- Versie
- Downloaden 35
- Bestandsgrootte 187.38 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 15 februari 2025
- Laatst geüpdatet 15 februari 2025
8e zondag dhj, C jaar, 2-3-2025
2 maart 2025
Achtste zondag door het jaar
Lezingen: Sirach 27,5-8; Ps. 92; 1 Kor. 15,54-58; Lucas 6,39-45 (C-jaar)
Inleiding
Kom naar mij toe, onwetenden,
en vestig je in mijn leerhuis.
Ik roep jullie op:
verwerf wijsheid, kosteloos.
Leg haar juk op je nek,
laat je geest onderrichten.
De wijsheid is vlakbij!
[Sirach 51,23.25-26]
Geschriften-lezing: Wijsheid van Jezus Sirach
Het boek Wijsheid van Jezus Sirach behoort tot de wijsheidsliteratuur en is een onderdeel van de Geschriften. Het is ook bekend als Ecclesiasticus; dat is: mens van de sjoel/kerk. In de vroege kerk werd dit ‘kerkboek’ intensief gebruikt. Het boek is geschreven in de jaren
190-170 voor de gewone jaartelling door Jezus, zoon van Sirach Eleazar, uit Jeruzalem
(50,27vv). Sirach is trouw aan de Joodse traditie maar staat ook open voor waardevolle elementen uit de Hellenistisch beschaving.
Zijn kleinzoon heeft het geschrift in het Grieks vertaald, waardoor het boek van zijn grootvader ook bij andere volken bekendheid kreeg om ook volgens de Tora te gaan leven: ‘ook voor liefhebbers van studie in andere landen die bereid zijn zich in hun zedelijk handelen te richten op de Tora’ (Sir. 1, Woord vooraf).
Grootvader schreef zijn boek om de Joodse identiteit en de kennis van de Tora van Israël te verdiepen; vandaar ook het stichten van een Leerhuis. Zijn kleinzoon vertaalde grootvaders werk om de andere volken ervan te laten profiteren.
‘Alle wijsheid komt van de Heer, en is bij Hem tot in eeuwigheid. Ontzag voor de Heer brengt eer en roem, vreugde en een feestelijke krans. Ontzag voor de Heer verkwikt het hart, geeft vreugde, blijdschap en een lang leven. Ontzag voor de Heer is een gave van de Heer, het baant de weg naar de liefde’ (1,1.10-12).
In onze perikoop (27,5-8) staan een aantal spreuken/vermaningen om in het dagelijkse leven en werken volgens de maatstaven van de Tora/wijsheid te leven.
Een pottenbakker toetst zijn vaatwerk in zijn oven, zo toets je een mens aan zijn uitspraken. Komt wat hij zegt uit zijn hart, doet hij wat hij zegt en zegt hij wat hij doet (een integer mens in doen en spreken, in doen en laten).
Kijk naar de vruchten van een boom en je kent de boomkweker, zo ken je de bedoelingen van een mens aan zijn overwegingen. Luister aandachtig naar deze overwegingen, toets hem eraan, voordat je hem prijst.
Wie rechtvaardigheid nastreeft, zal haar ook vinden. Rechtvaardigheid is een prachtig gewaad dat je siert. Rechtvaardigheid betekent: dat je van harte recht doet aan de ander (naaste en vreemdeling), dat je zijn anders-zijn respecteert. Dat je voor haar/hem opkomt, barmhartig bent.
De maatstaf hierbij is de wijsheid van God, die niemand uit- maar iedereen insluit. Tora, Profeten en de Geschriften wijzen je hierbij de weg (zie Sir. 1, Woord vooraf).
Lezing uit de brieven: 1 Korintiërs 15,54-58
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56
Evangelie-lezing: Lucas 6,39-45
Jezus is met zijn leerlingen de berg afgedaald en blijft in de vlakte, waar zich ook een grote menigte heeft verzameld. Na een aantal zaligsprekingen houdt Jezus zijn leerlingen een aantal andere wijsheidsspreuken voor. Door te leven volgens deze maatstaven zullen zij ‘kinderen van de Allerhoogste zijn.’ Die goed is voor wie ondankbaar en kwaadwillig is. Zo zullen zij het ook dienen te zijn (6,35).
‘Wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is’ (6,36). De Barmhartige is als een moederschoot waarin het nog ongeboren kind geliefd en geborgen is; God is barmhartig voor mensen die nog nooit gezondigd hebben, en de Gerechte is barmhartig voor mensen die gezondigd hebben, ervoor verantwoordelijkheid nemen de zonden belijden en goed maken.
Scherp zicht is nodig om volgens deze barmhartigheid te leven. Zonder dit inzicht kun je geen leiding geven en vallen jij en de ander in een kuil. Een leerling dient te lernen in het Leerhuis, zich de wijsheid van de Tora eigen te maken, dan kan hij op ooghoogte met zijn leermeester optrekken.
