- Versie
- Downloaden 30
- Bestandsgrootte 159.99 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 februari 2021
- Laatst geüpdatet 27 februari 2021
11 augustus 2013
Negentiende zondag door het jaar
Lezingen: Wijsh. 18,6-9; Ps. 33; Heb. 11,1-2.9-(12)19; Luc. 12,32(35)-(40)48 (C-jaar)
Inleiding
De exegeet Panc Beentjes laat in zijn commentaar zien dat de hoofdstukken 11–19 van het boek Wijsheid gestructureerd worden door vergelijkingen tussen de Israëlieten en de Egyptenaren. Dat gebeurt – typerend voor het boek Wijsheid – zonder hun naam te noemen, waardoor de tekst een wat raadselachtig en tegelijk een bovenpersoonlijk, algemeen karakter krijgt. Middels zulke vergelijkingen, door ze zo naast of tegenover elkaar te stellen, kan de schrijver laten zien wie de betere, de beste van de twee is. De hoofdstukken 11–19 bevatten zeven van zulke vergelijkingen. Onze Zondagslezing laat ons de eerste verzen van de zesde vergelijking (= 18,5-25) horen, die de redding van de Israëlieten (de rechtvaardigen) vergelijkt met de ondergang van de Egyptenaren (de vijanden) door de dood van hun eerstgeborenen en de dood in de Rode Zee.
De laatsten worden gestraft – de eersten gered (v. 5).
Good guys and the bad guys
Terwijl de Egyptenaren jammeren (v. 10) is Israël ‘vol vreugde’ (v. 6), ervaart Israël ‘redding’ (v. 7), wordt aan Israël ‘roem verleend’ (v. 8), ‘delen de heiligen in dezelfde goede dingen’ en ‘zij zongen vooraf de lofzangen van hun vaderen’ (v. 9). Zoals gezegd: het boek Wijsheid noemt de Egyptenaren en Israëlieten niet bij name. Daarvoor in de plaats gebruikt ze de woorden ‘rechtvaardigen’ tegenover ‘vijanden’ (v. 7), aangevuld met enerzijds ‘kinderen van
de heiligen’, ‘door u geroepenen’, ‘vrome mensen’ en, voor de andere kant ‘tegenstanders’.
In vers 6 en 8 is sprake van ‘onze’ en ‘ons’. Daarmee worden de lezers direct aangesproken. Zij zullen zich zo identificeren met de rechtvaardigen. Tegelijk gebeurt er door dit ‘ons’ en ‘onze’ een soort (liturgische) versmelting van de tijden: het verleden wordt niet alleen herdacht, het wordt nu present, het wordt hernomen, vol vreugde gevierd zelfs!! Zie daarvoor de bekende zin uit Exodus 13,14: ‘Als uw kind u later vraagt wat dit betekent, dan
moet u antwoorden: ‘Met krachtige hand heeft de Heer òns weggeleid uit Egypte, het slavenhuis’.
Vers 7 en 8 zetten redding en ondergang, tegenstanders en geroepenen op poëtische wijze chiastisch tegenover elkaar, terwijl vers 9 het aandeel van de geroepenen nader uitwerkt. Pas daarna (vanaf vers 10) gaat het over de verschrikkingen naar aanleiding van de slachting van de eerstgeborenen in Egypte. In deze volgorde staat de redding van Israël uit slavernij voorop; daar gaat het blijkbaar om. Het middel – de dood van de eerstgeborenen en
de doden in de zich terugtrekkende zee – komt pas op de tweede plaats. Maar ook deze onderschikking kan de vraag naar de verhouding van middel en doel, en de vraag naar de donkere kanten van het Godsbeeld dat hiermee verbonden is, niet voorkomen.
Wat heet dan nog ‘joden-dom’, wat ‘christen-dom’? Daar én hier is J(eh)uda, hier én daar is Christos, en geen ‘dom’ is echt, maar de stad is echt en de wisseling der tijden die haar omringen; en hier op de berg sta ik, hier neergezet, maar U, beste mijnheer Ragaz, staat naast mij, en Jerusalem is u én mij gegeven, ons beiden gegeven en
afgenomen en gegeven.
