1e zondag Veertigdagentijd, jaar B, 18-2-2024

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 87
  • Bestandsgrootte 85.94 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 4 december 2023
  • Laatst geüpdatet 4 december 2023

1e zondag Veertigdagentijd, jaar B, 18-2-2024

18 februari 2024
Eerste zondag van de Veertigdagentijd

Lezingen: Gen. 9,8-15; Ps. 25; 1 Petr. 3,18-22; Mar. 1,12-15 (B-jaar)

Inleiding
Genesis 9,8-15
De Bijbel wordt wel eens een optimistisch boek genoemd. Wie naar de oergeschiedenis kijkt komt wellicht tot een andere conclusie: verbanning, moord, zondvloed, de Bijbel lijkt niet erg optimistisch over het vermogen van de mens om het goede te doen. Juist dat maakt het verhaal van de zondvloed ook vandaag van belang: keer op keer worden we opgeschrikt door berichten over overstromingen, branden, verdwijnen van biodiversiteit en vervuiling, maar een grondige verandering van levensstijl laat nog op zich wachten.
Het verhaal van Noach bevat een zinsnede die wel als een behoorlijke knauw voor het zelfbeeld van de mens kan worden ervaren. We mogen graag denken dat God berouw heeft van de zondvloed (betekenis niet: zonde-vloed, maar: sontvloed = aanhoudende vloed) omwille van de mens. Het omgekeerde is echter het geval: God wil de aarde niet meer vervloeken vanwege de mens (Gen. 8,20). De aarde is dus slachtoffer van de slechtheid van de mens geweest! God staat aan de kant van de aarde en wil die in de toekomst beschermen, zelfs tégen de slechtheid van de mens, die nu eenmaal van jongs af aan geneigd is tot het kwaad (8,21).

Nu pas begrijpen we de diepere zin van de belofte van God aan Noach om nooit meer al wat leeft door een vloed uit te roeien. Het gaat God om de aarde! En als we de verbondssluiting met Noach nader bekijken zien we nog iets opmerkelijks: het verbond is niet alleen met de mens, maar met alle dieren op de aarde. Dieren zijn verbondspartners! Helaas is dit besef bij de westerse mens goeddeels uit het zicht geraakt. De Bijbel zelf is dus minder antropocentrisch (= de mens centraal) dan wij westerse mensen denken. Verre van de religie of de Bijbel de schuld van dierenmishandeling te geven zouden we de oorzaak wellicht eerder kunnen zoeken in het uiteengaan van filosofie en religie. Toen de lichamelijkheid van de mens niet langer essentieel aspect van zijn identiteit was, maar meer een materieel aanhangsel aan de geest (‘ghost in the machine’), werden ook de dieren tot object gereduceerd. Als we eens afzien van een tegenwoordig wel wat al te mechanische en grootschalige bedrijfsvoering, zouden we de boeren kunnen zien als diegenen die nog het besef van het verbond met de dieren kennen: dankdag voor het gewas en het slachten als religieuze handeling. Het jodendom kent dat besef nog steeds en het rituele slachten wordt dan ook stelselmatig door ‘dierenvrienden’ als diervijandig verkeerd beoordeeld. De mens is medeschepsel met de dieren. Toch neemt de mens een bijzondere plaats in, die hem van de dieren onderscheidt. De mens is de enige die verantwoordelijkheid kan dragen voor al wat leeft: de mens is Gods beeld en gelijkenis. Dat geldt niet voor de dieren. Alweer, geen vrijbrief om je maar soeverein boven de dieren te plaatsen, maar besef van een bijzondere verantwoordelijkheid die geen koe van ons zal overnemen. Merk op dat de opdracht aan de oermens (man en vrouw) in Genesis 1,28vv parallel loopt aan de opdracht aan Noach (9,1-3), maar dat het ‘onderwerpen en heersen’ is verdwenen: wellicht is gebleken dat dat te hoog gegrepen is voor de zelfzuchtige mens, die het respect voor dieren gauw vergeet als economische belangen prevaleren.

