25e zondag dhj, B jaar, 22-9-2024

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 13
  • Bestandsgrootte 167.58 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 1 augustus 2024
  • Laatst geüpdatet 1 augustus 2024

25e zondag dhj, B jaar, 22-9-2024

22 september 2024
Vijfentwintigste zondag door het jaar

Lezingen: Wijsh. 2,12.17-20; Ps. 54; Jak. 3,16-4,3; Mar. 9,30-37

 

Inleiding

Wijsheid 2, 10-20

Heb de gerechtigheid lief, heersers van de aarde.
Koester zuivere gedachten over de Heer
en zoek Hem met een eerlijk geweten.
[Wijsheid 1,1]

Het boek Wijsheid is het jongste boek van het Oude Testament. Het was geliefd bij de Grieks-sprekende Joden van de diaspora en later ook bij de christenen. (Vrouwe) Wijsheid en gerechtigheid spelen een grote rol in het boek Wijsheid (6,17-21).
In onze perikoop staan de rechtvaardigen en goddelozen (Laten wij met jeugdige gretigheid genieten van de schepping, 2,6) tegenover elkaar. Gerechtigheid betekent: op barmhartige wijze volop recht doen aan de ander. De goddelozen/onrechtvaardigen maken zelf uit wat gerechtigheid is: Onze kracht zal bepalen wat gerechtigheid is, want iets dat zwak is heeft geen waarde (2,11).
De rechtvaardigen houden de onrechtvaardigen een spiegel voor van wat leven volgens de Tora inhoudt.
Dat ervaren zij als lastig en als een aanklacht. Daarom buiten zij de ‘zwakkeren’ uit: Laten wij de rechtvaardige die in armoede leeft uitbuiten, laten we de weduwe niet ontzien en ons niet bekommeren om de grijze haren van iemand op hoge leeftijd (2,10). De omgang met en bekommernis om deze ‘zwakkeren’ en vreemdelingen bepalen of iemand een rechtvaardige is. Het irriteert de onrechtvaardigen dat de rechtvaardigen hoog opgeven van hun bestemming (De zielen van de rechtvaardigen zijn in Gods hand, 3,1), en er prat op gaan dat God hun vader is en zij een zoon van God. Met geweld willen zij de rechtvaardigen op de proef stellen om hun zachtmoedigheid en de hulp/redding van God te toetsen. 

Marcus 9,30-37
Nadat Jezus een doofstomme jongen heeft genezen (9,17-27), gaat Hij een huis (dat van Hem of van Petrus? 1,29; 2,1) binnen en als zij onder elkaar zijn, geeft Hij zijn leerlingen onderricht (9,28v). Daarna vertrekken zij vandaar en reizen door Galilea. Jezus wil niet dat iemand dat te weten komt, want Hij wil ongestoord aan zijn leerlingen onderricht geven. En dit blijkt broodnodig te zijn. Op weg naar Jeruzalem spreekt Jezus voor de tweede keer over zijn dood en opstanding: De Mensenzoon wordt uitgeleverd aan de mensen en door hen vermoord én drie dagen na zijn dood zal Hij opstaan (9,31).
Door mensen vermoord én door God opgewekt ten leven. Zijn leerlingen begrijpen niet wat Jezus hier zegt, maar zij hebben niet de moed om Hem hierover te bevragen. Wat lernen betekent moeten zij blijkbaar nog leren.
Wanneer zij weer thuis in Kafarnaüm zijn, vraagt Jezus hen: Waarover waren jullie onderweg aan het redetwisten? (9,33). Zij staan met de mond vol tanden. Terwijl Jezus sprak over leven en dood, twisten zij over de vraag wie van hen de belangrijkste was! Zij zwijgen van schaamte..
Jezus gaat niet met zijn leerlingen in discussie, Hij verzamelt de Twaalf en geeft aanschouwelijk onderricht: Hij neemt een kind, zet het in hun midden neer, omarmt teder het kind en zegt: Wie in mijn naam één zo’n kind ontvangt, ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt. ontvangt niet Mij, maar Hem die Mij gezonden heeft! (9,37). Wie teder met een kind omgaat, ontvangt God zelf. Wie diaken Jezus (10,45) wil navolgen, zal in zijn voetstappen dienen te treden. Hij zal er niet op uit zijn om gediend te worden maar om te dienen (diaconie). Zo nodig zal hij uit liefde zijn leven geven voor de ander. De maatstaven van de heerschappij van God zijn deze wereld omgekeerd. Jezus identificeert zich met het kwetsbare kind, de arme, de weduwe en de vreemdeling. Deze kwetsbare mensen zijn in de ogen van God de voornaamsten en dus vindplaats van Hem in onze wereld. Dat is Gods Wijsheid: Gerechtigheid doen, dat wil zeggen: op barmhartige wijze volop recht doen aan de ander.