U was de eerste die mij indertijd – aan mijn overleden vriend Landauer en aan mij – de broederkus geboden hebt, als aan het ‘jodendom’ namens het ‘christendom’;; en toen reeds bedoelde u niets anders dan juist deze, ons beider, gemeenschap, onze herinnering, onze verwachting, onze gemeenschappelijke visie op Jeruzalem.
Sindsdien is die heilige vriendschap gegroeid van jaar tot jaar, onmerkbaar zoals de
olijfbomen daarginds, zoals mijn en uw olijfbomen groeien.
Wij willen hier op deze uitkijk-berg nog een ogenblik naast elkaar staan en in de diepte van de toekomst speuren, die Jeruzalem heet. Ook het Rijk groeit onmerkbaar. Wij beiden weten: kreten verklinken, maar het woord van onze Koning blijft in eeuwigheid.
Fragment uit een brief van Martin Buber aan zijn christenvriend Leonard Ragaz (1868-1945).
Deze brief is geciteerd in J. van Laarhoven, Wijsheid per post; adviezen uit het verleden,
Meinema 1986 blz. 104-105.
Vastberaden naar Jeruzalem
Vanaf Lucas 9,51 richt Jezus zich helemaal op Jeruzalem. Dat betekent ook dat de vragen omtrent zijn persoon en zijn missie zich toespitsen. Hoe dichter bij Jeruzalem hoe scherper de conflicten met Farizeeën en wetgeleerden worden. En tegelijk neemt Jezus meer en meer de tijd voor onderricht en toerusting van hen die hem (willen) volgen, zijn leerlingen. Zie onder andere 10,23: ‘Hij richtte zich afzonderlijk tot zijn leerlingen’, 11,1: ‘vroeg één van zijn
leerlingen hem’, 12,1: ‘Hij begon te spreken, allereerst tot zijn leerlingen’, 12,22: ‘Hij zei tegen zijn leerlingen’.
Bijscholing voor de leerlingen
In 12,22 richt hij zich weer apart tot zijn leerlingen. En Petrus’ vraag aan het slot (v. 41) geeft Jezus de kans nog eens te onderstrepen hoezeer hij hier de leiders van het volk, ten negatieve de joodse en ten positieve de leerlingen, op het oog heeft. Globaal gezien worden er drie thema’s besproken:
1. zorgen – Godsvertrouwen, 2. waakzaamheid en – op de vraag van Petrus – 3. verantwoordelijkheid.
Het begrippenpaar ‘leven’ (Grieks: psyche) en lichaam (Grieks: sooma) staat samen voor de hele mens. Beide moeten verzorgd worden, de psyche met eten en drinken, het lichaam met kleding. Maar daarmee is het mens-zijn voor God niet klaar; mens-zijn is meer!
Het mens-zijn vervult zich door te leven in Gods Koninkrijk – door liefde, vrede en gerechtigheid over je te laten heersen, en niet de zorgen om kleding en voedsel. Natuurlijk moet een mens om eten, drinken en kleding denken. Maar de excessieve zorg daarvoor, alsof het leven alleen daaruit bestaat, ziet Lucas als een bedreiging voor het mens worden. Of zoals hij in 8,14 (met hetzelfde werkwoord merimnaoo) zegt: dat verstikt het leven.
Vers 32-33 lijkt op Deuteronomium 7,6-7 geënt: ‘Niet omdat u talrijker bent dan de andere volken heeft de Heer zich aan u verbonden en u uitverkoren, want u bent het kleinste van alle volken’. In de aanspreektitel ‘kleine kudde’ klinkt dus Gods onbaatzuchtige liefde door. En ook, dat de groep van de leerlingen niet van eigen kracht of verdienste afhankelijk is.
