- Versie
- Downloaden 104
- Bestandsgrootte 127.82 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 20 februari 2024
- Laatst geüpdatet 20 februari 2024
5e zondag van Pasen, jaar B, 28-4-2024
28 april 2024
Vijfde zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 9,26-31; Ps. 22; 1 Joh. 3,18-24; Joh. 15,1-8 (B-jaar)
Inleiding
In de bijbelse beeldtaal is Israël als een wijnstok, door God zelf geplant. De evangelist Johannes ziet in de beweging rond Jezus dit oorspronkelijke ideaal herleven: een zorgzame wijngaardenier die de wijnstok met zijn ranken tot vrucht brengt (waarbij Jezus en zijn 12 leerlingen staan voor de totaliteit van het volk van God zoals het volk Israël ook 12 stammen telde). Als volgeling van Jezus vrucht dragen is dan ook ter ere van de Vader. Jezus’ dood is geen fiasco, Gods grootheid laat zich zien in Jezus en diens leerlingen.
Psalm 22 – De uiteindelijke horizon: glorie over de dood heen.
Psalm 22 roept bij christenen de kruisdood van Jezus op. De synoptici duiden immers Jezus’ dood met allusies op deze tekst: de dreigende dood, omringd door vijanden, gebonden, bespot, ze verdelen zijn kleding onder elkaar en werpen er het lot op (Ps. 22,16-19). Toch is niet de vernedering en dreigende dood de uiteindelijke focus van de psalmist. God blijft trouw, hoort het hulpgeroep. Daarom moet heel de wereld hem loven. Een gelijkaardige beweging zien christenen ook rond de dood van Jezus. Historisch dwingt de dood van Jezus de eerste leerlingen van Jezus tot de reflectie over diens betekenis in de weg van God met zijn volk. Is deze schandelijke dood een teken dat Jezus volgen een dwaalspoor is, omdat wie opgehangen wordt aan een paal als vervloekt wordt beschouwd (Deut. 21,22)? Of is deze Jezus toch de door God gezonden Messias aan wie God trouw blijft over de dood heen? De gemeenschap rond Johannes is heel helder in hun visie op wat Jezus’ dood betekent. Het is beslist geen fiasco: juist in deze gekruisigde Mensenzoon wordt Gods grootheid zichtbaar (vergelijk Joh. 13,31).
Johannes 15,1-8
Om de uitspraken over de wijnstok en de ranken in Johannes 15 goed te begrijpen, is het belangrijk te beseffen dat dit ook de verhaalcontext in het Johannesevangelie is. Steeds uitdrukkelijker wordt er verwezen naar de naderende (kruis)dood. Jezus weet dat zijn tijd gekomen is en dat hij naar de Vader zal terugkeren, waarbij hij zijn liefde voor zijn mensen tot het uiterste zal laten zien (Joh. 13,1). Zijn dood betekent niet dat hij van God is afgesneden, in tegendeel: Jezus komt van de Vader en keert naar de Vader terug. Jezus is de weg naar de Vader (Joh. 14,3). Zoals Gods grootheid in Jezus zichtbaar wordt, zal die ook in de leerlingen zichtbaar zijn, als zij vruchtbaar zijn, en steeds meer zijn leerlingen worden. De grootheid van de Vader, dat is het glorieuze eindpunt van heel de beeldspraak.
De wijnstok als beeld van Israël
De wijnstok staat in bijbelse teksten voor het volk Israël. Zo beschrijft Psalm 80 de geschiedenis van het volk in beelden van een wijnstok die weggehaald wordt uit Egypte, in het land geplant waar de wijnranken eerst floreren maar dan later door voorbijgangers worden belaagd. Ezechiël 17–18 beschrijft de politieke keuzes van de leiders en de gevolgen ervan in beeldspraak van de wijnstok. De wijnstok floreert zolang het zich naar de ene arend (Babylonië) richt, maar gaat te gronde als het zich naar een andere arend (Egypte) wendt. In het boek Jesaja wordt het goddelijke oordeel in het lied van de geliefde en zijn wijngaard gegoten (Jes. 5). In dit beeld is de verhouding van God en het volk uitgedrukt in de zorg van de wijnbouwer die teniet wordt gedaan als deze geen vrucht vindt in de wijngaard. Omwille van het onrecht dat Juda begaat, zal het oordeel niet uitblijven. De profeet Jeremia gebruikt eveneens de beeldspraak van de wijnstok om de relatie tussen God en het volk aan te geven: God zelf heeft het volk geplant, maar het gedraagt zich als wildvreemde ranken (Jer. 2,21), en tevergeefs wil hij druiven verzamelen (8,13). De schrijver van het Johannesevangelie heeft wellicht deze tekst in de Septuagintvertaling gelezen. Deze vertaling legt de klemtoon op het geplant zijn als een vruchtbare wijnstok. Die idee van vruchtbaarheid werkt de evangelist verder uit.
