Voor velen is gratis inzet een bron van geluk, van levenszin en vreugde. En in ons eigen leven en in ons samenleven zijn vrijwilligerswerk en gratuite dienstbaarheid een belangrijk tegengewicht tegen de overheersing van de geldduivel. In plaats van ons te ergeren over veel onrechtvaardige rentmeesters, over mensen en machten die enkel aan zichzelf lijken te denken of aan de eigen kleine groep, kunnen we meedoen en steun geven aan de goede voorbeelden en de goede initiatieven.
Het ons toevertrouwde goed is onze levenstijd en onze kracht om lief te hebben. Verkwisten we dit geschenk? Of zijn we slimme rentmeesters die aan God veelvoudig teruggeven wat aan God toekomt? Gebruiken we het ons gegeven goed, de ons gegeven tijd om anderen levenskansen en levensmogelijkheden te geven? Zijn we gul in ons geven en in onze inzet? Of vervalsen we de weegschaal in ons voordeel, verkopen we de arme voor een paar schoenen, verhandelen we zelfs het kaf van ons koren?
Laat je niet verlammen door het onrecht dat ons op wereldschaal toeschreeuwt, maar gebruik in je omgang met anderen, met de armen het meest, een goede, geschudde, overlopende maat. In plaats van bezeten te zijn door de mammon, doe er goed mee en hou zo anderen en God te vriend.
inleiding dr. Wim Reedijk
preekvoorbeeld Daniël De Rycke OFM