11e zondag dhj, A jaar, 18-6-2023

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 98
  • Bestandsgrootte 122.66 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 14 april 2023
  • Laatst geüpdatet 14 april 2023

11e zondag dhj, A jaar, 18-6-2023

18 juni 2023
Elfde zondag door het jaar

Lezingen: Ex. 19,2-6a; Ps. 100; Rom. 5,6-11; Mat. 9,36-10,8 (A-jaar)

 

Inleiding

Exodus 19,2-6a
Na de bevrijding uit Egypte en een maandenlange tocht door de woestijn, slaan de Israëlieten eindelijk hun kamp op bij de berg Sinai. Mozes gaat de berg op, waar hij JHWH ontmoet, die hem zegt wat hij aan het volk moet meedelen. Allereerst moet hij de bevrijding uit Egypte in herinnering brengen: ‘Met eigen ogen hebt gij gezien hoe Ik ben opgetreden.’ De wonderbare uittocht uit Egypte, op initiatief van JHWH, mag nooit vergeten worden, want daar openbaarde JHWH zich als de sterke God, een God die bevrijdt uit slavernij en die een nieuwe toekomst mogelijk maakt. ‘Op arendsvleugelen heb ik u gedragen.’ Dit is een prachtig beeld om uit te drukken wat JHWH allemaal voor zijn volk gedaan heeft. De arend met zijn reusachtige vleugels kan hoog en snel vliegen. Hij kan lange afstanden overbruggen en hij zorgt ook heel goed voor zijn jongen, vooral wanneer ze beginnen uit te vliegen. Zo draagt ook God zorg voor zijn volk in nood. Het initiatief ligt inderdaad helemaal bij God. Zijn heilsdaden gaan vooraf. Daarna volgt de uitnodiging: ‘als’. Het is geen verplichting, maar een uitnodiging om vrij, gewild en uit volle overtuiging aan Gods stem (woord) te gehoorzamen en zijn verbond te onderhouden. Als Israël dat doet zal het Gods bijzondere eigendom zijn.
Het Hebreeuwse woord segulla wijst op een bijzonder of geliefd eigendom. Tussen alle volken is Israël op een heel speciale manier uitverkozen. God is weliswaar de universele God van alle volken op aarde, maar Israël is zijn uitverkoren volk, zijn ‘priesterlijk koninkrijk’ en zijn ‘heilig volk’. Israël heeft dus een priesterlijke, dit wil zeggen: een bemiddelende functie. Het heeft als taak en als opdracht Gods liefde aan alle volken bekend te maken. Daarom wordt Israël ook Gods ‘heilig volk’ genoemd. Het verschilt van andere volken omdat het door JHWH werd opzij gezet en uitverkozen om voluit in zijn dienst te staan. Het voorrecht van de uitverkiezing brengt dus een verplichting mee. Het is een eis tot verantwoordelijkheid tegenover de andere, niet speciaal uitverkoren volken. God liet zijn keuze vallen op Israël. Hij reserveerde Israël als zijn speciale vertegenwoordiger en bemiddelaar bij alle volken. Israël is er dus niet alleen voor zichzelf, maar het is belast met een heilige dienst, namelijk: Gods heil en zegen verkondigen en bemiddelen bij alle volken.

Psalm 100
Deze psalm is duidelijk een lofpsalm. Hij begint met een oproep om God te prijzen en doet denken aan een opgang naar de tempel. Deze oproep is gericht tot alle volken, maar ook zelf moet ik me natuurlijk aangesproken voelen. Er zijn redenen genoeg om God toe te juichen. Hij is onze schepper en onze God, terwijl wij zijn kudde zijn en zijn volk. De kudde roept het beeld op van God als herder: God is onze herder. Hij draagt zorg voor de zijnen. Dat God onze God is en wij Gods volk zijn zinspeelt op de verbondssluiting bij de berg Sinaï (Ex. 19). Dit geldt allereerst, maar niet alleen voor Israël, maar ook voor ons vandaag. Wij eren Gods Naam omdat hij goed en liefdevol is voor ons. Ja, zijn trouw is eeuwig en zijn liefde eindeloos.

