- Versie
- Downloaden 98
- Bestandsgrootte 118.37 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 4 april 2022
- Laatst geüpdatet 4 april 2022
26 juni 2022
Dertiende zondag door het jaar
Lezingen: 1 Kon. 19,16b.19-21; Ps. 16, Gal. 5,1.13-18; Luc. 9,51-62 (C-jaar)
Inleiding
De Evangelielezing is in de Zondagsviering dominant en bepaalt daarmee ook de keuze van de lezing uit het Eerste Testament. Hier is dat wel heel duidelijk door de overeenkomst in beide teksten over het afscheid nemen van ouders of huisgenoten als de roep tot navolging op je weg komt.
1 Koningen 19,16b.19-21
In de eerste lezing is de roeping van Elisa door de profeet Elia eigenlijk een onderdeel van een veel groter verhaal. Elia is gevlucht voor koningin Izabel die gezworen heeft hem te doden. Hij vlucht naar Berseba en verder naar de Horeb. Hij heeft het gevoel de enige nog te zijn die JHWH dient. En hij denkt: ‘Laat mij maar sterven’. Maar dan openbaart JHWH zich aan hem: niet in adembenemende krachten van de natuur als de storm, het vuur en de aardbeving, maar in een zachte bries die levensadem schenkt. En hij krijgt de opdracht terug te gaan en Hazaël tot koning van Aram (Damascus) en Jehu tot koning van Israël te zalven. En Elisa tot zijn opvolger te zalven. Zalving van een profeet wordt nergens meer vermeld in het Eerste Testament. Jesaja 61,1 is meest waarschijnlijk overdrachtelijk bedoeld. Zalving is zoveel als de bevestiging van jhwh dat iemand de taak van koning of hogepriester vervult.
Elisa is wel een rijke boer of boerenzoon, gezien het twaalftal ossen dat hij voor de ploeg heeft. De vraag van Elia – ‘heb ik je tot iets verplicht?’ – laat de lezer weten dat het wel om een radicale stap gaat op zijn levensweg. Maar hij krijgt wel de ruimte voor een afscheidsmaal voor het werkvolk. Hij breekt radicaal met zijn werk en eigendom: het juk wordt verbrand en de twee ossen geslacht en het vlees gekookt en uitgedeeld aan het werkvolk.
Psalm 16
De antwoordpsalm toont een gelovige in gebed die de Heer dankt voor zijn vertrouwen op God, en daar ook blij om is. Hij/zij heeft vertrouwen dat zijn/haar levensweg door de Heer geleid wordt en zal uitkomen bij Hem: ‘bestendig geluk aan uw zijde’.
Galaten 5,1.13-18
De tekst van de brief van Paulus aan de Galaten is in de semi-continue lezing van deze brief van de negende tot en met de veertiende zondag door het jaar C. Paulus heeft de duidelijke opvatting dat wie de Heer Jezus wil navolgen niet meer onder de Wet – de Tora – staat, maar daar vrij van is gemaakt. Je kunt nu leven uit de Geest, die je vrij maakt. Die vrijheid is niet doen waar je zin in hebt, dat is de zelfzucht. Maar met en in de Geest van Christus kun je ook vervullen wat de Wet beoogt: de naaste beminnen als jezelf.
Zie: J. Lammers, ‘Appel aan een weifelende gemeenschap’ en V. Bulthuis, ‘Preekvoorbeeld’, in: Henk
Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014 20152, 31-40
Lucas 9,51-62
De Evangelietekst begint heel bijzonder. Lucas begint hier aan het grote reisverhaal. Dat is een deel van zijn compositie waarin hij elementen van Marcus overneemt en stukken van Q – de bron die hij deelt met Matteüs – en ook nog eigen materiaal invoegt. Het is een ‘reisverhaal’ omdat het de periode van Jezus’ optreden in Galilea verbindt met zijn optreden en lijden en kruisdood in Jeruzalem.