Je zuster of broeder de maat nemen, kan alleen als je de balk uit je eigen oog verwijderd hebt. Dan kun je op barmhartige wijze met je zuster en broeder omgaan. Niet uit de hoogte maar vanuit gelijkwaardigheid.
Goede bomen brengen goede vruchten voort, zo brengt een goed mens uit de schatkamer van zijn hart het goede voort.
Wanneer je ‘Heer, Heer’ roept, dien je ook te luisteren naar de Heer en te doen wat de Heer zegt. Anders lijk je op iemand die zijn huis bouwt op slechte fundamenten; bij een overstroming stort zo’n huis in en blijft alleen en bouwval over.
Preekvoorbeeld
Inleiding: zoals Matteüs de Bergrede heeft (5–7) met de Zaligsprekingen als meest bekende tekst, zo heeft Lucas de veel kortere Veldrede (6,17-49), waarin ook zaligsprekingen voorkomen. De Bergrede wordt voor de leerlingen gehouden (maar zie Mat. 7,28), de Veldrede wordt ook gehoord door een menigte uit heel Judea. Het slot van deze Veldrede is vandaag aan de orde. Citaten zijn uit de Willibrordvertaling 1995 tenzij anders vermeld.
Laten we voor de verandering eens bij het slot beginnen: het huis op de rots. Wie van Jezus’ toehoorders zal bij deze woorden niet onwillekeurig hebben gedacht aan al die psalmen, waarin de rots ter sprake komt. De rots met alle daarbij behorende beelden:
‘Heer, mijn rots, mijn vesting en mijn bevrijder, mijn God, steenrots waarop ik vlucht’ (Ps. 18,2).
‘Neem mij mee naar de rots daar ver boven mij. U bent toch mijn schuilplaats’ (Ps. 61,2v).
‘Hij alleen is mijn rots en redder, mijn hoge vesting!’ (Ps. 62,6)
De combinatie van huis en rots, roept meteen het beeld op van de tempel:
‘Ik ken slechts één verlangen: wonen in het huis van de heer, … Op de dag van de grote gevaren zal Hij mij … veilig op de rots laten staan’ (Ps. 27,4v).
‘Heer, mijn rots, ik roep U aan, … wanneer ik mijn handen hef naar het allerheiligste van uw tempel’ (Ps. 28,1).
Esto mihi – ‘Wees mij tot een sterke Rotssteen, tot een zeer vast Huis’ (Ps. 31,2 SVV, deze psalm gebruikt voor rots een ander woord (rupes), maar de idee is gelijk).
Enkele voorbeelden, maar de contouren van het huis op de rots tekenen zich al psalmodiërend af als de tempel op de rots Sion. Ironisch genoeg zal uitgerekend dat huis ondergaan, niet bestand gebleken tegen verwoesting. Niet door natuurgeweld, maar door meedogenloos menselijke vernietigingsdrang. Oorlog.
De evangeliën zijn na het rampjaar 70 tot stand gekomen. De evangelisten hebben geweten van de verwoesting van Jeruzalem, de ondergang van de stad van vrede. ‘Toen [Jezus], vlakbij gekomen, de stad zag liggen, barstte Hij om haar in tranen uit. Hij zei: “Zag u op deze dag maar de weg naar de vrede; … Ze zullen u tegen de grond slaan … en ze zullen van u geen steen op de andere laten”’ (Luc. 19,41-44). De tempel op de plek van de binding van Isaak (Gen. 22) totaal vernietigd.
In de 7de eeuw bouwt kalief Abd al-Malik op deze plek de achthoekige rotskoepel, de Haram al-Sjarif. Geen moskee, maar een schrijn en het oudste islamitische heiligdom ter wereld. Huis op de rots. Vanaf deze plek zou de profeet Mohammed, zittend op de rug van het hemelse dier Buraq, zijn Nachtreis naar de hemel zijn begonnen. De naastgelegen Al-aqsamoskee is nog even in de 12e eeuw hoofdkwartier van de Tempeliers geweest. Voor Joden, Christenen en Moslims, de drie Abrahamitische religies, is deze rots een heilige plek.
Nog weer later in de 16e en 17e eeuw, wordt in Rome de Sint Pieter opgericht boven het graf van deze apostel. De op één na grootste kerk ter wereld, overwelfd door een reusachtige koepel. Op de randtekst daarvan staat in enorme kapitalen: Tu es Petrus et super hanc petram aedificabo ecclesiam meam – ‘Jij bent Petrus; op die steenrots (= petra) zal Ik mijn kerk bouwen’ (Mat. 16,18). Overkoepelend is het beeld van het huis op de rots.
