Allerheiligen, 1-11-2024

By 26 september 2024 No Comments
[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 0
  • Bestandsgrootte 194.65 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 26 september 2024
  • Laatst geüpdatet 26 september 2024

Allerheiligen, 1-11-2024

1 november 2024
Allerheiligen

Lezingen: Apok. 7,2-4.9-14; Ps. 24; 1 Joh. 3,1-3; Mat. 5,1-12a

Inleiding

Apokalyps 7,2-4.9-14
De Apokalyps van Johannes is een bijzonder boek. De inhoud is een openbaring van Jezus Christus aan Johannes over wat spoedig zal plaatsvinden. De auteur, die zich viermaal Johannes noemt, is reeds zeer vroeg in de christelijke traditie met de apostel Johannes gelijkgesteld, die ook als de auteur van het evangelie en de brieven werd beschouwd. Maar de tijd van ontstaan van de Apokalyps (hoogst waarschijnlijk het einde van de eerste eeuw nChr.), de taal en de thema’s sluiten die identificatie uit.
De auteur leefde in een crisissituatie, enerzijds omdat de christenen werden vervolgd omwille van hun geloof bijvoorbeeld omdat ze niet aan de Romeinse keizerscultus, die vereiste dat men openlijk de keizer als god zou vereren, wilden deelnemen. Anderzijds omdat de wederkomst van Christus en het einde der tijden, die kort na Jezus’ verrijzenis zeer spoedig verwacht werden, uitbleven. Christenen hoopten namelijk dat met de komst van Christus de ellende die ze ondergingen zou ophouden, maar tot hun grote teleurstelling kwam Christus maar niet.

De Apokalyps wil de lezers daarom moed inspreken. Het kwaad is erg en het wordt nog erger, maar uiteindelijk zal het overwonnen worden en dan zal Christus regeren, niet als een aardse, maar als een hemelse koning.
Het boek Apokalyps bestaat uit twee delen: een beschrijving van de toestand zoals die is (1,1–3,22) en een beschrijving van wat in de toekomst zal gebeuren (4,1–22,21).
De lezing van Allerheiligen komt uit het tweede deel. Dit deel begint met een beschrijving van de hemel waar God op de troon zit en aan een lam, een symbool voor Christus, een boekrol met zeven zegels geeft (4,1–5,16). Het lam (arnios, bokje) verbreekt die zegels één voor één, wat grote rampen tot gevolg zal hebben (6,1–8,1). Die passage van het verbreken van de zegels wordt onderbroken door een ‘tussenspel’ over de getekenden en de uitverkorenen voor Gods troon (7,1-17). Hieruit is de lezing van Allerheiligen genomen. Deze passage beschrijft vier engelen die de aangekondigde rampen (veroorzaakt door vier winden) in bedwang houden. Na het verbreken van het vijfde zegel hadden de martelaren nl. geroepen: ‘Hoelang nog zult Gij het oordeel uitstellen?’ (6,10).
Dit uitstel verwijst naar de spanning, zoals hierboven beschreven, tussen de verwachting van Christus’ terugkeer en daarmee het laatste oordeel en de tijd die maar verstrijkt zonder dat er een eind komt aan de ellende. Dit tussenspel geeft een verklaring voor dit uitstel: eerst moeten de dienstknechten van God getekend worden met het zegel op hun voorhoofd (7,3). Dat zegel is een teken van bescherming, denk aan het Kaïnsteken (Gen. 4,15) en het tau-teken in Ezechiël 9,4).
Die dienaren Gods in de Apocalyps zijn er 144.000 uit het Jodendom (12x12.000, een duidelijk symbolisch aantal) en ontelbaren uit de heidense volken. De niet-joodse volken zijn dus ingesloten, wat aansluit bij de traditie van TritoJesaja (Jes. 60,3) die zei dat de (heidense) volken naar JHWH's licht zullen komen. De getekenden dragen witte kleren en palmtakken, symbolen van overwinning, een overwinning die ze niet zelf hebben bewerkstelligd maar die ze aan het lam (= Christus) toeschrijven (7,9.12). In vers 14 worden die mensen in witte gewaden geïdentificeerd als de martelaren, die hun kleding in het bloed van het lam hebben gewassen. Dat verwijst naar hun marteldood door hun trouw aan Christus (vgl. Dan. 11,35; 12,10).