Dat hij zo bewust componeert is al duidelijk te lezen in het eerste vers van de lezing van vandaag. ‘Toen de dagen van zijn verheffing hun vervulling naderden, aanvaardde Jezus vastberaden de reis naar Jeruzalem…’ Hiermee maakt Lucas als schrijver een paar zaken duidelijk:
- Jezus is bewust zijn weg naar Jeruzalem gegaan als zijn bestemming;
- De ‘vervulling van de dagen’ duidt op een tijdsopvatting waarin een plan opgesloten ligt;
- ‘de dagen van zijn ten hemelopneming’ slaat zeer zeker op de verheffing aan het kruis, waardoor Jezus sterft, maar zeker ook wel op de opstanding en verheffing ten hemel, zoals Lucas in de slotregels van zijn Evangelie vermeldt (Luc. 24,51).
Anders dan Marcus en Matteüs vertelt Lucas dat Jezus door Samaria reist. Maar als hij daar niet welkom is, omdat hij naar Jeruzalem wil gaan, willen de ‘Donderzonen’ Jakobus en Johannes net als Elia vuur uit de hemel afroepen om dat dorp te straffen.
De Samaritanen hadden ooit een eigen tempel op de berg Gerizim waar zij ook JHWH vereerden en offerden. En zij hielden ook de Tora als Gods Woord, een Bijbel zonder Profeten en Geschriften. Deze tempel was in hellenistische tijd in de vierde eeuw gebouwd, maar later door de Hasmonese koning Johannes Hyrkanus verwoest in 128 vChr. in een poging het hele land te judaïseren en Jeruzalem centrum van de eredienst te houden.
Maar Jezus wil niet op Elia lijken. Hij wil ook niet dat zijn volgelingen ijveren in straffen wie hem niet volgt. In de twee verhalen die verderop volgen over Samaritanen roemt Jezus juist de barmhartigheid (10,30-37) en dankbaarheid (11,17vv). Ook in Handelingen 8,5-8 is er welwillende ontvangst van de boodschap van het Evangelie. Het past in het patroon van Lucas’ aandacht voor barmhartigheid.
Dan volgen drie voorbeelden van mensen die Jezus wel willen volgen. Aan de eerste maakt Jezus duidelijk dat dieren een onderkomen hebben van nature, maar de mens niet. Mogelijk is hier een spreekwoord aangepast en de mens vervangen door de Mensenzoon, als een benaming die Jezus ook wel voor zichzelf gebruikte.
De tweede krijgt van Jezus te horen: volg mij. Hij wordt dus uitgenodigd. Maar hij vraagt even tijd om een verplichting jegens zijn overleden vader te vervullen. Hij krijgt het ook voor ons lezers nogal cryptische antwoord: ‘Laat de doden hun eigen doden begraven’. Er is al heel wat speurwerk en inkt besteed aan uitleg van deze tekst, tot en met reconstructie van wat er in het Aramees gezegd zou kunnen zijn. De krasheid van de uitspraak is voor sommigen een argument voor de authenticiteit dat deze op Jezus terug gaat. Ook wordt afgewezen de suggestie dat het gewoon zou betekenen: ‘Laat de doodgravers de doden begraven’. Dat is wel al te banaal, gezien het vervolg dat vraagt om de aandacht te geven aan de verkondiging van het Koninkrijk Gods. Meest gedeeld wordt de interpretatie ‘Laat de spiritueel doden hun doden begraven, maar u moet het Koninkrijk Gods verkondigen als een levende werkelijkheid, die familiaire banden overstijgt (Luc. 14,26).
Deze twee verhaaltjes met een uitspraak, komen ook voor bij Matteüs. De derde die Jezus wil volgen komt als verhaal alleen bij Lucas voor. Met een beeld uit de agrarische wereld, wijst Jezus erop dat je niet ‘achterom’ moet kijken naar wat al gedaan is, maar voor je uit moet kijken waar de aarde nog ongeploegd is. Daar ligt het werk. Of hij hierbij het verhaal van de roeping van Elisa achter de ploeg vandaan voor ogen heeft, is volstrekt speculatief, ondanks dat de vraag om afscheid te nemen hetzelfde is.
De relatie met de eerste lezing is wel duidelijk over roeping en volgen, maar gezien de inleidende zin van het reisverhaal van Lucas, is het perspectief waarin die oproep staat van veel meer belang. Het volgen van Jezus is nu ook de zachtmoedige inzet voor het Koninkrijk van God als je bestemming.
