- Versie
- Downloaden 105
- Bestandsgrootte 159.98 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 5 december 2020
- Laatst geüpdatet 5 december 2020
21 februari 2021
Eerste zondag van de Veertigdagentijd
Lezingen: Gen. 9,8-15; Ps. 25; 1 Petr. 3,18-22; Mar. 1,12-15 (B-jaar)
Inleiding
Eerste lezing: Genesis 9,8-15
De oudtestamentische lezingen van de zondagen in de Veertigdagentijd staan niet in dienst van de evangelielezing, zoals op de gewone zondagen door het jaar, maar vertellen een eigen verhaal. Ze roepen belangrijke etappes van de heilsgeschiedenis op. In het B-jaar zijn dat achtereenvolgens: Gods verbond met Noach na de zondvloed, het offer van Abraham, het Sinaïverbond met de Tien Woorden, de Babylonische ballingschap, en de profetie van Jeremia over de vernieuwing van het verbond.
Vandaag lezen we de laatste verzen van het zondvloedverhaal. Na de zondvloed sluit God een verbond met Noach en met alle levende wezens die samen met Noach in de ark gered zijn. Het is een eenzijdige verbintenis van God, een plechtige toezegging dat er nooit meer een vernietigende zondvloed komt (vv. 8-11). De regenboog is het teken van dit verbond (vv. 12-15). Ook in oude Babylonische teksten wordt de regenboog beschouwd als een gunstig voorteken en een symbool van verzoening. In andere bijbelverhalen maakt dit natuurfenomeen deel uit van visioenen waarin Gods verschijning beschreven wordt, zie Ezechiël 1,28 en Openbaring 4,3. In onze tekst is het opmerkelijk dat de regenboog niet de mensen maar God moet herinneren aan het verbond (v. 15). Daardoor wordt nogmaals onderstreept dat het initiatief voor dit verbond uitsluitend van God komt. Hij alleen kan instaan voor het behoeden van de mensen en van alle leven op aarde.
Het verhaal van de zondvloed, dat ook in andere culturen voorkomt, vertolkt het algemeen menselijke besef dat het leven op aarde aan bedreigingen blootstaat. In de Bijbel fungeert dit verhaal als Gods reactie op het kwaad dat de mensen doen en dat steeds meer om zich heen grijpt (zie Gen. 6,5-8). God maakt schoon schip met zijn schepping en wil met Noach en zijn familie opnieuw beginnen. Het is een verhaal van vernietiging, maar ook van redding uit het kwaad. Het slot van het verhaal benadrukt Gods onvoorwaardelijk ‘ja’ aan zijn eigen schepping. Dit goddelijk ‘ja’ ligt volgens de Bijbel ten grondslag aan de geschiedenis van de wereld en van de mensheid, en kan door geen enkele catastrofe of misstap ongedaan worden gemaakt.
Antwoordpsalm: Psalm 25,4-9
Psalm 25 is het gebed van iemand die zich bedreigd voelt, zijn schuld belijdt en zich vol vertrouwen tot God wendt. Enkele verzen werden daaruit gekozen als antwoordpsalm voor deze zondag, onder meer vers 6: ‘Gedenk uw barmhartigheid, Heer, uw altijd geschonken ontferming’. Dit psalmvers herinnert God aan zijn eigen woord, gericht tot Noach en zijn zonen: ‘Dan zal Ik gedenken het verbond tussen Mij en u en alle levende wezens’ (Gen. 9,15).
Tweede lezing: 1 Petrus 3,18-22
Als tweede lezing is een tekst uit 1 Petrus gekozen waarin Noach en de zondvloed vermeld worden, waardoor ze aansluit bij de eerste lezing. Deze brief, een van de jongste teksten van het Nieuwe Testament, is gericht tot christenen in een situatie van vervolging. De auteur spoort zijn lezers aan hun lijden om de gerechtigheid blijmoedig te dragen, naar het voorbeeld van Christus. Dat voorbeeld van Christus wordt opgeroepen in de passage die we vandaag lezen. ‘Christus is gestorven voor de zonden om ons tot God te brengen; gedood naar het vlees werd Hij ten leven gewekt naar de geest’ (v. 18).
Vers 19 is de enige nieuwtestamentische tekst waarin sprake is van Jezus’ zogenaamde ‘nederdaling ter helle’: ‘Zo ging hij heen en predikte voor de geesten in de kerker’. Met ‘kerker’ wordt de sjeool of onderwereld bedoeld, waar naar joodse opvatting de doden verblijven. Dat Jezus tussen zijn dood en opstanding naar de onderwereld ging om de gestorven rechtvaardigen te bevrijden, is een geliefd thema geworden in de vroegchristelijke literatuur. Het wordt tevens uitgebeeld op de klassieke oosterse verrijzenisicoon: Christus verbreekt de ‘poorten der hel’ en reikt Adam en Eva de hand. Door deze voorstelling wordt de geloofsovertuiging uitgedrukt dat Jezus het lot van alle stervelingen heeft gedeeld tot in de dood toe (‘hij is afgedaald in de sjeool’), dat hij de dood heeft overwonnen (de macht van de ‘onderwereld’ is gebroken) en dat hij redding brengt aan heel de mensheid, ook aan degenen die vóór hem hebben geleefd.
