- Versie
- Downloaden 27
- Bestandsgrootte 386.86 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 28 juli 2019
- Laatst geüpdatet 25 januari 2021
13 juli
Vijftiende zondag door het jaar
Lezingen: Jes. 55,10-11; Ps. 65; Rom. 8,18-23; Mat. 13,1-(9)23 (A-jaar)
Inleiding
In het Matteüsevangelie wisselen verhalende secties en redevoeringen elkaar af. De lezing van deze zondag betreft het eerste deel van de derde redevoering van Jezus in het evangelie (Mat. 13,1-52). Deze derde redevoering staat bekend als de parabelrede.
De tegenstand die Jezus in de tweede sectie van het evangelie ondervond en die slechts verhuld aan de oppervlakte kwam (vgl. Mat. 8,1–10,42), breekt in de derde sectie in alle hevigheid los (vgl. Mat. 11,1–13,52). De tegenstand neemt toe naarmate Jezus steden en mensen verwijt dat ze zich nog steeds niet bekeerd hebben. Voornamelijk de Farizeeën reageren in deze sectie steeds afwijzender en vijandiger. In 12,14 meldt de evangelist dan ook dat de Farizeeën plannen beramen om Jezus uit de weg te ruimen. Daarop wijkt Jezus uit naar elders. Op hun weigering om in zijn werken het werk van God te herkennen, reageert Jezus met de vertelling van zeven parabels in de parabelrede. De menigte die hem nog steeds volgt, krijgt er maar vier te horen. De leerlingen krijgen later nog drie extra parabels te horen, alsook de extra informatie met betrekking tot de betekenis van de parabels.
Een weerkerende uitdrukking in de parabels is de term ‘koninkrijk van God’ (13,24.31.33.44v.52). Er is ook sprake van ‘koninkrijk van de Vader’ (13,43) of ‘van de Mensenzoon’ (13,41), het ‘woord van het koninkrijk’ (13,19) en ‘de kinderen van het koninkrijk’ (13,38). In de parabels verduidelijkt Jezus hoe het eraan toe gaat in het koninkrijk. De metaforen die hij gebruikt, zijn telkens gegrepen uit het dagdagelijkse – en dus voornamelijk agrarische – leven van de toehoorders. Een metafoor gebruikt kennis van één domein om het begrip van een ander domein, dat minder direct beschreven kan worden, te structuren. Deze beschrijving klinkt misschien wat abstract, maar eigenlijk is dit inzicht heel eenvoudig. Immers, hoe dienden de evangelisten te schrijven over God en de goddelijke realiteit? God is een domein bij uitstek ‘dat minder direct omschreven kan worden’. Niemand kan God immers met zijn of haar verstand volledig doorgronden of kennen. Nooit is één verhaal genoeg om de goddelijke realiteit volledig te begrijpen of te doorgronden. Nooit kan men met één beeld het hele wezen van God vatten.
Bovendien is de taal van de parabel steeds performatief. Het is taal die een verandering teweeg wil brengen. De parabels zijn verhalen die – onafhankelijk van tijd en grenzen – over iedereen gaan. Ze sluiten niet buiten, ze nodigen uit. Ze tonen aan dat het ook anders kan, dat men niet tevreden kan of mag zijn met onrechtvaardigheid in de wereld, met zieken die aan hun lot worden overgelaten. Het is taal voor de ziel, die te allen tijde op zoek is naar God, zo stelt Eugen Drewermann. Parabels hebben betrekking op het doorbreken van het Rijk Gods in het hier en nu. In alle parabels klinkt telkens de dringende en onvoorwaardelijke noodzaak om te beslissen: het één of het ander, nu of nooit.
Als de matteaanse Jezus in de parabelrede spreekt over ‘het koninkrijk der hemelen’ spreekt hij over zaaien, ontkiemen, opgroeien, vrucht dragen, oogsten. Elke stap in het groeiproces van zaadje tot korenaar wordt een sterke metafoor om iets meer te zeggen over de kracht van het koninkrijk dat God voor ogen heeft. Men zou kunnen denken dat Jezus op die manier een haast geruisloze evolutie van het koninkrijk in de wereld voor ogen heeft. Toch merkt de aandachtige lezer op dat voornamelijk het begin- en eindstadium tegenover elkaar worden afgezet. Eerst is het koninkrijk van God zo nietig en kwetsbaar als een zaadje, het eindresultaat daarentegen overtreft alle verwachtingen.
