Openbaring des Heren, 5-1-2025

By 28 november 2024 No Comments
[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 1
  • Bestandsgrootte 142.71 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 28 november 2024
  • Laatst geüpdatet 28 november 2024

Openbaring des Heren, 5-1-2025

5 januari 2025
Openbaring des Heren

Lezingen: Jes. 60,1-6; Ps. 72; Ef. 3,2-3a.5-6; Mat. 2,1-12

 

Inleiding

Licht voor iedereen!
Elk jaar zijn de lezingen voor het feest van de Openbaring des Heren dezelfde. Er is geen binding met de jaarorde van de A, B of C jaren. De Evangelie-lezing is wel de belangrijkste tekst voor de viering. Ook voor het feest van vandaag. Maar de tekst van de brief aan de christenen van Efeze geeft precies aan wat de strekking van het feest is. Dat is dat de niet-joodse mensen – ‘volken’, in vertaling doorgaans ‘heidenen’ genoemd – als leerlingen ook kunnen delen in het heil dat in Jezus bereikbaar is geworden.

Efeziërs 3,2-3a.5-6
Er is wel verschil van mening onder de bijbelgeleerden of deze brief aan de Christenen van Efeze, wel echt van de apostel Paulus is. Hij staat op naam van ‘Paulus’. En als zodanig is deze brief ook in de vaste lijst van de boeken van het Nieuwe Testament opgenomen. De tekst van de lezing in de Liturgie voor deze zondag is een stukje waarin geknipt is – zie de verzen bovenaan. De schrijver stelt dat hij een openbaring van Gods Geest heeft ontvangen. Dat aan hem op deze manier het mysterie van de betekenis van Christus bekend gemaakt is.
Of de schrijver hierbij denkt aan zijn ervaring op weg naar Damascus, of aan een latere openbaring is niet duidelijk. Het is naar zijn mening voor het eerst in de geschiedenis dat niet-Joodse mensen deelgenoot kunnen worden van de belofte in Christus, door het Evangelie. De verkondiging van het Evangelie van God – zie Romeinen 1,15 – is dus zelf een nieuw feit in de heilsgeschiedenis van God met de mensen. Dat is de opvatting van Paulus.

Het is opmerkelijk dat Paulus tot driemaal toe het voorvoegsel ‘mede’ gebruikt, ook in de Griekse tekst. De niet-Joden worden zo in de geschiedenis van God met Zijn Joodse volk betrokken. In de Brief aan de christenen van Rome werkt Paulus dat verder uit met het beeld dat de niet-Joden als een wilde loot op de edele olijfboom zijn geënt (Rom. 11,17). Dat het Joodse volk zijn verkiezing en de beloften van het heil verloren zou hebben staat nergens. Nog minder dat de Kerk het vervangende heilsmiddel zou zijn geworden.

Zie: R. Hoet, ‘De brief aan de Efeziërs. Opbouwwerk’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 47-53

Matteüs 2,1-12
Met betrekking tot de lezing uit het Evangelie van Matteüs, staat in de inleiding op het Missaal voor Zon- en Feestdagen het volgende. ‘Sedert de gebeurtenissen met de Wijzen blijft de vreugdevolle boodschap van Betlehem niet langer beperkt tot een kleine kring van ingewijden.’ Hiermee wordt gesuggereerd dat het verhaal van Matteüs geschiedschrijving zou zijn. Dat is het zeker niet in deze literaire vorm. Het is veel meer een midrasj. Dit is een verhaalvorm om iets te leren, te onderwijzen. Het woord midrasj is afgeleid van een Hebreeuws werkwoord dat onderwijzen betekent. In de vorm van een verhaal kan iets vaak veel korter en duidelijker gemaakt worden dan in een betoog of verhandeling. In het verhaal van het Evangelie van vandaag is dat ook zo. Matteüs is zijn Evangelieverhaal begonnen met een geslachtslijst van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham (Mat. 1,1) en vervolgens vertelt hij over de bijzondere geboorte van Jezus, die nog bijzonderder is dan de geboortes die in de geslachtslijst van 1,1-17 voorkomen. Zo tekent Matteüs Jezus als Zoon van David.

