21e zondag dhj, A jaar, 27-8-2023

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 57
  • Bestandsgrootte 162.78 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 6 juni 2023
  • Laatst geüpdatet 6 juni 2023

21e zondag dhj, A jaar, 27-8-2023

27 augustus 2023
Eenentwintigste zondag door het jaar

Lezingen: Jes. 22,19-23; Ps. 138; Rom. 11,33-36; Mat. 16,13-20 (A-jaar)

 

Inleiding

Jesaja 22,19-23
Deze lezing is wel gekozen vanwege het beeld van de sleutel: ‘de sleutel van het huis van David’. Hier wordt echter ook het risico zichtbaar om een perikoop louter vanwege een verwant woord te kiezen: het gaat hier immers om een strafrede van de profeet tegen een vizier van de koning. Die wordt weggejaagd en een ander, Eljakim wordt in zijn plaats benoemd. Kennelijk heeft Sjebna met luxe – praalgraf, pronkwagens – zijn ambt te schande gemaakt. De sleutels moeten in die tijd wel een reuzenformaat hebben gehad, dat die op de schouders konden worden gelegd. Gordel en gewaad zijn eveneens tekenen van de waardigheid om als een vader te zijn (vgl. Jozef in Gen. 45,8) voor zijn volk. De beeldspraak ‘pin’ als teken voor betrouwbaarheid verraadt nog het nomadische ideaal van het wonen in tenten. Tot op vandaag ervaren kampeerders hoe de eenvoud van een tent kan herinneren aan waar het in het leven echt om gaat. Geen wonder dat deze Eljakim die de sleutels van David ontvangt, als beeld van de Messias, zoon van David, wordt gezien (zie ook Apok. 3,7).
Uitleggingen dat de verworpen Sjebna staat voor het Jodendom en Eljakim voor het christendom moeten uiteraard worden vermeden, daar zoiets alleen maar leidt tot zelfverheerlijking en verguizing van de ander. Het is doorgaans het beste om oordeel op jezelf te betrekken!

Psalm 138
Deze lofpsalm bevat enkele cruciale elementen: lofzang is verbonden met de heilige tempel, dus met de liturgische gemeenschap; en die lofzang is niet om eigen eer, maar om de eer van Gods naam. De eeuwige trouw van de Heer vindt zijn echo in de gedachte dat de poorten van de Hades (sjeool, niet ‘hel’, maar onderwereld) de gemeenschap van Christus niet zal overweldigen, met andere woorden dat die eeuwig zal zijn.

Romeinen 11,33-36
Deze lofprijzing van Paulus sluit zijn ongetwijfeld meest diepzinnige beschouwing over de verhouding van joden tot heidenen (Paulus kent het woord christen nog niet) af. Om triomfantelijke heidenchristenen de mond te snoeren die meenden dat het jodendom had afgedaan en de Tora achterhaald was, verwijst Paulus naar een geheimenis. Wat is dat geheimenis? Dat de joden ‘nee’ zeggen tegen Christus, maar dat precies daardoor de boodschap van Christus naar de heidenen is gegaan! En dat Israël zal worden gered, maar pas als alle heidenen zijn toegetreden tot de gemeente van Christus. En zover is het nog niet…niet in Paulus’ tijd en niet in onze tijd. De roeping van Israël neemt God niet terug: hun ‘nee’ betekent het heil voor de (niet-joodse) volkeren. Geen wonder dat Paulus in een jubel uitbreekt! (Rom. 11,33-36).

Zie: S. Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf. De zeven echte brieven, Vught 2014, 20162, 75-86