Bijna alle begrippen in de perikoop van vandaag, hebben een dubbele lading, een metafoor, een verwijzing. Ze roepen al associërend beelden op. Zo kun je zeggen dat Lucas bij het rotshuis een triptiek plaatst, een drieluik. Kleine parabels van Jezus. Het thema van die triptiek is zien. Waarnemen, in het oog krijgen, met allerlei verschillende gezichtspunten.
Het eerste luikje verbeeldt juist het niet zien, de verblinding. Ingekleed als vraag: kan zoiets? Kun je de weg wijzen (hodègeoo) wanneer je die zelf niet kent? Zo zegt de kamerheer uit Ethiopië (Hand. 8,31) wanneer Filippus hem vraagt of hij begrijpt wat hij leest: ‘Hoe zou ik dat kunnen als niemand mij wegwijs maakt? … Daarop begon Filippus te spreken en bracht hem … de goede boodschap van Jezus’ (Hand. 8,31.35). Iemand kan alleen maar een verlichte, ziende leider worden, door zichzelf eerst te laten beleren: een leerling staat niet boven zijn leraar (6,40).
Die verhouding brengt ons bij het tweede luikje over de balk en de splinter. Hier ligt de wortel van de radicalisering in onze wereld: je kiest een bepaalde kant en houdt daaraan steeds radicaler vast, als je eigen gelijk tegenover de ander. Nauwkeurig op die ander letten (katanoeoo) werkt alleen vruchtbaar wanneer er zelfkritiek aan te pas komt. Ken je eigen situatie, je eigen terrein en vooral ook je beperktheid. Scherp zicht op de ander kan pas vruchtbaar zijn, wanneer je helder zicht hebt op jezelf.
Splinter is in het Grieks karphos en vrucht is karpos. Zo wordt de overgang naar het volgende beeld ingezet. ‘De vrucht van de rechtvaardigen is een boom des levens’ (Spr. 11,30 NBG). Dan krijgen we in het derde luikje het resultaat van het zien te zien: de goede vruchten die alleen maar afkomstig kunnen zijn van de goede boom. Daar herken je de boom aan. Johannes de Doper zegt aan het begin van het evangelie (Luc. 3,9): ‘De bijl ligt al aan de wortel van de bomen; iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur gegooid.’
In de antwoordpsalm voor deze zondag (Ps. 92,12-15) komen de tempel, de vruchtdragende boom en de rots bij elkaar: ‘De rechtvaardige groeit als een palmboom op. Geplant in het huis van de heer en opgegroeid in de voorhof van God. (…). Zo melden zij: “De heer is rechtvaardig, de heer is mijn rots; geen ongerechtigheid is er in Hem.”’
De vruchtdragende boom, de levensboom staat aan het begin van de TeNaCh (Gen. 3,22) en aan het eind van de Apocalyps (22,2). De boom van het leven omvat als het ware de gehele Schrift. De lezing uit Sirach (voor deze zondag) vult daarbij nader in: ‘De vrucht van de boom laat het werk van de kweker zien: zo toont de berekening de plannen in het hart van een mens’ (Sir. 27,6).
Het hart als centrum van menselijk leven. Waar is ons hart vol van? Wat gaat er in mijn hart om wanneer ik de ander in zicht krijg? ‘De goede schat van het hart.’ Hiermee loopt het evangelie (Luc. 12,34) al vooruit op wat Jezus later zal zeggen: ‘Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn. en: Waar iemands hart vol van is, daarvan spreekt zijn mond’ (Luc. 6,45).
Uiteindelijk komt het er immers op aan dat je wat je zegt ook doet. Dat is betrouwbaar. Alleen maar ‘Heer, Heer’ (6,46) roepen vervluchtigt in het niets, wanneer de bijbehorende daden ontbreken. Het gaat over zeggen en doen, zoals het Hebreeuwse dabar, woord en daad betekent.
Wanneer we onze juiste kijk op onze wereld laten vertroebelen, bouwen we op zand. Het wordt een puinhoop. Maar met het drieluik bij het huis op de rots wordt ons een spiegel voorgehouden. Hoe zien we ons zelf en hoe zien we de ander? Doen wat Hij zegt. Scherp zicht houden op onszelf en pas daarna op de medemens. Hoe hebben wij zicht op onze wereld? De leegte doorzien van hoge woorden. De pijn van onrecht en geweld inzien. Een rotsvast geloof in een andere, betere toekomst die in zicht komt. Hoopvol uitzicht.
In ‘t laatste van de dagen zal het zijn:
een hoge berg, onwankelbaar gegrondvest,
hoog uit boven de heuvels, en een huis
van goud in hemelsblauw daar bovenop.
De wereldzeeën zijn tot rust gekomen,
de golven zijn verstomd, de branding zwijgt.
(Oosterhuis bij Micha in ZZZ 462)
inleiding Henk Janssen OFM
preekvoorbeeld drs. Frans Wiersma