Preekvoorbeeld
Het evangelie vandaag roept veel vragen en bedenkingen op. De inleidende zin alleen al. Jezus is duidelijk van plan om naar Jeruzalem te gaan. Maar waarvoor ? De vertalingen hebben het over zijn ‘verheffing’, of ‘de dagen dat hij zal worden weggenomen’. Wat betekent dat? De ‘verheffing” van Jezus kan verwijzen naar zijn verrijzenis, of naar zijn verheffing op het kruis’. Maar ook naar de verwachting van sommigen dat hij in Jeruzalem tot koning zal worden ‘verheven’.
Laten we beginnen met wat duidelijk is: Jezus gaat naar Jeruzalem. Hij kiest resoluut de richting Jeruzalem. Die opmerking maakt Lucas meer dan eens. Op die manier heeft hij het openbare leven van Jezus vormgegeven als een lange tocht van Galilea naar Jeruzalem. Wij weten: een tocht naar het einde van zijn leven, naar zijn veroordeling en kruisdood. Daar heeft hij af en toe op gezinspeeld, en de apostelen hebben dat nooit begrepen. Dat beantwoordde niet aan hun verwachtingen: als Jezus de Messias was, dan zou hij het koninkrijk Israël herstellen, de Romeinse bezetter verjagen, kortom hij zou een nieuwe koning David zijn. De apostelen hebben bij herhaling onder elkaar ruzie gemaakt over de plaats die zij in dat nieuwe koninkrijk zouden bekleden. Zij zagen zichzelf als de ministers of raadgevers van de koning. Toen Jezus in Jeruzalem aankwam hebben zijn sympathisanten hem een ‘koninklijke’ intocht bezorgd, wat wij herdenken op Palmzondag. Maar ‘Jeruzalem’ zou voor Jezus het einde betekenen.
Het tweede thema van de lezing is een heel ander. Jezus en zijn leerlingen komen in een Samaritaans dorp. Ze zijn er niet welkom. De Samaritanen zijn een volk met andere religieuze opvattingen en gewoonten dan de joden. Jezus en zijn leerlingen zijn ‘de vreemdelingen’. Een paar leerlingen stellen voor om ‘vuur uit de hemel’ af te roepen over de mensen daar. Met andere woorden, om geweld te gebruiken. Jezus wijst de leerlingen terecht.
Het probleem dat hier in een paar zinnen geschetst wordt is nog altijd actueel. Samenleven met mensen van een andere cultuur en met andere opvattingen: het blijft een hele opgave. Wij moeten blijven vechten tegen onverdraagzaamheid, racisme, bepaalde vormen van nationalisme. De wereld wordt meer één, in die zin dat meer en meer mensen van elders naar ons toekomen. In de grotere steden bij ons wonen gemakkelijk honderd en meer verschillende nationaliteiten. Heel Europa kijkt aan tegen het probleem van de vluchtelingen. Het is duidelijk dat wij als christenen geen wonderformule hebben om in dit alles een goede oplossing te vinden. Maar het is even duidelijk dat het evangelie oproept om te streven naar vrede, gerechtigheid en gemeenschap tussen alle mensen. Ongeacht hun huidskleur, hun godsdienst of wat dan ook.
Daarna volgen in het evangelie een paar opmerkingen over het volgen van Jezus. Die worden begrijpelijk als we ons herinneren aan het begin van de lezing. Waar Jezus spreekt over zijn tocht naar Jeruzalem. Hij heeft een opdracht waarvoor hij zijn hele leven moet en wil inzetten, ook al vermoedt hij dat het in Jeruzalem slecht kan aflopen. Wanneer iemand zegt ‘ik wil u volgen’, dan verwacht hij ook dat dit gebeurt met volle inzet en zonder voorbehoud.
Dat is natuurlijk een probleem voor ieder van ons. Christen zijn is geen deeltijdse bezigheid. Het is een wijze van doen en denken die heel ons leven zou moeten omvatten.
De evangelielezing vandaag doet ons nadenken over diverse thema’s. Het eerste is de blijvende paradox dat Jezus de mensen wil redden, maar dat gebeurt doordat hij zelf ten onder gaat.
Het tweede is de vraag hoe wij kunnen werken aan het tot stand komen van een echte mensengemeenschap. Een wereld waarin alle mensen het opnemen voor elkaar.
Het derde thema is de altijd weerkerende vraag aan mezelf: wat maak ik als christen van mijn leven?
inleiding drs. Henk Berflo
preekvoorbeeld Walter Verhelst OFM