Een naaste word je op de weg
van dienen en van delen,
en als wij vallen, buigt zich God
en heft ons hoog tot zegen.
[Andries Govaart, 16]

 Literatuur
D. van den Akker SJ, Ga anders denken, Berne-Heeswijk 2020
A. Govaart, De weg die je goeddoet, Middelburg 2022
J. Hulshof, Zondag aan de rivier, Baarn 2018
C. den Heyer, De messiaanse weg-2, Kampen 1986
J. Smit, Het verhaal van Marcus, KBS 2011


Preekvoorbeeld

Ooit was ik in Engadin in Zwitserland. Het hotel waar ik verbleef, was een oud Kurhaus met een sprookjesachtig uiterlijk van rode daken en torens, vrij hoog in de bergen. Naast de kronkelweg naar beneden lag een vreemdsoortige heuvel, grijs, bruin en kaal. Het duurde even voor ik doorhad, dat het een lawine van ijs en sneeuw was, bedekt met het stof van maanden. De heuvel strekte zich uit tot ver over de loop van een snelstromende beek. Toen ik het geheel eens goed in me op nam, zag ik een enorme gapende mond in de heuvel. Uit dat zwarte gat golfde de beek, bruisend en spattend, en zocht zijn weg naar beneden. Het water had zich een weg gebaand door de chaos van ijs, zand, sneeuw en steen. Door een donkere tunnel en door benauwenis had het een weg gevonden naar vrije ruimte.
Hieraan moest ik denken bij de woorden van Jezus: ‘De Mensenzoon wordt uitgeleverd aan de mensen. Die zullen hem doden, maar na drie dagen zal hij uit de dood opstaan.’