 Matteüs 16,13-20
Er is geen figuur in het Nieuwe Testament zo herkenbaar voor ons als Petrus. Zijn geestdrift in het willen beschermen van zijn vriend Jezus bezorgt hem een scherpe reprimande. En dat nog wel juist nadat hij is uitgezonderd uit de rest van de leerlingen omdat op deze steenrots de gemeente van Christus gebouwd zal worden. Nog schrijnender wordt het als Petrus uitroept dat hij Jezus nooit zal verloochenen. Zoals we weten gebeurt dat tot driemaal toe voordat de haan kraaide.
De filosoof René Girard heeft erop gewezen dat bij die scène van het vuur op de binnenplaats een mimetische begeerte (nabootsing) aan het werk is. Petrus wil bij de groep horen rond het vuur en gaat er zelfs dicht bij staan (Mat. 26,59-75). De meest authentieke van de leerlingen van Jezus, zo beschouwt Petrus zichzelf, begeeft zich onder Jezus’ vijanden en doet alsof hij een van hen is. Kennelijk is het zich generen voor Jezus van alle tijden en is ‘Godschaamte’ de gedaante waarin zich dat in onze tijd voordoet, als het nieuwe taboe dat de seksualiteit heeft vervangen. Taboes worden niet afgeschaft, verschuiven hoogstens.
Petrus als rots verwijst naar de metafoor van het bouwen en het jodendom ziet de kinderen (banim) van God als bouwers (bonim). Zo wordt ook een parabel verteld: een koning vond bij het bouwen van zijn paleis alleen modder en verzakking, totdat hij eindelijk een rots (petra) vindt. Zo zag God bij de schepping met vooruitziende blik geen rots als steunpunt in de mensheid, totdat Hij Abraham schouwde (vgl. Jes. 51,1).
De formulering van de volmacht: sleutels van het Koninkrijk der hemelen, en: ‘alwat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn’, doen sterk halachisch (joods-wettelijk) aan. Het is duidelijk dat de matteaanse gemeenschap sterk schatplichtig bleef aan het jodendom en wellicht juist daarom na de val van de tempel (70 nChr.) conflicten kende met het beginnende Rabbijnse jodendom. Misschien wel de meest joods-wettelijke passage – bij veel christenen onbekend – gaat over hoe te handelen als iemand tegen je heeft gezondigd. We denken misschien: ‘70x7 keer vergeven’, maar wat als diegene geen spijt heeft? Hier gaat het om drie keer terechtwijzen, de laatste keer in het bijzijn van de gemeente, omdat de individuele beslissing hier te kort schiet. En dan volgt weer: ‘wat jullie op de aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn…’ (Mat. 18,19). Merk op dat hier het meervoud wordt gebruikt: het gezag van Petrus (enkelvoud) is niet alleen ten dienste van de gemeente, maar ís het gezag van de gemeente. Onwillekeurig denkt men aan: ‘waar de bisschop is, is ook de kerk’, maar dan wel aangevuld met: ‘daar waar de kerk is, is ook de bisschop’.
De laatste zin, Matteüs 16,20, slaat terug op Petrus’ belijdenis dat Jezus de Christus is. Het Messiasgeheimenis betekent dat Jezus geheim wilde houden dat hij de Messias is. We vinden het meerdere keren in het evangelie van Marcus, maar nu ook in Matteüs. In het vervolg wordt Petrus zoals we weten op harde toon terecht gewezen, ‘ga terug Satan, achter Mij!’ Niet als de incarnatie van duivel en kwaad, maar als de Weerstrever die de weg die Jezus wil gaan (en waartegen Jezus wellicht ook opzag) zou willen verhinderen. De Satan is een Weerstrever die zowel van buiten komt als ook van binnen, zoals blijkt uit de verzoekingen in de woestijn.

 