Maar met het verhaal van de Wijzen uit het Oosten die Jezus opzoeken, na het waarnemen van een bijzondere ster komt een andere kijk op Jezus aan de orde. Deze wijzen uit het oosten lijken astrologen. Zij geloven dat de stand en de banen van de sterren aan het hemelgewelf, betekenis hebben voor de geschiedenis van de mensen of van de mensheid. En omgekeerd: als er een bijzondere gebeurtenis plaatsvindt, moet dit aan de stand van de sterren af te lezen zijn. Dat brengt hen ertoe om naar Jeruzalem te reizen en aan het hof te vragen naar de pasgeboren koning der Joden. De heersende koning der Joden wordt ervan ontsteld.

Deze Herodes de Grote had al 7 van zijn zonen uit 10 (!) verschillende huwelijken laten ombrengen – laten verdrinken in bad, gewurgd of anderszins laten vermoorden. Hij vreesde of vermoede plannen tot machtsovername. Herodes past dus wel in een verhaal waarin hij op Farao van Egypte lijkt, die volgens het boek Exodus 2 ook alle kleine Joodse jongetjes liet ombrengen. Maar waaraan Mozes, die later leider van het volk zou worden, ontkwam. Zo lijkt het kind Jezus ook al op Mozes.
Met Herodes wordt heel Jerusalem ongerust. Dan laat Herodes de Schriftgeleerden en hogepriesters (! meervoud) hun Bijbel raadplegen. En zij vinden de tekst van de profeet Micha 5,1: dat uit Betlehem een leider voor zijn volk zal voortkomen. De astrologen gaan weer op weg en zie de ster gaat hen weer voor! Maar nu is het de ster die zal opgaan uit Jakob (Num. 24,17). Echter Herodes en zijn Schriftgeleerden reageren niet op hun vondst. Zij blijven in Jerusalem en Herodes veinst zelfs hulde te gaan brengen als hij bericht heeft gekregen.
De Wijzen vinden het kind Jezus en zijn moeder Maria en brengen het hulde, met een knieval, en met geschenken. In een droom gewaarschuwd keren zij langs een andere weg terug, Dus niet langs Herodes! De droom is in het rabbijnse denken een onvolmaakte vorm van profetie zoals de dromen van Jozef in het Oude Testament, en de dromen van Jozef in het Nieuwe Testament.

Jesaja 60,1-6
De wijzen/astrologen brengen geschenken mee in het verhaal/de midrasj. Dit heeft geleid tot de keuze van de eerste lezing uit het boek Jesaja. De tekst van de lezing is uit hoofdstuk 60. Dat is het derde deel van het boek Jesaja. Dit deel is zeker niet van de eerste profeet met de naam Jesaja, maar van een latere schrijver. Onze tekst spreekt over volkeren die naar het licht komen en hun schatten meebrengen van over zee – het westen – en over land, de woestijn van Arabië – het zuiden en oosten. De liturgische orde leest dus de tekst van het boek Jesaja als een vooraankondiging van de komst van Jezus. Hij is het Licht van God, dat over een donkere wereld opgaat. De beeldspraak is wel afgeleid van een stralende zonsopgang na een duistere nacht. En correspondeert met Jesaja 9,1 de eerste lezing van de Nachtmis op Kerstmis.

De lezingen van deze feestdag laten dus in hun samenhang weten dat Jezus als het Licht van God in deze wereld gekomen is. Niet alleen voor zijn Joodse volk, maar ook voor de hele mensheid. Om mede erfgenaam en deelgenoot te zijn van Christus de Heer, die niet in het duister van de dood is gebleven. Maar die is opgenomen in het eeuwig Licht, de Liefde van God, de Eeuwige.

 

Preekvoorbeeld

Veel mensen dolen in het donker. Ze kennen tijden van leegte en momenten zonder enige vertroosting. Velen zijn ook het geloof kwijtgeraakt of aanbidden vreemde goden en idolen… En wat hebben we in ons leven ook niet allemaal al meegemaakt. We komen al van zo ver en sommigen zijn vermoeid geraakt of zien geen uitkomst. Maar dan klinkt vandaag ook voor ons heel vastberaden een stem vol hoop. Het is de stem van de profeet Jesaja: ‘Open je ogen, kijk om je heen. Je zult stralen van vreugde als je het ziet, je hart zal van blijdschap overslaan’.