Volgens onze tekst verkondigde Jezus het goede nieuws van de verlossing aan degenen die bij de zondvloed omkwamen. De auteur herinnert aan de redding van Noach en zijn familie te midden van het water (v. 20). Die redding wordt tevens gezien als een voorafbeelding van het christelijk doopsel (vv. 21-22).
Zie: dr. P. van Veldhuizen, ‘De eerste brief van Petrus. In de wereld staan’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Steenrots en struikelblok. Petrus in de Evangelies, Handelingen en brieven, Vught 2017, 94-103
Evangelielezing: Marcus 1,12-15
Op de eerste zondag van de Veertigdagentijd wordt elk jaar een evangelieverhaal over Jezus’ veertigdaagse verblijf in de woestijn gelezen, in het B-jaar de versie volgens Marcus, die in tegenstelling tot de verhalen van Matteüs en Lucas uiterst beknopt is. Maar hoe beknopt ook, het bevat verwijzingen naar een aantal verhalen uit het Oude Testament. Ook Mozes trok zich terug in de woestijn alvorens zijn levenstaak op zich te nemen (Ex. 2–4) en volgens Handelingen 7,29v duurde die periode veertig jaar. De Israëlieten trokken veertig jaar door de woestijn. Elia maakte een tocht van veertig dagen door de woestijn naar de Horeb, en werd eveneens door een engel gediend (1 Kon. 19,4-8).
De woestijn is voor Jezus een oord van beproeving: hij wordt er ‘door de satan op de proef gesteld’ (v. 13). Het Hebreeuwse woord satan betekent ‘tegenstrever’, ‘aanklager’. In het boek Job is Satan de figuur in Gods hofhouding die de mensen aanklaagt en God uitdaagt (Job 1,6-12; 2,1-7). Verderop in het Marcusevangelie zal Jezus zelfs Petrus ‘satan’ noemen: Petrus stelt zich dwars op tegenover Jezus, hij wil Hem tegenhouden op zijn weg naar Jeruzalem (Mar. 8,33). Ook in het verhaal van Jezus’ beproeving in de woestijn verpersoonlijkt de satan de krachten en de strevingen die een belemmering vormen voor Jezus’ ware messiaanse taak, zoals uit de langere versies van Matteüs en Lucas duidelijk wordt. Jezus moet er een beslissende keuze maken: wat voor een messias zal Hij zijn, een die macht en succes nastreeft of een die God en de mensen wil dienen? (zie Mat. 4,1-11; Luc. 4,1-13).
In het korte verhaal van Marcus is de woestijn ook de plek waar Jezus in vrede samen is met de wilde dieren (misschien een verwijzing naar het paradijselijke visioen in Jesaja 11,6-9 en 65,25?) en door de engelen gediend wordt, met andere woorden een plek waar Hij geborgenheid ervaart. In de woestijn beleeft Jezus zijn verbond met God dat bij zijn doop in de Jordaan werd bezegeld: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vind’ (Mar. 1,11, de tekst die onmiddellijk aan de evangelielezing voorafgaat). Jezus bereidt er zich voor op zijn messiaanse taak, die erin bestaat opnieuw gestalte te geven aan Gods verbond met de mensen. Jezus maakt daar onmiddellijk een begin mee, zoals blijkt uit het summarium of beknopte bericht waarmee de lezing eindigt. Na Johannes’ gevangenneming gaat Jezus naar Galilea en begint er zijn verkondiging, die als volgt wordt samengevat: ‘De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de blijde boodschap’ (v. 15).
Preekvoorbeeld
Drie prachtige lezingen om ons op weg te zetten naar Pasen: een nieuw perspectief, een nieuwe uitdaging ontvangen wij vandaag. De bedoeling moge duidelijk zijn: wij worden uitgenodigd om wereldwijd in beweging te komen als volgelingen van Jezus. Met Pasen mogen wij met hem verrijzen tot voller leven. Dit wil zeggen: in groeiende vrede met onszelf, in diepere verbondenheid met elkaar en met Hem.