Het verbond is tussen God en heel de aarde, met alle levende wezens (9,12). We zouden kunnen menen dat vegetarisme dan wel geboden is, maar dat is juist bij Noach niet het geval. Sommige uitleggers menen dat juist vanwege de slechtheid van de mens vegetarisme als gebod te hoog gegrepen is: Adam en Eva waren vegetariërs, Noach krijgt instructie hoe humaan met dieren om te gaan: geen bloed eten, geen levend dier, enzovoort. Het is niet zeker dat daarvóór de Bijbel vegetarisme leert – Abel offerde een lam – maar het is in elk geval duidelijk dat Noach nu een aantal extra geboden ontvangt. De rabbijnen kennen zelfs Noachidische geboden die voor heel de mensheid zouden gelden, althans vanuit rabbijns perspectief. Ook de eerste christenen lijken zich daarop te hebben gebaseerd (Hand. 15,20).

Het teken van het verbond, de regenboog, is een natuurverschijnsel, geen bovennatuurlijk wonder. Juist daarom wordt de mens voortdurend aan het verbond herinnerd. Heel de natuur kan teken van God zijn; denk aan ‘het schrijverke’ van Guido Gezelle die de naam van God op het water schrijft.
Let ten slotte op hoe de verbondssluiting een aantal malen plechtig wordt herhaald: vers 9,12 en het afsluitende in vers 17, dat klinkt als het slotakkoord van een grootse symfonie.

Psalm 25
Psalm 25 getuigt van grote deemoed, die wel past bij David, maar ook een goede omlijsting biedt van het verhaal van de zondvloed. Ook in deze psalm is het niet omdat de mens zo geweldig is, dat God zich om hem zou moeten bekommeren. Nee, omwille van Uw naam! (25,11). Immers, wie zal Gods bedoeling met de aarde, Gods koninkrijk, kunnen realiseren als de mens ondanks al zijn gebreken zich niet mede daarvoor verantwoordelijk weet? Gods Naam als program voor de wereld, is tevens opdracht aan de mens: ook een koning heeft onderdanen nodig. Dit zelfbewustzijn van de mens is volkomen legitiem en heeft niets met hovaardigheid of autonomie te maken, wel met een besef partner in het verbond met God te zijn (25,14). Schuldbewustzijn staat in dienst van de uitdaging van verantwoordelijkheid: als die uitdaging wordt lamgeslagen door schuldbesef is er iets mis.

1 Petrus 3,18-22
Deze tekst behoort tot de meest geheimzinnige passages in de Bijbel. Christus heeft door zijn leven en sterven ons de weg naar God gewezen. Theologen raken hier nog wel eens verstrikt in een verzoeningstheologie die een wraakzuchtige God veronderstelt, maar het is zaak hier niet teveel te redeneren, maar dankbaar te zijn voor wat Christus voor ons heeft gedaan. Dat is zelfs zo belangrijk dat deze brief lijkt te suggereren dat mensen die Christus niet hebben gekend (bijvoorbeeld diegenen die niet in de ark zaten), alsnog onderricht krijgen in het heil. Op iconen zien we hoe Christus opstijgt uit het dodenrijk en heel de mensheid vanaf Adam met zich meetrekt. Een troostrijke afbeelding, alhoewel de Descensus ad inferos, de ‘nederdaling ter helle’ (zie de geloofsbelijdenis) niet altijd wordt begrepen. Christus daalde niet af naar de hel, maar naar de onderwereld. Eén en ander is uitdrukking van de universele liefde van God waarvan niemand is uitgesloten. Intussen is de ark van het heil wel uitdrukking van de doop waardoor de mens vanuit het oerwater gered wordt tot een nieuw leven. De Petrusbrief wordt wel gezien als een doopkatechese. Zoals Noach en nieuwe kans krijgt, zo biedt het doopsel (in die tijd vooral voor volwassenen) uitzicht op een vernieuwd leven met God.

