- Versie
- Downloaden 51
- Bestandsgrootte 215.22 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 18 februari 2021
3 juli 2016
Veertiende zondag door het jaar
Lezingen: Jes. 66,10-14c; Ps. 66; Gal. 6,14-18; Luc. 10,1-12.17-20 (C-jaar)
Inleiding
Jesaja 66,10-14c
Jesaja 66 bevat een samenvatting van de belangrijkste thema’s van Deutero-Jesaja: vertroosting en vreugde vanwege het verbazingwekkende herstel van Jeruzalem. De stad is weer bevolkt. De beeldspraak begint in de verzen 7-9. Jeruzalem (accent op de stad) heeft op gezag van JHWH en tegen aller verwachtingen in, moeiteloos zonen (lett. ‘het mannelijke’, d.i. weerbare inwoners) voortgebracht. In de verzen 10-14 volgt dan in plastische beelden de blijdschap om dit nieuwe Jeruzalem. Dit nieuwe Jeruzalem (accent op de bevolking) is een pasgeboren jongetje, dat door zijn moeder met grote vreugde wordt verzorgd: gezoogd, vertroeteld en gedragen. Tot in vers 12 blijft het nieuwe Jeruzalem subject van de beeldspraak. In vers 13 verschuift dat naar JHWH zelf. Tenslotte is hij voor zijn mensen niet alleen – zoals meestal in de bijbel – een vader, maar ook een moeder.
Galaten 6,14-18
Dit zijn de slotverzen van Paulus’ brief aan de Galaten. In een persoonlijke noot vat hij de inhoud samen. Onze wereld (kosmos), d.w.z. de voor goddelijk gehouden macht daarvan, is door het kruis van de Messias vervallen, weggestreept. In Messias Jezus hebben de zachte krachten overwonnen en zullen ze overwinnen in het eind (v. 14). De groep waarbij je hoort heeft daarom geen doorslaggevende betekenis meer. Je bent op geen enkele manier de slaaf van deze kosmos. De vooroordelen van volk en ras, bloed en bodem gelden voor jou niet meer. De goede schepping is opnieuw van kracht. Die hoef je niet zelf te realiseren. Je kunt je aansluiten (Grieks stoicheo) bij deze door God zelf begonnen gang van zaken, deze ‘standaard’ (Grieks kanoon) van vrede en ontferming (v. 16).
Of de stigmata (v. 17) identiek zijn met de stigmata van middeleeuwse heiligen zoals Franciscus van Assisi, blijft de vraag. Paulus had blijkbaar een lichamelijk kenmerk dat een gevolg was van zijn werk als apostel. Aan een stigma (brandmerk, tatoeage) kon je bij een slaaf in de Oudheid zien bij welke heer (kurios) hij behoort. Dat geldt ook hier: de genade van onze Kurios is met jullie geest (v. 20): bij alles wat je denkt en wat je doet.
Zie: J.H.M. Lammers, ‘Appel aan een weifelende gemeenschap’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 31-37
Lucas 10,1-20
Lucas 10,1-20 is de perikoop die bekend staat als de ‘Uitzending van de (tweeën)zeventig’. Meestal lezen wij die in de versie van Matteüs 10. Matteüs heeft alles wat met de uitzending te maken heeft bij elkaar gezet. Bij Lucas vinden wij veel daarvan terug, maar dan verdeeld over meerdere hoofdstukken. Een belangrijke tekst die wij alleen bij Lucas vinden is vers 18. Jezus ziet een bliksemflits. Het is voor hem een teken dat de Satan, wanneer de nabijheid van het koninkrijk van God wordt verkondigd, uit de hemel valt. Satan, de macht van het kwaad, heeft op aarde nog veel macht. Maar in de hemel wordt daaraan een grens gesteld. De hemel is de sfeer van de geesten en de demonen (vv. 17 en 20) die ons leven lijken te bepalen. Dat is afgelopen. Vanuit die hemel kan geen kwaad naar ons toe komen.
De ‘uitzending’ is geen campagne. Het gaat niet om propaganda voor het christendom. Er wordt alleen aangekondigd hoe het er met ons allen voor staat: ‘Het koninkrijk van God is u nabij gekomen’ (v. 9). Dát moet worden verkondigd. Daarvoor worden er zeventig boodschappers uitgezonden; ‘zeventig’ vermoedelijk naar de (ongeveer) zeventig volken die volgens Genesis 10 de gehele aarde bewonen.