Elk jaar treden wij binnen in die speciale tijd van veertig dagen. Misschien voelen we niet direct zoveel enthousiasme om eraan te beginnen. Maar we staan er niet alleen voor: In de eerste lezing hoorden wij hoe aan het begin van onze tocht er een God staat die het initiatief neemt: Hij sluit een verbond met de mens: een verbond van trouw en barmhartigheid. We hoeven dus niet zomaar te starten. Als zichtbaar teken spant hij een kleurrijke regenboog. Die kan ons blijven herinneren aan zijn belofte: Ik ben bij je. Ik laat je niet los. Jij bent me lief. Die woorden richtte hij ook tot zijn Zoon, toen Hij gedoopt werd: woorden die bij Jezus heel diep zijn binnengedrongen en die Hem vertrouwen en houvast gaven op zijn weg naar Jeruzalem.
Zo waagde Hij het om onder inspiratie van de Geest naar de woestijn te trekken. Gedurende veertig dagen bereidde Hij zich voor op zijn zending. Hiermee liep Hij in het spoor van zijn volk dat veertig jaar in de woestijn verbleef vóór zij het Beloofde Land mochten binnengaan. Woestijn is en blijft ook voor ons vandaag een sprekend beeld: een dorre, eindeloze plek waar Bedoeïenen en nomaden met kamelen doortrekken. Een plek zonder veel comfort en afleiding. Je wordt er met jezelf geconfronteerd: met je eigen persoontje, je goede en minder fraaie kanten, je grenzen, je binnenkant. Spontaan zijn we niet geneigd om daar veel tijd aan te spenderen. ‘Ik heb andere dingen te doen. Ik ben geen narcist, geen navelkijker.’ Trouwens, heel de maatschappij dwingt en helpt ons om aandacht te besteden aan onze buitenkant: ‘Zie ik er goed uit?’ ‘Ik moet dringend een nieuwe jurk kopen.’ Wij worden geleefd door impulsen die van buiten komen via de media. Maar hoe meer aandacht we besteden aan onze buitenkant, des te armer wordt onze binnenkant. Wat doe je met een prachtige carrosserie terwijl de motor versleten is? Ik heb schrik dat we van binnen verschrompelen, dat de elasticiteit van ons hart verdwijnt. Een goede vraag om te ontdekken waar onze aandacht naar toe gaat, is: waar besteed ik mijn tijd aan, mijn geld, mijn aandacht? Andere vragen kunnen ons helpen zoals: Zit ik nog in de juiste richting met mijn leven? Leg ik goede accenten? Leef ik zelf of moet ik eerlijk toegeven dat ik geleefd word door de maatschappij? Eigenlijk draait het om de vraag: in welke mate ben ik een vrije mens? Om echt bij onszelf terecht te komen en onszelf beter te leren kennen hebben wij inkeer nodig, tijd en ruimte voor bezinning. Het kan ons verlossen van veel stress. Wellicht ontdekken we op deze manier dat wij echte vrijheid missen. Als wij tot onszelf komen, ontdekken we de Geest die in ons woont: Dezelfde Geest die Jezus dreef naar de woestijn. Het is ook die Geest die wij bij ons doopsel ontvangen hebben. Hij leert ons met andere, nieuwe ogen te kijken naar onszelf, naar ons leven. Dan ontdekken wij onze relatie opnieuw met de mens naast ons, met de vreemdeling, de vluchteling die alles in de steek heeft gelaten op zoek naar beter leven voor zijn gezin. Dan kan het gebeuren dat we geraakt worden door de ellende van een kind in een vluchtelingenkamp en we plots in dat kind ons aangesproken weten door God die ons vraagt om dit kind een kans te geven. Zo ook werkt God. Dan ontdekken wij hoe die God van ons toch met ons op weg gaat en ons inderdaad trouw blijft, hoe Hij in onze moeilijke wereld nieuwe dingen tot stand brengt, mensen gevoelig maakt voor onrecht, hen doet opstaan om te protesteren tegen politici en wereldleiders die enkel bekommerd zijn om aanzien en grotere winsten.
Pasen is voor velen al te lang een puur traditioneel feest geweest met enkel paaseieren en klokkengelui. Opstaan, verrijzen tot nieuw leven kan echt realiteit worden als wij ons durven laten aanspreken door de Geest van Jezus. Hij is ooit onder ons komen wonen om ons tot echte vrijheid te brengen. Met Pasen zullen wij onze doopgeloften vernieuwen: beloven dat wij anders gaan leven door van mensen te houden, ook al hebben zij een andere huidskleur, cultuur of godsdienst. Pasen is ook: mezelf nieuwe kansen geven, hoe oud ik ook ben, mij verzoenen met mezelf, meer tijd en zorg besteden aan elkaar.
Ik hoop dat deze tijd van veertig dagen ons mag helpen de vreugde in ons hart te laten openbloeien om het nieuwe leven onder ons; dat er nieuwe hoop zichtbaar en hoorbaar mag worden in ons spreken en kijken naar elkaar.
inleiding dr. Paul Kevers
preekvoorbeeld Bob Van Laer ofm