32e zondag dhj, B jaar, 10-11-2024

By 26 september 2024 No Comments
[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 5
  • Bestandsgrootte 189.41 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 26 september 2024
  • Laatst geüpdatet 26 september 2024

32e zondag dhj, B jaar, 10-11-2024

10 november 2024
Tweeëndertigste zondag door het jaar

Lezingen: 1 Kon. 17,10-16; Ps. 146; Heb. 9,24-28; Mar. 12,38(41)-44

 

Inleiding

Toen kwam Elia, een profeet als een vuur,
zijn woorden brandden als een fakkel.
Hij bracht hongersnood over het volk,
door zijn inzet voor de Heer maakte hij het klein in aantal.
Op bevel van de Heer hield hij de regen tegen
en liet hij driemaal vuur uit de hemel komen.
Hoezeer werd u geroemd, Elia, om uw wonderdaad,
wie kan zich in roem met u vergelijken?
U hebt een gestorvene opgewekt uit de dood,
uit het dodenrijk, op bevel van de Allerhoogste.
U hebt koningen ten onder doen gaan
en voorname mannen op hun ziekbed laten sterven.
Op de Sinai hebt u terechtwijzingen gekregen
en op de Horeb straffen horen afkondigen.
U hebt koningen gezalfd om te vergelden
en profeten om u op te volgen.
U werd weggenomen in een wervelwind van vuur,
in een wagen met vurige paarden.
Over u staat geschreven dat u klaarstaat voor de vastgestelde tijd,
om de toorn te stillen vóór hij razernij wordt,
de ouders te verzoenen met de kinderen,
de stammen van Jakob te herstellen.
Gelukkig zijn zij die u gezien hebben
en in liefde zijn gestorven;
ook wij zullen zeker leven.
(Sirach 48,1-11)

Profeten-lezing: 1 Koningen 17,10-16
Jezus Sirach geeft in zijn Lofzang op de voorvaders (44,1–50,24) een goede beschrijving van het leven en werk van de profeet Elia. In die tijd doet koning Achab van Israël wat slecht is in de ogen van de Gerechte; hij trouwt met de heidense Izebel en vereert de Baäls, in Samaria laat hij een tempel voor Baäl bouwen (1 Kon. 16,29-34). De profeet Elia zegt, namens JHWH tegen koning Achab dat er de eerstkomende jaren geen dauw of regen zal komen en Israël dus verandert in een woestenij. Tenzij Elia voor Israël bij JHWH een goed woordje doet.
JHWH geeft aan Elia de opdracht om aan de overkant van de Jordaan een schuilplaats te zoeken. Aan de raven geeft Hij de opdracht om Elia van voedsel te voorzien: De raven brengen hem ’s ochtends en ’s avonds brood en vlees, en water drinkt hij uit de rivier (17,16). De regen blijft weg en de rivier valt droog. Daarom stuurt de zorgzame God zijn profeet Elia naar Sarafat, daar zal een weduwe, op verzoek van JHWH, voor Elia zorgen.

Zorgen voor de armen, de weduwen en de vreemdelingen, dat is Mij kennen, zegt JHWH bij de profeet Jeremia (Nota bene: weduwnaars komen in dit rijtje niet voor: zij hebben wel verdriet om hun gestorven vrouw, maar zijn hierdoor niet economisch verarmd). Dit lijkt de omgekeerde wereld: een profeet wordt verzorgd door een verarmde weduwe!

Bij de stadspoort (plek waar recht wordt gesproken) ontmoeten zij elkaar. Terwijl de weduwe bezig is om iets te eten te maken voor haar zoon en voor zichzelf vraagt hij haar om een kommetje water en een stuk brood. Naar eer en geweten zegt zij tegen Elia: ik heb niets meer in voorraad, alleen een handjevol meel in de pot en een restje olijfolie in de kruik (17,12). Als dit op is zullen de weduwe en haar zoon van honger sterven. Elia blijft echter aandringen: bak van wat u in huis hebt eerst iets voor mij en kom me dat brengen. Daarna kunt u voor uzelf en uw zoon iets klaarmaken. De profeet is vrijpostig, maar hij stelt haar ook gerust: want dit zegt de Barmhartige, de God van Israël: Tot op de dag dat Ik weer regen op de aarde zal laten vallen, zal er meel in de pot zijn en zal de oliekruik niet leeg raken. Na deze belofte gaat de weduwe naar huis en doet wat de profeet Elia gezegd had; zij is gastvrij voor Elia. De weduwe, Elia en haar familie hebben elke dag te eten. Het meel en de olijfolie raken niet op! De Barmhartige houdt zich aan zijn belofte; Hij kan zijn ogen niet van de verarmden afhouden.

