24e zondag dhj, C jaar, 11-9-2022

By 13 augustus 2022 No Comments
[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 40
  • Bestandsgrootte 84.53 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 13 augustus 2022
  • Laatst geüpdatet 18 augustus 2022

24e zondag dhj, C jaar, 11-9-2022

11 september 2022
Vierentwintigste zondag door het jaar

Lezingen: Ex. 32,7-11.13-14; Ps. 51; 1 Tim. 1,12-17; Luc. 15,1-(10)32 (C-jaar)

 

Inleiding 

Evangelielezing: Lucas 15,1-32
Hoofdstuk 15 van het Lucasevangelie bevat drie parabels, waarvan de laatste de meest bekende is als ‘de parabel van de verloren zoon’. Met deze aanduiding wordt echter voorgesorteerd op iets dat negatief is, terwijl de drie parabels juist de aandacht willen vestigen op iets dat positief is: de vreugde van het terugvinden.
In de eerste parabel over het teruggevonden schaap (vergelijk ook het laatste vers van de lofzang op de Tora in Psalm 119,176) in de verzen 3-7 is de vreugde zo allesoverheersend, dat die herder éérst van vreugde spreekt. ‘Deelt in mijn vreugde’, zegt hij (v. 6). Pas als hij gesproken heeft van vreugde en anderen opgeroepen heeft die vreugde met hem te delen, vertelt hij dat er een schaap verloren was. Maar dat is verleden tijd: het is gevonden.
Ook in de tweede parabel in de verzen 8-10 over de teruggevonden drachme neemt de vreugde de voornaamste plaats in. Als de vrouw aan het woord komt, spreekt zij eerst van vreugde, niet van verlies of van angst bij het zoeken. ‘Deelt in mijn vreugde’, zegt ook zij (v. 9). Pas nadat ze van vreugde gesproken heeft en anderen opgeroepen heeft met haar in die vreugde te delen, noemt ze nog even dat er een kapitaal muntstuk verloren was, maar nu teruggevonden is.

Zo is het ook in het grootste parabelverhaal in de verzen 11-32: de vader is op zoek, wordt door medelijden bewogen, snelt de zoon tegemoet, omhelst hem innig, en kust hem vanuit heel zijn hart.
De teruggevonden zoon komt pas daarna aan het woord, na het warme welkom van zijn vader, in vers 21. Hij probeert te zeggen dat hij eigenlijk een verloren zoon is. Maar de vader wil daar in zijn vreugde niets van weten. Hij laat zijn zoon als het ware niet eens uitspreken. De teruggevonden zoon heeft nog niet gezegd: ‘Ik ben niet meer waard uw zoon te heten’, of de vader springt in, laat een schitterend kleed halen en geeft opdracht tot een groot feest. Daarmee geeft hij juist het tegenovergestelde aan van wat de zoon gemeend had te moeten zeggen. De teruggevonden zoon is en blijft zijn zoon. De vreugde is zo allesoverheersend dat de achterliggende geschiedenis daarbij in het niets valt. De teruggevonden zoon wordt gevierd als een ware zoon van de vader.