Zie: dr. P. van Veldhuizen, ‘De eerste brief van Petrus. In de wereld staan’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Steenrots en struikelblok. Petrus in de Evangelies, Handelingen en brieven, Vught 2017, 94-103

Marcus 1,12-15
Het evangelie van Marcus kent geen geboorteverhaal en daarom krijgt de spirituele reus Johannes de Doper de volle nadruk. Het lijkt er zelfs op dat Jezus onder de indruk was van zijn streng-ascetische neef en ook Jezus’ leerlingen die zagen hoe de leerlingen van Johannes de Doper konden vasten. Het is dan ook geen toeval dat Jezus direct na het bericht over Johannes de Doper zelf de woestijn in ging, om, zoals Mozes op de berg, zich veertig dagen voor te bereiden op zijn roeping. De beproevingen in de woestijn kennen we van Matteüs en Lucas, Marcus verwijst er alleen maar naar. In plaats daarvan wel een bijzonder zinnetje dat we kunnen verbinden met het verbond van God met alle levende wezens. ‘Jezus leefde er te midden van de wilde dieren’ (1,12). Het lijkt erop dat hier een messiaans vooruitgrijpen op de harmonie tussen mens en dier wordt beschreven. Hiermee zou het verbond van Noach dus al werkelijkheid worden. Een mysterieuze overlevering vertelt dat mens en dier in het Paradijs elkaar nog verstonden. Pas door de verbanning uit het paradijs zou de vervreemding zijn ingetreden; de messiaanse tijd laat weer een vrede tussen alle levende wezens zien. We kennen veel verhalen van heiligen die een bijzonder band hebben met dieren: een leeuw of een wolf. Het is alsof de dieren merken dat deze figuren niet door angst en verwijdering worden gedreven, maar door een verbondenheid met al wat leeft. Misschien niet iets om uit te proberen op de wolven in Nederland, alhoewel ook in dat geval de wolf pas gevaarlijk schijnt te worden voor mensen, als mensen gevaarlijk voor de wolf worden!

 

Preekvoorbeeld
Afgelopen Aswoensdag begon de veertigdagentijd of vastentijd. Deze periode van veertig dagen is onze voorbereidingstijd op het grote Paasfeest. We lezen over de veertig dagen waarin Jezus beproefd wordt in de woestijn. Het is bijzonder te weten dat het vasten verbonden is met alle wereldreligies. Het is dus niet alleen een traditie binnen het katholieke geloof. Zo kennen de joden hun vastendagen en voor moslims is de maand Ramadan een vitale vastenperiode. En de grote oosterse godsdiensten, hindoeïsme en boeddhisme, beoefenen eveneens het vasten. Wel leggen de verschillende geloven eigen accenten. Het is zeker boeiend om kennis te nemen van de verschillende vormen van vasten, de tijden waarop en de verbinding met gebeurtenissen en feestdagen in ieders geloof. Zo is het leerzaam om met moslims te praten over hun manier van vasten en dit te vergelijken met hoe wij zelf tegen vasten aankijken. En belangrijk: het is tevens een kans tot nadere kennismaking en tot verbinding met elkaar.

De eerste lezing van deze zondag is een bijzonder heftig verhaal. Het beschrijft het drama van de zondvloed waarin Noach en de ark een belangrijke rol spelen. Het staat in het begin van de Bijbel. God raakt enorm teleurgesteld in de zondige mensen. Alles wat ze uitdenken vindt hij verwerpelijk. Hij heeft geen vertrouwen meer in de mens. Hij krijgt er spijt van dat hij mensen heeft geschapen en voelt zich diep gekwetst. Ik zal de mensen die ik geschapen heb van de aarde wegvagen, dacht hij en mét de mensen ook alle dieren. Alleen Noach en zijn directe familie blijven gespaard. We kunnen ons onmogelijk voorstellen wat voor een drama de zondvloed teweegbrengt. Een ongekende watermassa overspoelt de aarde en vernietigt alle leven: mensen, dieren, planten. Hoe zal God zelf deze vernietiging ervaren hebben – de bijna totale ondergang van zijn werk, zijn schepping? We kunnen er alleen maar stil van worden. Toch overleeft Noach met zijn familie de zondvloed dankzij de ark. En ook de dieren en de planten maken een nieuw begin. Na afloop van de zondvloed doet God een belofte: ‘nooit weer zal er een zondvloed komen om de aarde te vernietigen.’ De zondvloed was zo erg, zo aangrijpend dat dit geen tweede keer mag gebeuren. Dat is Gods belofte die hij enkele keren met nadruk herhaald: dit nooit meer. Teken van deze belofte en van het verbond tussen hemel en aarde is de regenboog. ‘Als de regenboog zichtbaar wordt zal ik denken aan mijn verbond met jullie en met al wat leeft en nooit weer zal het water aanzwellen tot een vloed die alles en iedereen vernietigt.’ Zo is de regenboog een symbool van Gods belofte aan de mensheid. In al zijn kleurenpracht staat hij aan de hemel en verbeeldt de verbinding tussen hemel en aarde. Hij tilt ons als het ware op naar boven. En daagt telkens de mens uit zijn verantwoordelijkheid te nemen voor de schepping. Juist in deze tijd is de opdracht actueel nu wereldwijd het klimaat, de natuur, de gezondheid en veiligheid onder druk zijn komen te staan. Laten we kijken naar de regenboog!