1 Johannes 3,1-3
1 Joh. is eigenlijk geen brief maar een verzameling van vermaningen en de herhaalde verzekering dat men het leven heeft ontvangen. Onze perikoop maakt deel uit van zo’n verzekering, in dit geval dat God onze vader is en wij ons als kinderen Gods moeten gedragen. Dit kindschap impliceert een innige gemeenschap met God en die is er niet alleen in naam, maar is ook realiteit. Dit is echter nog niet helemaal zichtbaar, het is versluierd (door het lijden en kwaad) maar als het geopenbaard wordt, bij het laatste oordeel, zullen we aan God gelijk zijn, d.w.z. we zullen Hem zien zoals Hij is (van aangezicht tot aangezicht 1 Kor. 13,12).
Dit kindschap vereist wel een streven naar reinheid, ‘zoals Christus rein is’. Gods kind zijn, aan Hem gelijk zijn en Hem zien kan alleen als men zich steeds zuivert van zedelijke smet (vgl. Mat. 5,8, en dit is ook de band met de evangelielezing).

Matteüs 5,1-12a
De zaligsprekingen vormen het eerste deel van de Bergrede (Mat. 5–7). De betreffende rede komt alleen voor bij Matteüs en Lucas (6,17-49), bij Lucas is de rede op een vlakte gesitueerd en heet daarom ‘vlakterede’. Beide evangelisten hebben ze aan de Woordenbron Q (Quelle) ontnomen, een verzameling van uitspraken van Jezus, die niet zelfstandig bewaard is gebleven maar alleen gekend is vanuit de evangeliën van Matteüs en Lucas. De zaligsprekingen bij Lucas benaderen het meest de oorspronkelijke versie in Q. Matteüs heeft aan deze Q-versie meer eigen zinswendingen en vocabulaire toegevoegd.

De zaligsprekingen bij Matteüs, waar we ons verder op concentreren, bestaan uit acht gelukkig-prijzingen die elk een bestaande toestand beschrijven: ‘arm van geest zijn’, ‘treuren’, ‘hongeren naar gerechtigheid’, enzovoorts, gevolgd door een voorspelling van een gelukkigere toekomst: ‘het Rijk der hemelen bezitten’, ‘getroost worden’, enz.
De geprezen houdingen in de eerste helft van elke zaligspreking zijn geen imperatieven maar hebben zeker ethische implicaties: impliciet roepen ze op om te worden zoals het gene dat geprezen wordt. Deze zaligsprekingen hebben oudtestamentische voorlopers in Jesaja 61,1-3. Daar is de gezalfde aan het woord die de armen de blijde boodschap brengt, aan de treurenden troost biedt en hen aankondigt dat ze het land zullen bezitten. Matteüs grijpt terug op deze woorden van Jesaja: Jezus is deze gezalfde die Jesaja beschreef en hij brengt het door Jesaja aangekondigde geluk definitief.

In tegenstelling tot de vlakterede van Lucas zijn de zaligsprekingen bij Matteüs in de derde persoon meervoud geschreven, (bij Lucas staan ze in tweede persoon meervoud, wat een directe aanspreking uitdrukt). Verder zijn de houdingen die in Matteüs worden aangeprezen morele categorieën: ‘arm van geest’ (bij Lucas zijn het materieel armen), ‘hongeren naar gerechtigheid’ (bij Lucas zijn het materieel hongerigen), enzovoorts.

Daarenboven heeft Matteüs meer zaligsprekingen dan Lucas. Die extra zaligsprekingen: de zachtmoedigen, de barmhartigen, de zuiveren van hart, de vredebrengers en die vervolgd worden omwille van de gerechtigheid, bevatten ook allemaal morele categorieën.

De armen van geest zijn dezelfde als de zachtmoedigen (v. 5), hun wordt bij het laatste oordeel hemel en aarde beloofd: namelijk de aardse machtsverhoudingen zullen dan worden omgekeerd, niet de brutalen maar de zachtmoedigen zullen beloond worden. Het ‘zalig de treurenden’ moet men ook zo begrijpen: de zachtmoedigen wordt door de brutalen onrecht aangedaan, maar dat blijft niet zo, bij het oordeel zullen ze troost ontvangen. De zuiveren van hart zijn die waar inwendige gesteldheid en uiterlijk handelen harmonieus gericht is op het doen wat God van ons vraagt. Zij zullen God zien, wat men ook eschatologisch moet begrijpen; zoals de engelen zullen zij God van aangezicht tot aangezicht zien (Mat. 18,10; 1 Joh. 3,2).
De laatste twee zaligsprekingen gaan over de vervolgden en beschimpten. Hen wordt niet alleen hemelse beloning beloofd maar ook gelijkstelling met de profeten van het Oude Testament, waarvan velen mishandeld werden omwille van hun taak. Later begreep men echter dat zij juist en rechtvaardig waren.

In hun geheel bieden de zaligsprekingen troost en belofte aan degenen die de morele waarden die geprezen worden ter harte nemen.

Literatuur
Mimi Deckers-Dijs, Apokalyps (BvB), ’s-Hertogenbosch-Leuven: KBS-VBS, 2000.