De zorgzame wijnbouwer en diens wijnstok
Opvallend aan het beeld van God als wijnbouwer is, dat deze zowel erg zorgzaam als gefocust omspringt met de wijnstok. Zonder druiven geen wijn, dus is het belangrijk om de ranken vol druiven te krijgen. Het gaat er niet om zoveel mogelijk dor hout te verwijderen, zodat er een geweldig groot vuur ontstaat, maar om een overvloedige vruchtbaarheid te krijgen. Elke rank telt hierbij mee. Elke rank zou immers vrucht moeten dragen, en wel zo veel mogelijk. Elke handeling van de wijnbouwer is hierop gericht: het reinigen, het wegsnijden. Het uitzuiveren, het bijsnoeien, is wat het meeste vruchten voortbrengt. Wie naar Jezus luistert, is al uitgezuiverd en rein (v. 3). Hoe meer men zich Jezus’ woorden eigen maakt, hoe meer vrucht men draagt. Maar omgekeerd: hoe meer men Jezus’ woorden afwijst, hoe verder men zich van Jezus (en dus ook van de Vader) afkeert, tot het punt dat vrucht dragen onmogelijk is, en dan wordt die rank ook verwijderd. Het is in de verbinding tot de stam dat de ranken samen met die stam de wijnstok, Gods volk, vormen. God snoeit immers doorheen Jezus’ woorden de gelovigen bij om grotere vrucht te dragen. Dit bereiken ze niet enkel door één te blijven met Jezus, maar ook door te doen wat hij zegt. De onderlinge liefde is hierbij de toetssteen: aan de liefde voor elkaar is immers te herkennen dat ze leerlingen van Jezus zijn, zoals Jezus hen heeft liefgehad moeten ook zij elkaar liefhebben (Joh. 13,35, zie ook 1 Joh. 3,18-24).
Handelingen 9,26-31 – Samen leerling zijn: een kwestie van vertrouwen
Het leven en de dood van Jezus dwingt de naaste omgeving tot een standpuntbepaling: hoe zien ze Gods weg met zijn volk en welke plaats neemt Jezus daarbij in? Waar gaan mensen dan zelf staan? Maar ook: blijven zij hierbij vertrouwen in de weg van God met mensen? In de beeldtaal van Johannes 15 is het duidelijk: niet de ranken bepalen waar het hout dood is en geen vrucht meer kan dragen. Verbinding vinden met God in Jezus is een goddelijk gebeuren. De intertekstualiteit die ontstaat door het liturgisch naast elkaar plaatsen van Handelingen 9 en Johannes 15 verduidelijkt dit.
Het verhaal van Paulus weerspiegelt hoe heftig die worsteling met de betekenis van Jezus voor mensen kan zijn, en hoeveel vertrouwen er nodig is om dit proces mee te durven voltrekken. Van een fervente vervolger wordt Paulus een leerling. Het is bijna niet te geloven. De leerlingen te Jeruzalem geloven het dan ook niet. Paulus vindt daardoor niet dadelijk aansluiting bij hen. Pas als Barnabas getuigt over zijn roeping en prediking, kan hij samen met hen optrekken. Het wantrouwen ligt voor de hand. Paulus heeft heel wat christenen in Jeruzalem kwaad berokkend (Hand. 9,13). Het vergt daarom zowel vertrouwen in God als in mensen om te geloven dat het kan: dat zo iemand ten goede keert en leerling van Jezus wordt. Stap voor stap komt dit ook: Ananias die zich laat sturen om Saul te laten zien, de leerlingen die hem horen getuigen dat Jezus Gods Zoon is, en de Gezalfde, laten hem ontsnappen aan wie zijn dood willen. In Jeruzalem is het Barnabas die Paulus bij zich opneemt en hem verdedigt tegenover de anderen. In hun midden kan hij dan vrijmoedig optreden.