De andere zoon, die de hoofdrol overneemt van zijn broer voor het tweede deel van de parabel in de verzen 25-32, kijkt op een heel andere manier. Hij wil niet delen in de vreugde. Daarom staat hij buiten: letterlijk, buiten de feestzaal, maar ook figuurlijk, buiten het zoonschap. In die buitenpositie richt hij zijn blik niet op het positieve, maar op het negatieve. Als zijn vader óók naar hem toekomt, mort hij in vers 30: ‘Die zoon van u …’ Alsof het niet zijn eígen broer betreft, zoals de knecht doet in vers 27 en de vader in vers 32.
Deze zoon kijkt zo negatief, dat hij niet eens de waarheid meer zegt. Hij spreekt van ‘uw vermogen’ (v. 30), maar aan het begin van het parabelverhaal hoorden we, dat beide zonen (dus ook de nu morrende zoon) het deel hebben gekregen dat hun toekomt (v. 12). Hij spreekt voorts van ‘slechte vrouwen’ (v. 30), maar de verzen 13-19 zeggen niets daarover. De jongste zoon jaagt zijn boeltje er wel doorheen, maar het is de oudste zoon die er zomaar een losbandig leven met hoeren bij fantaseert. Wie buiten staat, omdat er negatief gekeken wordt, kijkt blijkbaar nog negatiever dan het negatieve dat er zou kunnen zijn.
Deze negatieve situatie omraamt de parabels die Jezus vertelt. Jezus is namelijk in contact met tollenaars en andere zondaars en eet met hen. In Jezus’ woorden betekent dit dat hij omgaat niet met zondaars, maar met teruggevonden zonen. De Farizeeën en de Schriftgeleerden struikelen hierover, zoals vers 1 aangeeft. Zij zien zichzelf als de zonen die zogezegd nooit verloren hebben gelopen en kunnen in de teruggevonden zonen alleen maar verloren zonen zien.
In de parabel komt de vader naar buiten, zoals hij de jongste zoon gezocht heeft – en gevonden. Want door buiten te staan, dreigt nu de oudste zoon verloren te lopen en moet hij van verloren zoon teruggevonden zoon worden. Daarom legt de vader uit wat een positieve kijk op het leven inhoudt: niet naar de ander kijken als verloren, maar als teruggevonden; niet naar de ander kijken alsof hij dood is, maar levend geworden is.

Het parabelverhaal heeft een open eind. Er wordt niet verteld of die oudste zoon daadwerkelijk naar binnen gegaan is de feestzaal in. Jezus laat dat over aan zijn toehoorders. In het grote evangelieverhaal zijn dat de Farizeeën. Maar uiteindelijk zullen zij in het evangelie kiezen tegen Jezus en voor zijn terechtstelling. Ze zullen kiezen tegen het positieve en opteren voor een negatieve blik.
Maar over de hoofden van de Farizeeën heen spreekt Lucas met deze parabels van Jezus ook de lezer aan. Waar kiest de lezer voor? Een lezer die kiest voor de naamgeving ‘de parabel van de verloren zoon’ schuift eigenlijk op richting de houding van de oudste zoon – wat juist níet de bedoeling is.

Oudtestamentische lezing: Exodus 32,7-11.13-14
De eerste lezing bevat een gedeelte van het beroemde verhaal van het gouden kalf – eigenlijk een jonge potente stier als uitdrukking van macht en vruchtbaarheid. Ook dit verhaal is te lezen als een overgang van verloren naar teruggevonden.
Het boek Exodus bestaat uit vier delen, waarbij deel 1 en 3 en deel 2 en 4 parallel staan. In deel 2, in 14,12–31,18, wordt het plan van het heiligdom beschreven, terwijl in deel 4, de hoofdstukken 35–40, de bouw ervan beschrijven. De delen 1 en 3 staan eveneens parallel. Zoals deel 1 bestaat uit de drie onderdelen:

  1. onderdrukking (de hoofdstukken 1–2)
  2. bevrijding (de hoofdstukken 3–18)
  3. verbond met de twee tafelen der Wet (de hoofdstukken 19–24)

bestaat deel 3 uit de drie parallelle onderdelen:

  1. zonde (32,1-6)
  2. vergiffenis (32,7–33,6)
  3. verbond met de twee nieuwe tafelen der Wet (33,7–34,35).

In zowel de bevrijding als de vergeving speelt Mozes een hoofdrol. Door God geïnstalleerd om de bevrijding te bewerkstelligen (deel 1B), is het Mozes die van God de vergiffenis voor het volk verkrijgt (deel 3B). God bevrijdt het volk en laat het niet verloren gaan. Zo pleit Mozes voor het volk bij God, opdat het niet verloren gaat. Het is Mozes die als het ware God van blikrichting doet veranderen, opdat het volk van verloren volk teruggevonden volk kan worden.

1 Timoteüs 1,12-17
Zie A.B. Merz, ‘Pseudo-Paulus stelt voor altijd orde op zaken’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 69-79.

