- Versie
- Downloaden 7
- Bestandsgrootte 76.79 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 14 april 2023
- Laatst geüpdatet 14 april 2023
Homiletische Hulplijnen 102
Homiletische hulplijnen 102
Voor eigen parochie
‘Preken’ komt in een aantal spreekwoorden en zegswijzen voor: ‘Als de vos de passie preekt, boer pas op je kippen’. Die prekende vos bevindt zich in internationaal gezelschap: ‘As de foks dominy is, mei de boer syn goezzen wol neigean’, ‘Wenn der Fuchs die Passion predigt, so hüte Eure Gänse, so nimm die Hühner in acht’. ‘Wenn der Fuchs die Gänse beten lehrt, so friszt er sie zum Lehrgeld’. ‘Wenn der Wolf psalmodirt, gelüstet ihn der Gänse’. ‘When the fox preaches, look after your geese’. ‘Quand le renard prêche aux poules, prenez garde à vous’. Preken is volgens dit spreekwoord een schijnheilig bedrijf. De betekenis: vertrouw een huichelaar niet.
Anders is het met de zegswijze ‘preken voor eigen parochie’. Dat is niet hypocriet maar overbodig, die eigen parochie is toch al overtuigd. In het Engels: ‘preaching to the choir’. Frans: ‘Prêcher un converti’. De betekenis: open deuren intrappen.
Als predikant moet je je parochie kennen, haar iedere zondag opnieuw met een captatio benevolentiae winnen, haar door de weeks respecteren en liefhebben. Maar wel met besef van de grondbetekenis van haar etymologie. Het Griekse paroikia betekent: oponthoud in den vreemde, bijwoner, vreemdeling te gast zijn. Het is samengesteld uit het Griekse para en oikos: niet ín het huis, maar ernaast, naburig. Een parochie is een buurt, een parochiekerk een buur(t)kerk.
‘Preken voor eigen parochie’ is dus letterlijk gesproken juist niet dat preken met een kerkelijke naar-binnen-gekeerdheid, maar in de publieke ruimte: een contextueel maatschappelijk discours!
De kerkhistoricus André Roes schreef een sympathiek boekje: Maria. Pleidooi voor een barmhartige en vreugdevolle Kerk. Het wees mij erop dat je niet alleen je eigen parochie moet kennen, maar dat je je ook bewust moet zijn van de beelden van de Kerk die door je hoofd spelen, je ideaalbeelden en je gêne, je eigen partijschappen en wie je binnenkerkelijk als de tegenpartij bestempelt. Want zo gepolariseerd zijn we – in Nederland – wel, althans mijn generatie.
Roes is niet onnozel, maar verlangt naar de Una Sancta die boven het gekrakeel en gedoe uitstijgt en houdt daarbij Maria voor ogen. Zij belichaamt een moederlijke nabijheid die in de kerk soms ver te zoeken is, want er zijn te weinig priesters, de parochies zijn te groot en het werk is te veel. Maar dat is allemaal van bovenuit de Kerk gedacht. Onderaan de Kerk wordt gemeenschap gesticht, al was het maar in het verlangen naar gemeenschap, aandacht, eenvoud, nabijheid, gebed, stilte, eerbied, vreugde, vrede, geduld – mariale deugden. Een geloofsgemeenschap staat nooit op zichzelf, zodra het woord ‘gemeenschap’ klinkt, moet je vragen: ja, met wie? En met wie nog meer?
Roes citeert graag en veel, in het bijzonder paus Franciscus. Een mooie quote over schandalen en sensatiezucht: ‘Een omvallende boom maakt meer kabaal dan een gestaag groeiend bos.’ Dat gestaag groeiend bos is de Kerk hemelsbreed en wereldwijd. Of met het door paus Franciscus meest gebruikte beeld: zij is het heilige gelovige volk van God. Het sentire cum Ecclesia (Ignatius van Loyola) is voor hem het deel uitmaken van het volk van God dat door de geschiedenis trekt in vreugde en in pijn. Dat volk van God is onfeilbaar in het geloof, maar daar maakt paus Franciscus wel eens een onderscheid: ‘Het gaat dus niet om een sentire met betrekking tot de theologen. Het is zoals met Maria: als je wil weten wie ze is, vraag het dan aan de theologen, als je wil weten hoe ze liefheeft, dan moet je het vragen aan het volk.’
Pierre Trouillez laat in zijn studie over de Franse Revolutie zien hoe de Franse katholieke kerk – die zelf ook debet was aan het ontstaan van de revolutie – slachtoffer werd van een ongekende staatsterreur, vervolging en onteigening. De kerk overleefde de terreur, werd ‘ontledigd’ van haar macht, rijkdom, en… leefde weer op. Zij bleek onder het ‘gewone’ gelovige volk een enorme veerkracht te bezitten. Mariale liederen en gebeden, heilige plaatsen en huisrituelen spelen daarbij een belangrijke rol, zoals bijvoorbeeld ook een bevrijdingstheoloog als Leonardo Boff onderkende.
In de preek komen wij te spreken óver de Kerk en ondertussen richten wij ons tót de Kerk in de gestalte van deze parochie op deze zaterdag of zondag. Behalve dat we de mensen kennen, komt het erop aan dat we ons realiseren wat wij bewust of onbewust aan kerkelijke ballast met ons mee dragen, Werkelijke of onwerkelijke idealen, menselijke of onmenselijke. Met frisse moede of met oude hekel, met defaitisme of met hoop, dat is met mildheid en geduld. André Roes stelt zijn lezers daarbij Maria voor ogen en doet dat overtuigend. Wel had ik de merkwaardige ervaring dat ik het boekje ‘s morgens goed kon lezen, maar dat het me ‘s avonds allemaal te veel op elkaar ging lijken.
Maar ‘s morgens weet ik het weer: ik maak deel uit van het in het geloof onfeilbare volk van God, dat leeft op kracht van theologie én volksdevotie, twee vormen van God talk en doing God, die elkaar in onze postmoderne sprakeloosheid veel meer nodig hebben dan ik vroeger voor mogelijk hield.
André Roes, Maria: pleidooi voor een barmhartige en vreugdevolle Kerk, Antwerpen 2020
drs. Klaas Touwen