 

Preekvoorbeeld

Ieder jaar met Allerheiligen lezen we dezelfde tekst uit het evangelie: de zaligsprekingen van Matteüs, net zo goed als dat we met Kerstmis altijd het geboorteverhaal van Jezus lezen.
Er zijn verhalen die we niet genoeg kunnen horen, en dat geldt misschien ook wel voor deze zaligsprekingen op Allerheiligen. Jezus spreekt hier over mensen die hij zalig of gelukkig noemt. De Kerk heeft met het kiezen van deze tekst op het feest van Allerheiligen willen zeggen: de heiligen de we vandaag gedenken, zijn die mensen.

Laten we eens kijken over wie Jezus het precies heeft: wie arm van geest zijn, je zou ook kunnen zeggen: wie nederig van hart zijn. En dan zijn er wie treuren, wie zachtmoedig zijn, wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid, wie barmhartig zijn, wie zuiver van hart zijn, wie vrede stichten, wie vervolgd worden vanwege de gerechtigheid. Misschien herkennen we ons in sommigen van hen of anders kunnen we er ons mensen om ons heen bij voorstellen. In ieder geval gaat het hier om mensen die intensief leven en zich geconfronteerd weten met dingen die niet vanzelf gaan, maar waar doorheen ze zich een weg zoeken. Er is verdriet en tegenslag, vervolging, onrecht, er zijn mensen die vergeten worden. Wat doet een mens tegenover dit alles? Kun je je eraan onttrekken of niet?

Jezus spreekt in zijn zaligsprekingen niet speciaal over uitzonderlijke helden of over de heiligen van de heiligenkalender, maar over de mensen om hem heen, die naar hem luisteren. Het is niet voor niets dat hij op het laatst zijn toehoorders rechtstreeks aanspreekt: ‘Gelukkig zijn jullie, als ze jullie uitschelden en vervolgen en van kwaad betichten vanwege mij.’ Het gaat hier over de eerste christenen, die het niet gemakkelijk hadden, precies omdat ze volgeling van Jezus wilden zijn. Die mogen zich voegen in het rijtje van mensen die Jezus eerst al genoemd had: al die mensen die het leven niet uit de weg gaan, op zich nemen wat op hun bordje komt, niet wegkijken voor wie op hun weg komt.

Is het niet vreemd om al deze mensen, die zich op een of andere manier geconfronteerd weten met leed, om hen gelukkig te noemen, zoals Jezus hier doet? Hangt geluk niet meer samen met vrolijkheid, met zon, volheid van leven, vervulde verlangens en overvoed? Natuurlijk, zou je zeggen, en ik denk dat Jezus dat ook niet zou ontkennen. Maar hij wil precies ook de aandacht richten op die situaties en momenten waarin de verlangens nog niet of niet meer vervuld zijn. Dat is niet omdat hij het geluk wil verstoren, maar omdat hij weet dat het geluk al verstoord is. Er bestaan geen volledig gelukkige levens met alleen vervulde verlangens. Allemaal hebben we op de een of andere manier een verstoord leven. ‘Zie dat onder ogen,’ zegt Jezus, maar hij doet dat niet om dan treurend bij de pakken neer te gaan zitten. Kijken we daarom naar het tweede gedeelte van iedere zin die Jezus uitspreekt. Het geluk van de treurenden zit in de troost die ze zullen vinden, dat van wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid dat ze die gerechtigheid eens zullen ondervinden, en zo geldt dat voor allen die genoemd worden.
Wanneer we ons leven en dat van anderen, van hen die we op onze weg tegenkomen, of we het nu willen of niet, wanneer we die levens van hen en van ons onder ogen zien, het verdriet, de tegenslag en het ongemak niet uit de weg gaan, dan kunnen zich wegen openen, dan kunnen het verdriet, de onvervuldheid, de uitzichtloosheid zich openen. Hoe dat precies gaat, moeten we zelf ontdekken door ons op deze weg mee te laten nemen.

Het woord ‘heilig’ heeft te maken met ‘heel’. Heilig heeft dus met volledigheid te maken. Volledig is niet hetzelfde als volmaakt. Heiligen zijn geen volmaakte mensen zonder fouten, maar mensen die bezig zijn te leren dat alles in het leven ertoe doet, niet alleen wat mooi en gemakkelijk is, maar ook wat hoofdbrekens en moeite kost.
Allerheiligen is het feest dat over onszelf gaat en over iedereen die ons is voorgegaan op de weg die Jezus ons wijst. Dat zijn die toehoorders daar bij Jezus op de berg, dat is die menigte waar het boek Openbaring ons vandaag over spreekt, dat is ieder die u inspireert. We zijn niet alleen, we zijn met velen.

inleiding dr. Erik Eynikel
preekvoorbeeld drs. Marc van der Post