Ze zijn niet gekozen om wat ze zelf te bieden hebben, maar omdat God, in Jezus, van hen houdt. Hij schenkt hun het Koninkrijk – het is geen goddelijke tegenprestatie voor hun verdiensten. En het feit dat God belangeloos aan hen geeft, biedt Lucas de gelegenheid zijn gemeente van welgestelden nogmaals te zeggen dat zij edelmoedig aan de armen moeten geven en dat alleen bezittingen en rijkdom waarmee je jezelf niet tegenover de armen plaatst,
echte schatten zijn. De betiteling ‘kleine kudde’ is een bemoediging, een liefdeswoord. Het is geen doelstelling! Geen aanprijzing dat de kerk maar beter ‘klein maar fijn’ kan zijn. Beter een klein groepje zuivere, ‘ware’ gelovigen dan een brede groep die in hun geloven en leven het hele spectrum van totale toewijding tot partiële identificatie vertegenwoordigen.
De verzen 35-40 zeggen dat Jezus elk moment kan komen. Er is geen planmäßiger datum, dag en uur. Dat betekent dat je constant en voortdurend klaar moet staan – anders kan het je verrassen. Onze uitdrukking ‘elk moment’ zegt enerzijds dat iets heel nabij is, ‘elk moment’ kan komen. Anderzijds zegt het ook dat er geen vast moment, geen vooraf bepaald moment is en dat elk moment dus in aanmerking komt. Die dubbele betekenis van ‘elk moment’ geeft goed de situatie van de gemeente ten tijde van Lucas aan. Van directe Naherwartung was geen sprake meer. Maar het zou een misvatting zijn om daarmee alle waakzaamheid uit je leven te schrappen. De verwachting verbreedt zich juist van één punt in de geschiedenis naar ‘elk moment’. Knecht van de Heer zijn, staat ‘elk moment’ in dat
perspectief.
De verzen 42-48 verbreden de verantwoordelijkheid om klaar te staan voor de komst van de Heer, tot iedere ‘knecht van de Heer’. Allen zijn, bij afwezigheid van de Heer zelf, ‘beheerders’ van wat ons (!) is toevertrouwd. De zaligprijzing geldt iedere knecht die zo zijn dienst vervult.
Literatuur
Panc Beentjes, Belichting van het bijbelboek Wijsheid van Salomo, KBS/Tabor 1987
Preekvoorbeeld
Kleine kudde, wees niet bevreesd.
Het heeft uw Vader behaagd u het koninkrijk te schenken.
Aan u, christenen, mensen van de weg. Aan u, parochianen, die hier tijdelijk een verblijfplaats hebben. Of u nu een christen van het eerste, van het derde of elfde uur bent. Een christen uit de tijd van Lucas of een christen uit de eenentwintigste eeuw. Het heeft uw Vader behaagd u het koninkrijk te schenken. Heeft u zich dat de afgelopen week gerealiseerd? Hebt u daar de afgelopen week ook maar één seconde bij stilgestaan?
Welke zaken hebben u dan de afgelopen week beziggehouden? Waar hebt u aandacht aan besteed? Welke dingen zijn er voor u belangrijk? Wat heeft er in uw dagelijks bestaan prioriteit?
Het heeft uw Vader behaagd u het koninkrijk te schenken. Wij hebben het gekregen van God, zijn koninkrijk. Een geschenk om uit te pakken, te ontvouwen.
Korte tijd geleden viel mijn oog op een tekst uit een overlijdensbericht. Er stond : ‘Zij ontvouwde voor ons de hemel’. Het raakte me, ‘zij ontvouwde voor ons de hemel’, dat moet beslist een bijzonder mens geweest zijn.
We hoorden vandaag: ‘Waar je schat is, is je hart’. We begrijpen deze zin misschien beter als we hem omdraaien tot ‘waar je hart is, is je schat’. Waar is ons hart mee bezig? Wat heeft prioriteit in ons handelen? Wat staat er op de eerste plaats in ons leven? Waar ligt onze focus?
Bij ons uiterlijk, dat vroeg of laat toch tekenen van verval gaat vertonen?
Bij onze kleren, waar gaatjes in komen of een mot zich in kan nestelen?
Bij het bedrag dat op onze bankrekening staat, en dat door een crises, verkeerde
beleggingsstrategie of inflatie zomaar gehalveerd kan worden?