Evangelielezing: Marcus 12,38-44
Tegen de achtergrond van het verhaal van de ontmoeting van de weduwe van Sarafat met de profeet Elia (1 Kon. 17,10-16), klinkt onze perikoop. Jezus geeft onderricht in de tempel. In tegenstelling tot de leiders van het volk (11,27v), luisteren de talrijke aanwezigen graag naar Hem (12,37b).
Tijdens zijn onderricht waarschuwt Jezus voor het (wan)gedrag van bepaalde schriftgeleerden: zij pronken met hun dure gewaden, op de markt willen zij eerbiedig begroet worden, in de synagogen en bij feestmaaltijden willen zij op de ereplaats zitten. In plaats van voor de weduwen op te komen verslinden zij hun huizen. Schijnheilig als ze zijn, bidden zij lange gebeden.
Deze schriftgeleerden leven niet volgens de Tora, die ze dienen uit te leggen en voor te leven. Zij doen alles voor de schone schijn, zetten niet God centraal (en de anderen), maar zichzelf. Het zijn pronk-schriftgeleerden. Zij zullen door de Gerechte streng geoordeeld worden. (12,38vv).
Jezus gaat tegenover de offerkist zitten en kijkt hoe de mensen er geld in werpen. Veel rijken gooien veel geld in de kist. Een arme weduwe gooit er twee muntjes in…
Jezus legt aan zijn leerlingen uit wat Hij gezien heeft.

De rijken hebben van hun overvloed geld in de offerkist gedaan. De arme weduwe heeft van haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud (12,41-44; vgl. de weduwe van Sarafat).
Soms wordt de arme weduwe ook als metafoor gebruikt voor het verarmde Israël.

Loof de Barmhartige, mijn ziel.
Hij die trouw is tot in eeuwigheid,
recht doet aan de verdrukten,
brood geeft aan de hongerigen
de Barmhartige richt de gebogenen op,
de Gerechte heeft de rechtvaardigen lief,
de Barmhartige beschermt de vreemdelingen,
wezen en weduwen steunt Hij,
De Heer is koning tot in eeuwigheid.
Halleluja!
(Psalm 146, partim)

 

Preekvoorbeeld

Vaak wordt de arme weduwe ons voorgehouden als een evangelisch voorbeeld van offervaardigheid. Zij treedt uit de anonimiteit, want Jezus heeft haar gezien. Zij gooit de kleinste muntjes in de offerkist, het is haar hele hebben en houden, meer heeft ze niet.
Jezus spreekt haar niet aan. Die vrouw heeft haar offergave zo discreet mogelijk gebracht. Het was niet de bedoeling dat iemand er aandacht aan schonk, ook Jezus niet. Jezus laat het zo. Het is al pijnlijk genoeg.
Maar zonder dat zij het merkt, spreekt hij wel – discreet, in kleine kring – met zijn leerlingen over haar: dat zij haar hele levensonderhoud in de offerkist gooide, terwijl anderen die er veel meer in deden, dat in hun portemonnee nauwelijks merken. Sindsdien geldt zij als dat evangelische voorbeeld van offervaardigheid, maar is dat de pointe van wat Jezus heeft opgemerkt? Als zij zo voorbeeldig was, zou hij haar toch wel hebben aangesproken met een zegening of zaligprijzing: ‘Groot is uw geloof’. Maar niets van dat alles.