Zie: K. Touwen, ‘Handelingen van de apostelen. Gevangene omwille van Jezus Christus’ en Th.A.F.M. van Adrichem ‘Preekvoorbeeld’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 20-37
Preekvoorbeeld
Vrucht geven
Better safe than sorry, zegt een Engels spreekwoord. Vertrouwen is goed, controle is beter, vinden wij. Vandaag houdt de eerste Johannesbrief ons het tegenovergestelde voor. Daar staat geschreven dat als wij proberen waarachtig te zijn, wij uit de waarheid zijn en dat dit ook het geval is als ons hart ons veroordeelt. Als wij spijt hebben van wat we hebben gedaan, dus. Spijt kan dan de manier zijn om ons zeker te weten: safe because sorry.
Om dit mogelijk te maken, moeten we de controle opgeven en op Jezus vertrouwen, die zelf bij uitstek alle controle heeft opgegeven. Hij ging tot het uiterste in zijn trouw aan zijn God zijn Vader. Als wij van zijn Geest van overgave omvat en doordrongen zijn, weten wij dat wij met Hem verbonden zijn en blijven. Of eigenlijk beter: dan weten wij dat Hij met ons verbonden is en blijft – de schrijver van de eerste Johannesbrief formuleert het niet voor niets zo.
Niet wij leggen het contact met Jezus en God, zijn Vader, en houden dat vast. God en Jezus leggen door de Geest contact met ons en nemen ons in de Geest op. Steeds opnieuw, als het moet. Dit is wat ons verkondigd wordt na Pasen en waarop wij gevraagd worden te vertrouwen: dat Jezus ook na zijn lijden en dood mensen bij zijn zending naar de wereld blijft betrekken en dat Hij dus leeft. Meer dan ooit, want Hij wordt niet meer beperkt door de grenzen van tijd en plaats. Hij draagt vrucht door de eeuwen heen.
Onze cultuur is geneigd te denken in termen van effectiviteit en het oplossen van problemen. Jezus’ tegenstanders vonden echter dat hij problemen veroorzaakte. Hij doorbrak de grenzen die mensen in de loop van hun leven hadden geleerd te respecteren. Hij maakte volgens de evangelies eerst herders en daarna vissers en zelfs vrouwen tot verkondigers van Gods nabijheid en zijn grote daden. En dat terwijl het een stilzwijgende afspraak was dat naar zulke mensen niet geluisterd hoefde te worden. Ze werden dan ook niet geacht het woord te nemen. Jezus veranderde de schaarste aan voedsel, die mensen duidelijk maakte dat ze hard moesten werken wilden zij een leven voor zichzelf en hun kinderen kunnen realiseren, in een ongekende en onuitputtelijke overvloed aan brood in alle evangelies, en in het Johannesevangelie op de bruiloft van Kana zelfs aan feestelijke wijn.
Waar iedereen weet dat je, om je leven zeker te zijn je tegen vijanden moet wapenen en ze onschadelijk moet maken, zegt Jezus dat het ware leven zich toont in het liefhebben van onze vijanden. Het loopt allemaal uit op het meest onwaarschijnlijke: waar iedereen weet dat wie de macht heeft om te doden bepaalt wat toekomst krijgt, laat Jezus zien dat God uit de dood nieuw leven geboren laat worden, juist voor degenen die gedurende hun hele leven door de dood bedreigd worden. Waar iedereen geneigd is dit een illusie te noemen, getuigt Hij kort voor Hij wordt doodgemaakt dat Hij in zijn bereidheid de dood te ondergaan getuigenis aflegt van de waarheid (Joh. 18,37). Deze waarheid is: het leven is sterker dan de dood. Deze waarheid is op Paasmorgen bevestigd.
De inzet van het Johannesevangelie is dat wij met deze verwarrende en ontregelende vrijheid verbonden blijven. Dit probeert Jezus ons in het evangelie duidelijk te maken. Maar je geen zorgen over de vraag of je effect hebt, of je resultaat ziet van je inspanningen. Het gaat erom dat je vruchtbaar bent.