In de parabel van de zaaier toont Jezus de verschillende reacties op de woorden die hij in het evangelie spreekt en de daden die hij stelt. Als een zaaier die kwistig zijn zaaigoed rondstrooit, zo verkondigt Jezus de komst van het koninkrijk der hemelen. Gelukkig zijn er mensen die zich laten omkeren door het woord, die het vaste grond bieden. Anderen horen Jezus’ woorden wel, maar begrijpen ze verkeerd of helemaal niet. Al snel raken zijn woorden overwoekerd door onkruid, of ze schieten op maar drogen uit in de zon omdat de wortels niet voldoende diep reiken. Of ze worden afgewezen, niet opgenomen. Vandaar de strenge vermaning met de woorden van de profeet Jesaja in vers 14-15. Het zaad belandt op de harde grond en wordt door de vogels opgegeten. Het hart van het volk verhardt.
Jezus’ woorden vinden naadloos aansluiting bij de gelijkenis van de profeet Jesaja die de kerkgemeenschap hoort in de eerste lezing. Jesaja drukt de lezer op het hart dat de groeikracht van het woord van God groot is. Paul Kevers merkt daarbij op dat men er in de tijd van de profeet van overtuigd was dat een uitgesproken woord daadkrachtig was en niet meer herroepen kon worden. Het Hebreeuwse dabar betekent daarom zowel ‘woord’ als ‘gebeuren’. Op die wijze zal door Jezus’ verkondiging het rijk van God uiteindelijk ook doorbreken. Het weinige zaad dat in goede grond valt, zal uiteindelijk honderdvoudig vrucht voortbrengen. Een hoopvolle boodschap voor een tijd waarin nog weinigen de weg naar het geloof vinden.
De term ‘koninkrijk’ heeft vaak tot misverstanden geleid, zo stelt Peter Schmidt. Spontaan denkt men vaak aan een ruimtelijk gebied, zoals het koninkrijk België. De synoptici duiden het koninkrijk aan met het Griekse zelfstandig naamwoord basileia. Dit woord duidt allereerst een handeling of een toestand aan, en dus niet een gebied. Dus als Jezus verkondigt dat het koninkrijk van de hemel nabij is, dan bedoelt hij: ‘nu komt de heerschappij van God eraan’, aldus Schmidt. Op enkele uitzonderingen na is Matteüs de enige die het koninkrijk van God ook aanduidt met ‘het koninkrijk der hemelen’. Men vermoedt dat hij – met zijn sterke Joodse achtergrond – zoveel mogelijk vermijdt het woord ‘God’ te gebruiken. Beide termen zijn dus inwisselbaar. Binnengaan in het ‘koninkrijk der hemelen’ betekent niet zoiets als na je dood naar de hemel gaan. Ook hier betreft het de realisering van een werkelijkheid die Jezus verkondigt op aarde, onder de mensen. Schmidt voegt eraan toe: ‘Waar is God koning, tenzij waar men zijn wil volbrengt? Hoe kan God heerser zijn waar niet geleefd wordt volgens zijn wet maar volgens die van andere koningen, zoals geld, macht, geweld en zovele andere?’
Literatuur
Drewermann, E., Taal voor de ziel. Jezus’ bevrijdende verhalen, Kok, Kampen, 2009
Kevers, P., De Bijbel lezen in woord en daad. A-jaar, Halewijn, 2010
Schmidt, P., Ongehoord. Christen zijn volgens de Bergrede, Davidsfonds, 2008
Preekvoorbeeld
Het kan zeer frustrerend zijn: je hebt goed en belangrijk nieuws, maar niemand heeft er oren naar. Erger nog wordt het als mensen zich door het nieuws bedreigd voelen en je gewoon willen liquideren. Niets minder overkwam Jezus toen hij over het Koninkrijk van God kwam spreken. Zijn goede nieuws: mensen de weg tonen naar het volle leven, het echte geluk: vrede met mekaar en vrede met God. Fundamentele voorwaarde: bereid zijn tot verstilling om te kunnen luisteren. Vandaar de parabel over de zaaier.
In een wereld van moordende concurrentie weten autofabrikanten hoe moeilijk het is in een crisisperiode om hun merk verkocht te krijgen. En dan gaat het nog om materiële dingen. Hoe moeilijk moet het dan niet zijn om geestelijke producten aan de man te brengen zoals bijvoorbeeld ‘het Koninkrijk Gods’.
Tegenwoordig halen velen de neus op zo gauw het woord ‘God’ valt. Anderen worden nerveus als hun godsbeeld in vraag wordt gesteld. Zij hebben zich een godsbeeld gevormd dat past bij hun leefstijl en heel comfortabel is. Als dat beeld bovendien je machtspositie nog moet versterken zoals bij de Farizeeën in Jezus’ tijd, dan wordt het helemaal moeilijk om te luisteren.
Jezus tracht met verschillende verhalen en beelden iets te verwoorden van zijn boodschap. Daarbij past hij zijn taal en woordgebruik perfect aan bij het gewone volk van zijn tijd. En dat waren hoofdzakelijk kleine boeren. Daarom heeft hij het over zaaien, ontkiemen, groeien, vruchten voortbrengen en oogsten. Dat verstond toen iedereen. En zijn bedoeling is inderdaad mensen tonen dat het met hun leven wél ánders, versta: béter kan, als zij naar zijn woorden willen luisteren.