Preekvoorbeeld 

Eerlijk gezegd, zou ik niet meteen mijn sleutels aan iemand als Petrus hebben toevertrouwd. Je weet maar nooit. Hij zal maar in het water zijn gesprongen en door Jezus weer aan boord gehesen, tot de ontdekking komen dat de sleutels op de bodem van het meer van Galilea liggen. Op de berg van de verheerlijking is hij zo in de war en weet hij niet wat hij zegt, zodat hij de sleutels misschien helemaal vergeet. Hij trekt zijn zwaard in de hof van Getsemane en de sleutels vallen ongezien tussen de wortels van een olijfboom. Bij het vuur op de binnenplaats bij de hogepriester, staat hij zijn heer te verloochenen en de sleutels rollen onder de vuurkorf.
De sleutel kan in verkeerde handen komen. Jesaja vertelt over Sjebna die wordt afgezet. De sleutel (ook wel vertaald als ‘heerlijkheid’), het teken van zijn macht, wordt hem ontnomen Hij was een bestuurder, adviseur van de koning, die in Jeruzalem zorgde voor de gang van zaken rondom hof en tempel. Maar hij denkt vooral aan zichzelf, zijn eigen welzijn. De naderende ondergang van de stad laat hem koud, hij is blind voor het dreigende gevaar. Daarom worden hem de sleutels van tempel en hof ontnomen. In zijn plaats wordt iemand gezocht die als een vader zijn zal over de betrouwbare plaats, de tempel.
Wanneer je iemand je sleutels geeft, open jij je eigen domein. Je privéleven. Der gold’ne Schlüssel für ihr Herz. De sleutel waar je hart mee opengaat. Het intieme innerlijk van je bestaan. Die sleutel geef je niet zomaar weg. In onze digitale wereld is het sleutelwoord, het wachtwoord, de toegang tot ons hele computerbestaan. Van levensbelang voor personen en bedrijven; in de criminaliteit. Codes die op straat liggen. Hackers kraken geheimen. Persoonsgegevens voor veel geld verkocht.
Wat zou het wachtwoord van Petrus zijn geweest? Simon bar Jona. Niemand zou dat kunnen kraken. Waar komt die term vandaan? Het is de enige keer dat deze naam wordt gebruikt. In het voorgaande gedeelte (16,4) is sprake van het teken van Jona. Dat gebeurt dan, naar Jezus’ woorden, in het kader van een boos en overspelig geslacht. Mensen die blind zijn voor het teken dat voor hen staat, en zeuren over een teken.
De vermelding van Jona in dit verband klinkt dus niet zo positief. Jona is bij uitstek de profeet die het bij voorbaat al niet gelooft en afdaalt in schip en zee, om het levende woord maar niet te hoeven spreken. Wanneer je dan ineens niet meer als Petrus wordt aangesproken maar als bar Jona (zoon van Jona), dan moet je je afvragen wat daarmee wordt bedoeld. Ben je misschien ondanks je denderende belijdenis onderhuids ook een wegloper voor het levende woord? De aanspreektitel Simon bar Jona is dus een dubbelslag. In het haantje de voorste wordt de verrader voordat de haan kraait al zichtbaar. De daverende belijdenis wordt gevolgd door een diep vernederend verraad. Petrus, de mens met twee kanten. Hoe herkenbaar.
Al eerder (12,39) heeft Jezus zelf het teken van Jona uitgelegd. Die drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster verbleef, zo zal de zoon des mensen in de schoot van de aarde zijn. Teken van de opstanding. Petrus rent dan ook als eerste naar het open graf. Petrus de Jona-man draagt zijn dubbel teken: de haastige geloofsgetuige en de profeet tegen wil en dank.
In het gedeelte dat volgt, krijgt dezelfde Petrus te horen: Ga weg achter mij, Satan. Dat woord satan is bij ons de verpersoonlijking van het kwaad geworden. Een aanwijsbare gedaante, een hemelse deserteur. Het oorspronkelijk Hebreeuwse woord betekent niet meer dan aanklager of tegenstander. Hetzelfde woord satan zijn we ook al bij Matteüs (4,10) tegengekomen bij de verzoeking van Jezus in de woestijn. Tot driemaal toe is daar de diabolos, de duivel. Letterlijk betekent het de uit-elkaar-haler. Deze diabolos probeert Jezus te verleiden tot een mirakel: brood van stenen, vliegen vanaf de tempeltrans, macht over de gehele aarde. De uiteindelijke reactie van Jezus is ook dan met vergelijkbare woorden: Ga weg, Satan. Deze diabolos is een tegenstander, die op allerlei manieren probeert het koninkrijk der hemelen te ondermijnen. Gods wereld onmogelijk te maken. Precies in die rol van de tegenstander komt Petrus terecht. Hij staat ineens tegenover zijn heer, terwijl hij daar zopas nog min of meer naast heeft gestaan. Hij was eerst een rots, een kei van een vent, blijkt hij even later een duivel te zijn, een struikelblok.
Want het staat er toch maar mooi, in metershoge kapitalen: TU ES PETRUS ET SUPER HANC PETRAM AEDIFICABO ECCLESIAM MEAM. Hoog boven alles uit in de koepel van de Sint Pieter te Rome: Jij bent Petrus en op deze petra = op deze rots zal ik mijn kerk bouwen. Petrus verheven als primus inter pares, de eerste onder de gelijken. Ik zal je de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen. Het visioen van dat koninkrijk, van de wereld zoals God die heeft bedoeld. Sleutelmacht.
Wanneer we hiernaar, die sleutelmacht, op zoek gaan, dan zien we in de orthodox protestantse kringen dat die zin ook anders gelezen kan worden. Deze rots verwijst dan niet naar Petrus, maar naar Jezus zelf. Hij is die vaste rots van mijn behoud. De fundering van de kerk. Van Paulus horen we dan ook (Galaten 2,11-14) hoe Petrus zich helemaal niet weet te gedragen ten aanzien van de goyim, de ‘heidenen’ met wie hij aan één tafel eet, zijn huichelarij tegenover de Joden. Niet Petrus, maar Jezus is de rots van de kerk.
Daar tegenover staat de katholieke gelovige die zonder enige twijfel het primaat van de paus aan deze uitspraak koppelt. De pauselijke macht staat tot op de dag van vandaag in het teken van deze sleutelmacht. Een rechtstreekse en ononderbroken lijn vanaf Petrus tot aan de paus van nu.
In de koepel van de Sint Pieter of in de woorden van het evangelie kun je letterlijk en figuurlijk eigenlijk niet hoger stijgen. En dus ook niet dieper vallen. Petrus de rotsman en het struikelblok.
Het Geneefse psalter geeft een verrassend uitzicht met de berijming van Psalm 118:

De steen, dien door de tempelbouwers veracht’lijk was een plaats ontzegd,
  werd tot verbazing der beschouwers ten hoeksteen door God zelf gelegd.

Petrus als betrouwbare hoekman. Petrus als vertwijfelde zoeker. Aan beide zijden van de reformatielijn aanvaardbaar als die onstuimige hardloper en springer, haantje de voorste en de bitter wenende zwakke mens. Belijdend en verloochenend, zo vreselijk herkenbaar!
In Galilea, de streek van de heidenen, het volk dat in duisternis wandelt, wordt de vraag gesteld: Wie denken de mensen dat Ik ben? Een vraag die door de wereld blijft doorklinken tot in ons leven. Wij zoeken een antwoord en hopen het te vinden. Allerlei voorbeelden komen in ons op. Het eeuwenlange credo. De geseculariseerde twijfel. Gangbare neutraliteit. Ineens hoor je Petrus rammelen met zijn sleutels. Hij heeft ze niet verloren. Probeer maar of er een sleutel past: de gouden sleutel van je hart.

Literatuur
Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Steenrots en struikelblok, Vught 2017, 104-112

inleiding prof. dr. Marcel Poorthuis
preekvoorbeeld drs. Frans Wiersma