Vandaag wordt ons in het evangelie uitdrukkelijk de vraag gesteld waar onze focus ligt.
Zou de vrouw die de hemel ontvouwde met haar leven het ook ontdekt hebben? Dat God aan ieder van ons het koninkrijk Gods heeft geschonken? Aan haar, aan mij, aan u?
Het koninkrijk, het ligt verborgen in het leven van alledag als een schat in een boerenakker.
Het is een schat die je leven kleur en inhoud geeft . Deze schat plaatst alle gewone dagelijkse dingen in een nieuw perspectief. Heeft u al ontdekt hoe je die schat doorgeeft aan anderen, aan degene die je ontmoet? Hoe je de hemel voor anderen kan ontvouwen?
In de lezingen van vandaag vinden we daar verschillende aanwijzingen voor.
In het boek Wijsheid staat de eerste:
Verheug je! Nu, vandaag. Verheug je over het feit dat het koninkrijk aan ons
geschonken is.
Het joodse volk dat gebukt ging onder het juk van Egypte was nog lang niet in het beloofde land aangekomen, maar toch dankte ze God, verheugde zich in de belofte. Verheug je dus op voorhand over de komst van het koninkrijk van God.
In het evangelie vinden we een tweede aanwijzing voor hoe we de hemel kunnen ontvouwen:
Geef aalmoezen!
Heb oog voor de armen, voor mensen die schulden hebben, voor mensen die bij de voedselbank moeten aankloppen, mensen die moeite hebben met budgetteren, mensen die hun hypotheek niet meer kunnen betalen, mensen die onrechtvaardig zijn behandeld.
‘Wat je aan de minste der mijnen hebt gedaan heb je aan mij gedaan’, bekommer je dus om wie hulp nodig heeft. Geef aalmoezen! Steek dus je handen uit de mouwen. Stel je talenten, je geld, je tijd beschikbaar. Kortom maak van je geloof een werkwoord.
De derde aanwijzing staat ook in evangelie. Hij luidt: Wees je bewust van elk moment. Vul elk moment in alsof het je laatste moment is. Niet uit angst voor een laatste oordeel, maar uit overtuiging, uit betrokkenheid, uit liefde voor de mensen en uit liefde voor God.
De hemel ontvouwt zich dus door alert te zijn, waakzaam en de momenten van de dag niet verloren te laten gaan. Het gaat er niet alleen om wat je precies doet, maar het gaat er ook om hóe je het doet, met welke intentie. Of het nu de afwas is of een bezoek aan een zieke. Of je nu een vergadering voorzit, een team aanstuurt of de baby verschoont, auto rijdt of voetbalt met je zoon.
We zijn mensen van de weg, christenen, en we weten het: Vandaag heeft het God behaagd ons het koninkrijk te schenken. Daarom hebben we de plicht om daarnaar te handelen.
Onwetenden kan je het niet aanrekenen, maar degene die weten wat hun heer van hen
verwacht, wel.
Waar je hart is, is je schat. Waar je schat is, is je hart te vinden. Als je alert bent, waakzaam, om in elk moment iets bijzonders te zien, een geschenk dat je gegeven is, dan is mogelijk dat een ander in ons de Heer herkent, die langsgaat en bedient, op welk tijdstip ook.
Met ons leven de hemel ontvouwen. Elke nieuwe handeling biedt daarvoor ook een nieuwe kans, een kans om ons te verheugen, een kans om Jezus te ontmoeten in de armen van vandaag, een kans om het moment te vullen met liefde: dan gaat dat moment nooit verloren, want de liefde blijft en wordt gezien door de Eeuwigheid.
Ja, kleine kudde, laten we ons verheugen! Vandaag, op dit moment heeft het de Vader behaagt ons zijn koninkrijk te schenken!
Henk Bloem, inleiding
Ellie Keller-Hoonhout, preekvoorbeeld
Voor de viering van 11 augustus als Feest van de heilige Clara van Assisi verwijzen wij graag
naar het juli/augustusnummer 2012 van Tijdschrift voor Verkondiging.
Auteur: Edith van den Goorbergh OSC.