In de evangelielezing van vandaag komen we Jezus tegen in het begin van zijn openbare optreden. Johannes, de neef van Jezus, is aanwezig bij de rivier de Jordaan. Hij roept mensen op zich te laten dopen, tot inkeer te komen en zo vergeving van zonden te verkrijgen. Vele mensen luisteren naar Johannes en laten zich dopen. Ook Jezus. Als het zover is en hij gedoopt wordt, ziet Jezus de hemel openscheuren en de Geest als een duif op hem neerdalen. Het is de duif die verbinding maakt met het verhaal van de zondvloed waar de duif – na verschillende pogingen – terugkeert naar de ark met een groen takje: teken van nieuw begin. En een stem klinkt uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik mijn vreugde.’ Het is een heel bijzondere presentatie van Jezus identiteit. Jezus is niet zo maar iemand uit het volk. Het is een man die geplaatst wordt binnen het levende geloofsverhaal van het joodse volk: ‘Jij bent mijn geliefde zoon.’ In die lijn zal zijn verdere leven zich ontwikkelen.

Denk niet dat er na zijn doop een groot feest gevierd gaat worden. Integendeel, de Geest die zo nauw bij zijn doop betrokken was, drijft hem naar de woestijn. Een barre en eenzame plek. Veertig dagen en nachten lang verblijft Jezus daar. Satan stelt hem op de proef, toetst wat Jezus waard is. De Geest die Jezus naar de woestijn brengt, weet: het is goed dat Jezus hier naar toe gaat. Verblijf in de woestijn is bij uitstek een leerschool voor het leven. Wie er doorheen gaat wordt beproefd, getest en gaandeweg gesterkt. Het gaat om vragen als: wie ben ik, waar sta ik, waarvoor loop ik warm, waar geloof ik werkelijk in, wat betekent de ander voor mij? Wie deze vragen werkelijk toelaat ontdekt zijn eigen kracht én kwetsbaarheid. Het levert de basis om met een zekere mildheid de ander te benaderen. Vanuit doorleefde barmhartigheid kan hij zich inleven in de ander, aanvoelen, troost bieden en tot vergeving komen. Tijdens de leerweg sta je er niet alleen voor. Zoals zo vaak in het leven: er zijn engelen die zorgen, zelfs in de woestijn. Zoals er ook wilde dieren zijn.

Veertig dagen lang gaat Jezus door dit proces. Hij leert er zijn roeping verstaan. Als hij terugkomt: krijgt hij dan een diploma? Een bewijs van kennis en vaardigheden? Is zijn opleiding dan afgerond? Nee, helaas, de levensschool duurt een leven lang. Hoe oud we ook worden, hoeveel ervaring we ook opdoen, we blijven onderweg naar onze bestemming, een weg van vallen en opstaan.

Graag wens ik u toe dat we in deze veertigdagentijd naar iets nieuws toegroeien. Een nieuw begin: de lente voor de deur. Gesteund door de regenboog. In het vertrouwen dat God met ons meegaat. Moge dat zo zijn.

inleiding prof. dr. Marcel Poorthuis
preekvoorbeeld Arie van Boekel