 

Preekvoorbeeld

Een vader had twee zonen, een oudste en een jongere. Een thuisblijver en een uitvlieger; een die braaf zijn plicht doet en een avonturier die de bloemetjes buiten zet – hoewel, misschien is dat laatste toch vooral de beeldvorming nadat het verhaal duizenden keren door moralisten is naverteld. Een verkwistend leven is dan in de vertaling opeens een losbandig leven geworden. Is dat niet typisch de fantasie van degene die er heimelijk jaloers op is, maar te bang is om zelf op pad te gaan?
Als je je oren te luisteren legt, kom je onder theologen en onder kerkgangers mensen tegen die begrip vragen voor de jongste zoon (die we meestal de ‘verloren zoon’ noemen), en mensen die begrip vragen voor de oudste zoon, die kwaad is vanwege het feestelijke welkom voor zijn broer die als een berooide landloper van zijn avontuur is thuisgekomen.

Dat is wel een sterke kant van het verhaal zoals Jezus het ooit heeft verteld, of in ieder geval: zoals Lucas het heeft opgeschreven. Je kunt je in elk van die twee jongens verplaatsen. Stel je de situatie van de jongste voor: zijn oudere broer zou zijn vader opvolgen, dus hij had een leven voor de boeg als tweede man in het bedrijf van zijn broer. Dit was misschien zijn enige kans om de wereld te zien, zijn geluk te beproeven. Het liep niet zoals hij had gehoopt, maar hij heeft het in ieder geval geprobeerd, en toen hij alles kwijt was en naar huis moest, kwam hij niet met smoesjes en eisen. Of hij zijn geld echt had verkwist aan hoeren en foute vrienden, dat zegt het verhaal niet: dat horen we alleen in de verbitterde woorden van zijn broer die hem nog helemaal niet heeft gesproken. Hij leefde verkwistend, zegt de tekst – dat kan in gedurfde zaken of in luxe zijn geweest, maar het is de brave thuisblijver die dan direct aan seks en drank en rock & roll denkt.
Je kunt ook meevoelen met die oudere broer. Die doet zijn plicht, dag in dag uit. Die houdt het bedrijf draaiende waaruit zijn jongere broer is weggelopen. Hij doet elke dag alles om zijn vader niet teleur te stellen. Hij heeft geen tijd voor avonturen en geen gelegenheid om het familiebezit uit te geven. Dat zijn broer terugkomt, is één ding. Dat er zo’n heisa van gemaakt wordt, een feest waarvoor alles uit de kast wordt gehaald – dát steekt hem. Alsof weglopen en dan met niks terugkomen meer beloning verdient dan al die jaren trouwe dagelijkse dienst.
We zouden vandaag bij handopsteken kunnen kiezen: wie voelt meer mee met de oudste zoon? En wie meer met de jongste? Hoe ligt de verhouding? En wat volgt daaruit? Niets. Het zegt vast iets over uzelf, wat u hebt meegemaakt met oudere zussen of jongere broers. Of u eerder een vrijbuiter bent of toch meer een angsthaas. Maar we komen zo niet bij de kern van de boodschap.

Daar kom je wél als je je inleeft in de vader. Die trouwens eigenlijk ook een moeder is: zoals hij op de uitkijk staat, zoals hij aan schone kleren en lekker eten denkt, zoals hij naar de boze grote broer toegaat om hem er toch weer bij te betrekken. Het gaat de vader niet om de een of de ander, het gaat hem om de verbinding, om allen samen, het geheel. Jezus heeft het in zijn gelijkenissen over de verloren schapen, munten en zonen over de vreugde van de hemel als het weer één wordt, als alles thuiskomt in de grote verbondenheid. Zolang je aan de kant van één van de zonen blijft staan, maak je deel uit van de verdeeldheid. De uitnodiging van Jezus is om de oversteek te maken, naar het perspectief van God die verdriet heeft om zijn gebroken mensengezin. Het gaat er niet om wie er gelijk had. Het gaat niet om oordeel maar om eenwording en heelwording. Dat verlangen van Gods hart werd door Jezus belichaamd. Wie dat vaderlijke en moederlijke verlangen deelt, al is het maar soms even, is op dat moment een woonplaats van God. Laten er veel van die momenten zijn!

inleiding prof. dr. Archibald van Wieringen
preekvoorbeeld dr. Piet van Veldhuizen