De leerlingen begrijpen niets van die woorden, maar zij hebben niet de moed Jezus hierover vragen te stellen… En wij? Laten we maar kijken.
Jezus wil iets duidelijk maken over zijn leven. Wat je niet hoopt, niet wilt, gebeurt soms toch. Een harde confrontatie met de religieuze gezagsdragers van zijn tijd heeft hij niet gezocht. Het was niet de bedoeling. Maar zijn levenshouding maakt, dat zij met argusogen naar hem kijken: zijn omgang met en bekommernis om mensen aan de rand van de samenleving, zieken, vissers, tollenaars, vreemdelingen zoals de Syro-Fenicische vrouw, het is zo anders dan hoe zij hun leven inrichten. Daarbij komt, dat de religieuze autoriteiten de Tora zo strikt en loodzwaar uitleggen, dat veel gewone mensen zich uitgesloten voelen: God wordt voor hen onbereikbaar. Jezus wil evenals zij de Tora naleven, maar dan zo dat de geest van de Wet tot uitdrukking komt en dat Gods erbarmen voor de zwaksten weer aan het licht komt. De religieuze gezagsdragers ervaren Jezus’ onderricht en houding als een aanval en als een last: ‘als een levende aanklacht tegen hun opvattingen’ (Wijsh. 2,14). Jezus ziet de gevolgen van dit grote verschil in opstelling al scherp voor zich: vrijheidsberoving, vernedering, uitlevering, dood. Hij zal een zwarte tunnel door moeten. Het lijkt onvermijdelijk. Tegelijkertijd benoemt hij niet alleen maar donkerte, maar ook opstanding, licht en lucht om weer in boven te komen.
Waarom spreekt Jezus daar zo expliciet over? Hij doet dat niet één keer, maar meerdere keren. Hij wil het met zijn vrienden hebben over de kloven, waar het leven hem in leidt. Het afdalen in het donker, tegen wil en dank. Dat is blijkbaar niet alleen iets om zo ver mogelijk bij weg te vluchten.
Maar zou je daar dan niet voor terugschrikken, voor vernedering, spot of pijn? Hoezo zouden we zoiets oncomfortabels niet uit de weg gaan?
Soms kom je ineens in een situatie, dat je een standpunt in moet nemen, moet kiezen. Een collega wordt heimelijk gepest, een medewerker wordt door je leidinggevende gekleineerd, vluchtelingen worden als on-mensen afgeschilderd en behandeld, de eigen stem van een zieke dreigt niet meer gehoord te worden tussen alle behandelopties en belangen van anderen, een waardevol stuk natuur in je naaste omgeving wordt bedreigd. Maar waarom zou je het voor hen opnemen? ‘Moet ik dat doen, is dat niet iets voor die ander?’ En dan, geraakt door het onrecht, doé je het op een dag, opstaan, je stem verheffen. Je probeert te bemiddelen, op het gevaar af lastig gevonden te worden en ook zelf klappen van de zweep te krijgen…
Wanneer zij weer in Kafarnaüm in huis zijn, heeft Jezus een vraag aan zijn leerlingen: Waarover waren jullie onderweg aan het redetwisten? Zij staan met de mond vol tanden. Terwijl Jezus sprak over leven en dood, twistten zij over de vraag wie van hen de belangrijkste was! Zij zwijgen van schaamte…
Ik zou me voor kunnen stellen, dat Jezus iets uitvoeriger met hen gesproken heeft dan hier met een paar woorden in het Evangelie is weergegeven. Dat hij hen gevraagd heeft: En als jij de belangrijkste zou zijn, wat dan? Dan zouden ze hem antwoorden: een comfortabel leven, en wellicht later, als u koning zou zijn, inkomen en aanzien.. En Jezus zou zeggen: Is dat het enige? Als je werkelijk een positie krijgt, krijg je toch ook verantwoordelijkheid? Zeker voor de minsten, voor degenen zonder stem. Als je geloofwaardig wilt zijn in je positie, dan moet je voor niets weglopen. Als je je positie wilt waar maken, moet je ook durven afdalen, ook in de modder durven staan en door het stof durven gaan. Als je dat durft en aan anderen laat zien, pas dan krijgt je echt gezag.
Hij zet een kind in hun midden en slaat zijn arm eromheen. Hij zegt: ‘Wie teder met een kind omgaat, ontvangt mij en wie mij ontvangt, ontvangt God zelf’. Jezus identificeert zich met het kwetsbare kind, de arme, de weduwe en de vreemdeling. Deze kwetsbare mensen zijn in zijn ogen de belangrijksten en ze zijn vindplaats van God in onze wereld. Hij stelt een kind ten voorbeeld: een kind dat dicht bij de grond leeft, zich niet hoog verheft, maar in de modder speelt en zich vuil maakt. Een kind dat nog niet zo lang geleden door de donkere, nauwe tunnel van het geboortekanaal is gegaan. Alleen zo kon het leven krijgen. Dat beeld moeten de leerlingen voor ogen houden.
Jezus spreekt over lijden dat hij moet ondergaan. Hij vraagt niet naar het waarom. Hij ziet het niet als iets dat hij moet zoeken, maar het loopt zo in zijn leven als gevolg van het conflict waarvan de inzet gerechtigheid is. Het zal hem door een diepe donkere kloof voeren. Maar het zal hem ergens brengen waar weer vrije ruimte is, waar hij op een andere wijze opnieuw tot leven komt.
Zijn geloof in zijn Vader is hem hierbij tot steun. Een rechtvaardige is een kind van God. Die zal hem bijstaan.
Soms stelt het leven – wat er met een medemens of met de wereld gebeurt – ons voor keuzes, waar we niet omheen kunnen. Ook niets doen is een keuze. Elke keuze zal pijn doen, weten we. We zouden misschien liever doen, alsof dit niet bij het leven hoort. Ons bestaan er niet door laten verstoren. Maar zo is het niet. Alles hoort bij het leven…
Wanneer je kiest, kan het je problemen opleveren, je in een kloof leiden van afwijzing en spot. Maar het donker geeft je wellicht inzichten die je anders niet gekregen had. Je wijsheid wordt een andere wijsheid. Wat je van waarde vindt, krijgt andere kleuren. Je komt boven als een ander mens. Soms voelt het als een nieuw leven. Soms is het werkelijk een nieuwe geboorte.

 

inleiding Henk Janssen OFM
preekvoorbeeld Marian Wisse MA