We moeten erop letten in welk verband Jezus over haar spreekt. Nee, Jezus stelt deze vrouw niet ten voorbeeld. Hij heeft haar wel gezien en houdt ook ons voor dat wij oog voor haar moeten hebben en haar met respect bejegenen. De context is deze: Jezus voorziet de ondergang van de tempel. ‘Er zal hier geen steen op de andere blijven: alles wordt neergehaald’ (Mar. 13,2). De arme weduwe heeft alles wat zij had, geschonken aan een instituut waarvan Jezus laat zien dat het zijn tijd heeft gehad. Zo heeft hij ook een hoofdstuk eerder al over de tempel gesproken: het is geen bedehuis maar een rovershol! In die lijn gaat hij voort: nu hebben ze die arme weduwe ook nog haar laatste centen afgetroggeld!
Die kritiek vloeit voort uit meteen het voorafgaande: ‘Pas op voor de schriftgeleerden die de huizen van de weduwen opeten’ (Mar. 12,38-41). Ze maken die weduwen hun vermogen afhandig, zodat ze geen dak meer boven het hoofd hebben. Nu gooit zij haar laatste geld in de collecte. Er staat ‘huizen’, dat is een woord met inbegrip van alles: je tafel, je bed, je onderkomen. Zo staat er van de weduwe dat ze haar heel leven in die offerkist gooide, het wordt meestal vertaald met ‘levensonderhoud’, het is weer zo’n woord met inbegrip van alles.
Jezus is verontwaardigd, hij heeft met haar te doen.

Vaak hoor je zeggen, bijvoorbeeld na een vakantie in een derdewereldland, dat arme mensen zo mooi eenvoudig zijn, veel voor elkaar over hebben, gelukkiger zijn dan wij. Maar zo te spreken, daar moeten we mee ophouden. Armoede is een verschrikking, armoede maakt het leven lelijk, armoede prest mensen ertoe tussen twee kwaden te kiezen, te schipperen en te marchanderen. Wie zich daarin staande houdt, doet dat inderdaad samen met anderen, want alleen houd je het niet vol. Je trekt je terug onder degenen die er net zo aan toe zijn als jij. Elia en de weduwe van Sarefat. Ja, daar kun je solidariteit verwachten. Niet bij de rijken die jou idealiseren om je eenvoud. Armoede is niet mooi, armoede is onrecht.

In de volgende evangeliehoofdstukken spreekt Jezus zich uit over wat hij aan de weduwe en aan de tempel heeft gezien. Hij doet dat in termen van wat teloorgaat en van wat blijft.
De tempel gaat voorbij. Dat de weduwe er haar laatste centen aan heeft gespendeerd, zal de tempel niet helpen. Ze had het beter niet kunnen doen. Ze werd ertoe geprest door religieuze autoriteiten.
Wat blijft, zijn de armen. Jezus zegt even later, dan gaat het alweer over geld: ‘De armen heb je altijd bij je’ (Mar. 14,7). Niet de tempelgebouwen, maar de armen zijn een blijvende factor. Met hen heb je altijd rekening te houden. Armoede gaat niet voorbij. Misschien wordt de nood van de een gelenigd, maar dan slaan ziekte en tegenslag weer toe bij een ander.

Daarom is het geen schande dat wij in een zo welvarend land voedselbanken en kledingbanken hebben. Wie daar schande van spreekt, gaat uit van een maakbare samenleving. Dat we het logischerwijze allemaal wel kunnen regelen en oplossen. Maar wie arm is, nog maar pas geworden of al generaties lang, heeft doorgaans al heel wat procedures meegemaakt, van het kastje naar de muur, en: mevrouw, helaas, dat zou u wel willen, maar voor die voorziening komt u niet in aanmerking.
Jezus zegt dat de tempel verdwijnt, maar de armen blijven. Dat is niet wat je wilt en wij moeten armoede structureel tegengaan. Maar aan de andere kant: de hebzucht is groot en de samenleving is niet maakbaar. Hebben we net zo’n mooi hulpverleningsnet gespannen, valt er toch weer iemand dwars door de mazen heen.

De weduwe gooide haar laatste geld in het offerblok. Zij meende daar goed aan te doen. Jezus neemt haar dat niet af. Hij spreekt haar niet aan, maar laat haar – ondanks zijn verontwaardiging – in haar waarde. Zij ontleende haar waardigheid aan wat sedertdien heet ‘het penningske van de weduwe’. ‘De armen heb je altijd bij je’, zij is daarvan een voorbeeld. Na 2000 jaar hebben we het nog over haar.
Zij is verwant met Jezus zelf, die zijn leven weggaf als een losprijs voor velen.

inleiding Henk Janssen OFM
preekvoorbeeld drs. Klaas Touwen