Het boek van de Wijsheid van Jezus Sirach vergelijkt de goddelijke wijsheid waarvan alles wat bestaat getuigt, met een rijpende druif. Wij worden in het evangelie van vandaag aangemoedigd de rijpende druiven te worden van de goddelijke wijsheid waarvan Jezus getuigt. Nogmaals, daarbij gaat het niet om effectiviteit. Het gaat om intrinsieke kwaliteit. Als een wijnrank geen vrucht draagt, wordt deze weggesnoeid en als een wijnrank wél vrucht draagt, wordt deze bijgesnoeid, hoorden wij Jezus zeggen. Het gaat er blijkbaar om de best mogelijke druiven te kweken.
Het leven doet sommigen in wijsheid groeien, dwars door alles heen. Die zijn in staat om wat aanvankelijk tegenslag lijkt, te ontvangen als liefdevolle correctie, van bijsnijden. Het zorgt ervoor dat anderen in cynisme vervallen, vaak juist mede omdat ze gefixeerd zijn op het effect van de daden van henzelf en van anderen. Is de wereld na tweeduizend jaar christendom ook maar een haar beter geworden? Zijn de mensen in de kerk beter dan mensen daarbuiten. Zijn gelovigen beter in het realiseren van het goede dan mensen die niet in God, Jezus en de Geest geloven? Dus wat maakt het dan allemaal uit, wat hebben die vergezichten van de Bijbel dan voor nut?
Verrijzenis uit de doden, het koninkrijk van God, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde: is daar ook maar iets van te zien? Helpt het om doden tot leven te brengen, God tot koning uit te roepen en de aarde te vernieuwen? Als we waar we naar geloven uit te zien niet dichterbij weten te brengen, waarom zouden we het er dan nog over hebben?
Op deze vraag geeft de eerste lezing in feite antwoord. Daar werden wij deelgenoot gemaakt van het langzaam doordringend besef bij de vroege kerk dat Paulus, die een gevaarlijke tegenstander voor hun geweest was, nu aan hun kant stond. Het bracht hen, zoals het geformuleerd wordt, tot ontzag voor de Heer en zij ervaarden de troost van de heilige Geest (Hand. 9,31). De bekering van Paulus, de verandering van levensrichting van mensen, het zich aangeraakt weten door Gods liefde: zij zijn niet nuttig. Ze dienen nergens toe. Zij zijn zelf het werk van de God die gezegd heeft: ‘Uit de duisternis zal licht schijnen’ en die nu in het hart van mensen de kennis laat stralen van zijn heerlijkheid zoals deze zich in Jezus de Gezalfde openbaart (vgl. 1 Kor. 4,6).
Het spreken van het Nieuwe Testament over de nabijheid van Gods koninkrijk, het doorbreken van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde en van de verrijzenis uit de doden spoort ons niet allereerst aan om iets te doen. Het leert ons ons leven te ontvangen als een geschenk van de God van het leven, een voorafschaduwing en een reële aanwezigheid van datgene wat ons van Godswege te wachten staat.
Wie of wat vrucht draagt, heeft niets anders te geven dan zijn vruchten. Meer verlangt God ook niet van ons. Maar dat wordt dan ook wel verwacht: dat wij loslaten en geven zoals de wijnstok zijn ranken uiteindelijk loslaat.
De Duitse Liedermacher Konstantin Wecker schreef een lied waarvan de tekst de samenhang tussen vrucht dragen en weggeven heel mooi uitdrukt. In het Duits:
Den Weinstock werden den Reben
Im Herbst so furchtbar schwer
Und um zu überleben
Gibt er sie einfach wieder her
Das mag ich so an den Bäumen:
Ihr Wissen um Sterben und Sucht
Was sie sich im Frühjahr erträumen
Verteilen sie später als Frucht
In het Nederlands zou dat zoiets zijn:
Voor de wijnstok worden de ranken
In de herfst ondragelijk zwaar.
Aan zijn levensdrift hebben wij het te danken
Dat hij ze weggeeft met vrijgevig gebaar.
Dat vind ik zo mooi aan de bomen:
Hun weten van sterven en levenszucht.
Waar ze in het voorjaar van dromen
Delen ze in het najaar als vrucht.
Dat wij veel vrucht mogen dragen, zodat wij veel vrucht kunnen delen.
Het lied ‘Vom Weinstock und den Reben’ is te horen op www.youtube.com/watch?v=VSBVPKitUX4
inleiding dr. Ine Van Den Eynde
preekvoorbeeld prof. dr. Erik Borgman