Die boodschap schept de boodschapper; niet andersom. Het tweetal (v. 1) is nodig om de betrouwbaarheid van hun getuigenis te onderstrepen (Deut. 19,15). Hun verschijning is verder minimaal: geen beurs, reiszak of sandalen (v. 4), geen onnodig oponthoud, waar nodig volstaat een simpele groet (‘Sjaloom over u!’; vv. 4-6), geen serie van ontvangsten (v. 7) en geen kapsones over wat je te eten krijgt; rein of onrein is niet aan de orde (Hand. 10,9-16). ‘De arbeider is zijn loon waard’ (Num. 18,31). Dat is voldoende, bonussen zijn overbodig.
De nabijheid van het koninkrijk van God is zowel temporeel als ruimtelijk. God legt beslag op onze aan het kwaad vervallen ruimte en tijd. Dat is bepalend voor ons ethos, de manier waarop wij samenleven. Mensen zijn maar al te vaak wolven voor hun medemensen: homo homini lupus. De boodschappers, zegt Jezus, begeven zich als lammeren in die wereld van wolven. Ze krijgen het niet makkelijk. Maar het rijk van de wolven, van al die onder ons gangbare mensonterende goden en geesten, gaat voorbij. Een ander rijk, het koninkrijk van deze God, een koninkrijk van vrede, is nabij, ligt voor de hand. Er moet voor ons een weg zijn om in overeenstemming met die standaard te handelen. Dat zegt ook Paulus in de apostellezing van deze zondag (Gal. 6,16).
De perikoop eindigt met een bemoediging. Er wordt jullie, in Christus, macht gegeven op (figuurlijke) slangen en schorpioenen te treden. Dat noemt Jesaja ‘vertroosting’, reden om je te verheugen. Maar beroem je er niet op (Gal. 6,14). Je blijft getuige, simpele drager van een boodschap. Als zodanig staan de namen van de groep van Jezus’ leerlingen ‘geschreven in de hemelen’. Een ‘naam’ is de samenvatting van alles wat een wezen doet en deed. Alles wat jullie op gezag van Christus deden, dat is: alles wat Christus in en aan jullie deed, dat wordt bewaard. Verloren gaat ‘Sodom’ (v. 12) en zijn navolgers. ‘Sodom’ (heeft niets te maken met homoseksualiteit, maar met zonde tegen het gastrecht) is de macht van de wolven die zich vergrijpen aan de lammeren, aan de reiziger, de vreemdeling die geen verweer heeft (Gen. 19).
Preekvoorbeeld
Aan het eind van dit jaar mogen de inwoners van de Verenigde Staten van Amerika een nieuwe president kiezen. Dat kan u niet ontgaan zijn, want al zeker een jaar lang worden onze nieuwsrubrieken daardoor beheerst. Eerst heb je de voorverkiezingen, waarbij er nog een veelheid van kandidaten naar de nominatie voor de Republikeinen of de Democraten dingen. Maar dan als de kandidaten gekozen zijn en die ook een running mate hebben gezocht, gaat het los. Dan begint de campagne pas echt. Ik zou me zomaar kunnen voorstellen dat u een parallel ziet met het Evangelie van vandaag: Jezus die tweeënzeventig leerlingen aanwijst en hen voor zich uit stuurt ‘naar alle steden en plaatsen waarheen hijzelf van plan was te gaan’ (Luc. 10,1).
Maar daar houdt de vergelijking dan ook wel mee op. Want het is in de Amerikaanse verkiezingscampagne schering en inslag dat je met modder naar elkaar gooit, dat er zelfs detectives worden ingehuurd om belastende informatie over de tegenstander te verzamelen. Dat er bakken geld omgaan in de campagnes, miljoenen dollars vaak, en je dus alleen maar verder komt als je heel veel sponsors hebt of zélf onmetelijk rijk bent… De kandidaten spreken voor enorme massa’s mensen die hen met vlaggen en hoedjes getooid toejuichen en allerlei loze beloftes doen, die ze doorgaans snel na hun uitverkiezing vergeten! Handen schuddend lopen ze tussen erehagen van aanhangers door.