Met de geboorte van Jezus slaat onze oude mensengeschiedenis een nieuwe richting in. De nieuwheid die het kind brengt, daagt ons uit om op een andere manier in het leven te staan. En dan kan het goed gebeuren dat niet enkel koning Herodes en heel Jeruzalem hevig schrokken toen zij het nieuws van de geboorte hoorden, maar dat wijzelf schrikken. Waarom? Omdat we maar al goed beseffen dat zijn geboorte ons voor de vraag stelt langs welke kant we staan: of we het hart wel op de juiste plaats dragen en of we ons verstand niet het zwijgen opleggen; of we niet nog opgescheept zitten met magische voorstellingen van God en niet zien dat God een en al Liefde is. In plaats van hevig te schrikken is er meer reden voor vreugde en blijdschap.

Dat overkwam die geheimzinnige heren uit het verhaal van Matteüs. Wat de evangelist vertelt hoeft niet echt gebeurd te zijn. Hij schrijft immers geen geschiedenis maar hij wil zijn geloof uitspreken. Tientallen jaren na Jezus’ leven en dood ziet hij namelijk wat deze man uit Nazaret heeft betekend en wat hij heeft teweeggebracht. Daar wil hij nu van getuigen. Hij wil getuigen dat de luister van God openbaar is geworden in het leven Jezus, opdat de ogen van iedereen zouden opengaan en iedereen zou zien dat Jezus aan ons leven een nooit geziene diepgang geeft. En de evangelist brengt zijn getuigenis al vertellend over magiërs uit het Oosten.

Dat moeten geleerde heren geweest zijn, mensen van een andere cultuur en een andere godsdienst. Vreemdelingen zijn het, maar zij keken verder en stelden vragen, zoekend naar méér waarheid dan dat zij binnen hun godsdienst en cultuur konden vinden. Ze zijn opgestaan en in beweging gekomen, omdat ze in de donkere nacht een ster hebben gezien. Waren ze koningen? Kwamen ze gedrieën? Alleen hier gaat het om, ze vielen op hun knieën.

Ze hebben een nieuw licht gezien en gingen op weg om te zien waarheen dat licht hen zou leidden. Ze zagen met eigen ogen dat God een nieuw begin maakt naar een nieuwe manier van samenleven, dat met Jezus er vrede kan zijn in overvloed en gerechtigheid tot aan de grenzen van de aarde. Met dit verhaal zijn we ver van een weerloos kindeke Jezus, een hulpeloze baby dat in een voederbak ligt.
Voorop staat de luister van God die aan gans de wereld wordt geopenbaard. En wanneer zij via een andere weg naar hun land terugkeerden, voelden zij zich niet meer thuis in de oude orde. Zij waren mensen geworden van een andere weg. Zij konden niets meer met hun oude goden, omdat ze een andere stem hadden gehoord en een glimp van een nieuwe toekomst hadden gezien (T.S. Eliot). Zo getuigt de evangelist dat God zich in dit kind aan ons heeft gegeven en dat dit kind, eens volwassen geworden, in woord en daad Gods ware gelaat openbaarde.

Sindsdien kan ieder van ons, ook dolend in het donker, een ster volgen. Daarvoor is nodig dat we met andere ogen kijken. Want wie alleen maar oppervlakkig kijkt of alleen met de ogen van de wetenschap, ondervindt al vlug dat, om te zien dat God er is, je op een andere manier moet kijken.
‘Het is pas door ogen die naar diepte peilen, dat je diepte kan zien’. Dan zie je met ogen van geloof dat de luister van de Heer aan het licht komt niet als het resultaat van een hele redenering, maar daar waar we kleine stapjes naar elkaar zetten en een woord van vrede spreken van mens tot mens. Waar dat gebeurt breekt het licht van nieuw leven door en is God heel dichtbij. Misschien schittert dat licht wel boven het huis waar ieder van ons woont. Misschien staat die ster wel boven deze plaats hier waar we wekelijks samenkomen, om Gods Aanwezigheid in Woord en Brood te vieren en Hem onze hulde te brengen.

 

inleiding drs. Henk Berflo
preekvoorbeeld Paul Heysse