Luisteren is gewoon essentieel in het leven. Het is een eerste voorwaarde om te kunnen mens worden. Als kind hebben wij eerst moeten luisteren om te kunnen spreken. Als man en vrouw niet meer naar elkaar kunnen luisteren, houdt hun relatie geen stand en zal hun wederzijdse liefde verdwijnen. Het vraagt moed, geloof en liefde om bij conflicten toch naar elkaar te blijven luisteren en met elkaar te blijven spreken om de relatie te verstevigen. Zo ook in onze relatie met God. ’s Zondags in de viering worden ons veel boodschappen aangeboden om naar te luisteren. Maar het is belangrijk om bij onszelf vast te stellen hóe wij al of niet luisteren. Dikwijls betrap ik mezelf erop dat ik denk bij de eerste woorden van de lezing: ‘Och is het weer dat evangelie! Dat heb ik al honderd keren gehoord. Dat ken ik.’ En ik luister niet meer of slechts met een half oor. Ik ben kritisch en heb vlug mijn oordeel klaar, ook over de predikant: ‘Is het die weer die vandaag preekt.’ In zo’n geval valt het zaad op rotsgrond en blijft het vruchteloos.
Wij weten allemaal dat het ook anders kan: af en toe herinneren wij ons gesprekken die we, ook na jaren, haast woordelijk kunnen herhalen en waarvan wij blijven getuigen: ‘Dat was een goed gesprek.’ Waarom? Omdat ik mij heb laten raken door wat de ander me vertelde. Omdat ik met verhoogde aandacht ging luisteren. ‘Dat mag ik niet missen. Dit is nu belangrijk.’ Zo kan het ook gaan met ons luisteren naar God. In het luisteren zit er inderdaad altijd een beslissingsmoment. Wij zijn vrije mensen. Wij beslissen zelf of wij willen horen of niet. Wij beslissen ook wát we willen horen en wat niet.
Als Jezus het heeft over het Koninkrijk Gods botst hij op weerstand. Mensen zijn eerder geïnteresseerd in de warme broodjes die hij kan toveren. Het Koninkrijk Gods lijkt zo abstract, zo ver weg. Wij moeten iets kunnen voelen, iets kunnen zien. Zo niet, dan haken wij af. Bovendien begint dat Koninkrijk Gods als een onooglijk zaadje, een mosterdzaadje, zegt Jezus op een andere plaats. Je moet haast landbouwer zijn om te weten hoe belangrijk zo’n zaadje kan zijn: je moet durven geloven dat er geruisloos iets uit zal groeien. Je moet geduld hebben en kunnen wachten en volhouden. En dat ligt ons tegenwoordig niet zo, ook al krijgen we nog te horen dat het al onze verwachtingen ver zal overtreffen.
De vraag blijft dan nog: is dat Rijk Gods iets voor later na dit leven of iets voor vandaag? Als je oppervlakkig kijkt, heb je inderdaad niet de indruk dat het iets voor deze tijd is. Want dagelijks botsen we op andere koninkrijken met andere koningen die ontzaglijk veel onderdanen hebben. Ik zou eerder zeggen: die veel ‘slaven’ bezitten. Mensen die verslaafd zijn aan geld, macht, geweld, seks, drugs en vul zelf maar in. Heb je de indruk dat deze mensen geluk uitstralen en dat ze je helpen om mee te bouwen aan een vredevolle wereld? In welke mate zijn ook wij misschien onderdaan van een van deze koningen?
Kijk je een beetje dieper, dan moet je Jezus gelijk geven wanneer hij zegt: ‘Het Rijk Gods is midden onder u.’ Nu dus. Inderdaad! Het gebeurt nu, onder ons, dag na dag. Want God is koning onder ons waar wij zijn wil volbrengen, daar waar wij zijn woord ter harte nemen en laten ontkiemen in ons hart. Als Gods woord als een zaad in ons wortel schiet, gebeuren er grootse, onverwachte dingen. Dan ontstaat er een nieuwe wereld waar we naar verlangen en waar we soms van dromen: mensen in vrede met elkaar. Een wereld van respect voor iedere mens, rechtvaardigheid, barmhartigheid, liefde, mededogen en verzoening. We zien het door onze geschiedenis heen gebeuren in mensen die boven zichzelf uitgroeien en vuurtorens worden. Wij zijn ze heiligen gaan noemen: de heilige Damiaan, de heilige Franciscus, Clara, Moeder Theresa… onze huidige paus.
Christenen zijn mensen die hun oren wijd openzetten voor het zaad dat God zaait in hun hart en het honderdvoudig laten vrucht dragen. We worden er alleen maar gelukkiger door als wij er samen voor willen kiezen.
Martijn Steegen, inleiding
Bob van Laer ofm, preekvoorbeeld