Dat gaat bij Jezus wel héél anders! Jezus zendt zijn leerlingen ‘als lammeren onder de wolven’ (v. 3) en hij staat ze nauwelijks toe om materiële zekerheid mee te nemen voor onderweg: ‘Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel’ (v. 4a). De leerlingen mogen zelfs geen tijd verliezen door onderweg praatjes aan te knopen met deze en gene: ‘Groet niemand onderweg’ (v. 4b). Dat klinkt misschien vreemd in onze oren, maar wie de uitgebreide begroetingsrituelen in het Midden Oosten kent, snapt de bezorgdheid van Jezus. Het gaat om het brengen van een boodschap, zusters en broeders! Een belangrijke boodschap: ‘Het Rijk Gods is u nabij!’ (v. 9). Het gaat in het Evangelie níet om de boodschapper, zoals bij de Amerikaanse presidentskandidaten, maar om de Boodschap!
Daarom zijn wíj hier vanmorgen ook: niet omdat u na een week, of misschien zelfs nog wel langer geleden, graag weer eens het gezicht van uw parochiepastor zou willen zien en wilt luisteren naar wat zij of hij te vertellen heeft, maar omdat er in deze ruimte een Boodschap doorgegeven wordt, een boodschap die ook voor úw leven van groot belang is. Misschien wel een simpele boodschap, die je in een paar woorden kan samenvatten, zoals de bekende theoloog Erik Borgman eens deed. Zijn korte samenvatting van ons geloof is: ‘God is bij de wereld.’ En dat betekent volgens professor Borgman dat je God wel heel vroom kunt gaan zoeken in je eigen hart, maar als je hem echt wilt zoeken zul je dat moeten doen in die wereld van ons. En onze kerk moet veel eerder een antenne zijn, die haar uiterste best doet om de signalen uit de wereld op te vangen dan een luidspreker die op volle sterkte haar eigen waarden en normen de wereld inblaast. De taak van de kerk is volgens Erik Borgman dan ook om midden in de wereld te staan en ogen en oren wagenwijd open te zetten voor de signalen uit die wereld.
Hier stuurt Jezus ons op pad om een antenne te zijn, zoals de professor zegt. Een antenne die wil peilen of de mensen bereid zijn om Jezus te ontvangen. Geen luidsprekerwagen die de komst van een circus aankondigt of aan de reclamekaravaan die de renners van de Tour de France voorafgaat. Dat geeft alleen maar oorverdovend lawaai! De taak van leerlingen van Jezus is blijkbaar een andere: niet zelf lawaai produceren, maar luisteren naar wat er leeft op de plek waar je te gast bent. En een ander ding is: vertrouwen op de gastvrijheid die je onderweg tegenkomt. Dat is haast tegennatuurlijk in onze tijd. We slepen immers van alles en nog wat met ons mee aan boodschappen uit Nederland als we op reis gaan. Want chocoladehagelslag vínd je immers niet in Italië en een fatsoenlijke kruimige aardappel al evenmin. Blikken bruine bonen: hebben ze die in Frankrijk ook? Jezus vraagt van ons dat we ons overgeven aan de cultuur van de plaats waar we naar toe gaan, dat we openstaan voor de ontmoeting met mensen van de streek. Luisteren (als we de taal machtig zijn) naar hún verhalen over hoe ze daar leven en wonen, waar ze tegenaan lopen. We moeten voorzichtige mensen zijn. Niet ónze waarden en normen opleggen aan anderen, geen reiszak meenemen vol vooroordelen, geen extra schoeisel waarmee we de ander en zijn mening kunnen plattrappen. Nee, zegt Jezus tegen ons: ga een huis binnen en zeg dat huis en zijn bewoners vrede aan; eet en drink wat je wordt aangeboden. En kom dán pas met je boodschap: ‘Zeg tot hen: Het Rijk Gods is u nabij.’
Het lijkt me dat dat ook de boodschap is die paus Franciscus ons meegeeft in dit Heilig Jaar van de Barmhartigheid: dat we niet vol van onszelf door de wereld gaan, maar openstaan voor mensen en voor hun nood. Dat we aan vluchtelingen laten zien dat we geen zogenaamde ‘salon-christenen’ zijn die het mooi weten te vertellen, maar in praktijk brengen? Ho maar! En, nogmaals: het is geen campagne en het draait niet om óns. Nee, dat Rijk Gods, dát moet veel bekender worden in de wereld en ook veel concreter worden!
inleiding prof. dr. Rochus Zuurmond
preekvoorbeeld Paul Verheijen