Romeinen 5,6-11
Zie: S. Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf. De zeven echte brieven, Vught 2014, 20162, 75-86

Matteüs 9,36–10,8
Dit evangelie is de aanhef van de zogenaamde Zendingsrede, na de Bergrede de tweede grote redevoering in het Matteüsevangelie. Jezus is door medelijden bewogen bij het zien van de menigte die in grote nood verkeert, als hulpeloze schapen zonder herder. Daar begint het mee: de nood zien en bewogen worden om te helpen. Jezus roept twaalf apostelen om hem te helpen. Hij geeft hun de macht om onreine geesten uit te drijven en alle ziekten en kwalen te genezen. Het initiatief ligt helemaal bij Jezus, die in het Matteüsevangelie op de eerste plaats het herstel van Israël op het oog heeft, maar let op zijn ontmoeting met de Kananese vrouw (Mat. 15,21-28). Nna de verrijzenis en na de weigering van Israël (zie Mat. 23,37v) geldt de missionaire opdracht waarmee het koninkrijk van God ook aan andere volken geschonken zal worden: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen’ (Mat. 28,18).
Bij Matteüs worden de namen van deze twaalf apostelen genoemd (Mar. 3,13-19 en Luc. 6,14-16 hebben deels andere lijstjes). Zij worden twee aan twee vermeld en uitgezonden. Petrus staat op de eerste plaats en bij Judas Iskariot wordt gezegd dat hij Jezus verraden heeft, want ook dat komt voor bij de volgelingen van Jezus. Het zijn allemaal mannen, maar hieruit mag men niet besluiten dat vrouwen uitgesloten zijn en geen arbeidsters van de Heer zouden mogen worden, want ‘twaalf’ moet hier symbolisch verstaan worden. Het slaat op de twaalf stamhoofden van het te herstellen Israël en dat waren allemaal mannen.
De apostelen moeten het werk van Jezus voortzetten. Zij moeten, juist zoals Jezus deed, verkondigen dat Gods koninkrijk nabij is, zieken genezen, doden opwekken, melaatsen reinigen en demonen uitdrijven. Uitdrukkelijk wordt gezegd dat zij dit gratis en voor niets moeten doen, omdat zij het zelf voor niets ontvangen hebben. Even verder, in vers 10, wordt wel gezegd dat de arbeider zijn loon waard is, maar in zijn levensonderhoud en zijn dagelijks brood voorzien is vanzelfsprekend iets helemaal anders dan rijk willen worden door het evangelie te verkondigen.

Vandaag is het onze beurt om Gods zegen en zijn koninkrijk naar de mensen te brengen. Zoals Jezus en de apostelen in hun tijd, zij ook wij bewogen door de grote nood in onze wereld. Ook wij moeten God regelmatig bidden om arbeiders en vrijwilligers die zich willen inzetten om Jezus’ boodschap uit te dragen. En terwijl we hiervoor bidden kunnen we ons misschien ook afvragen of we zelf niet arbeider en bemiddelaar van Gods heil kunnen worden.

 

Preekvoorbeeld

Is dat iets om jaloers op te zijn, als wij God in de Eerste Lezing tegen Israël horen zeggen dat het, hoewel heel de aarde van God is, op bijzondere wijze Gods eigendom zal zijn? Dat het zijn uitverkoren volk is, zoals wij dat wel plegen te zeggen?
Wij zouden deze vraag ook kunnen stellen met betrekking tot de Twaalf uit het Evangelie, die de macht krijgen om boze geesten uit te drijven en alle ziekten en kwalen te genezen. Waarom zij toen wel en wij nu niet? Hebben God en Jezus misschien zo hun voorkeuren?
En zou daar dan iets mis mee zijn? Iedereen heeft toch zo zijn of haar voorkeuren. Het spel van de liefde doet ons toch die ene verkiezen boven alle anderen. Je bent toch geweldig gezegend als je iemands uitverkorene mag zijn! Zou God dan geen uitverkorenen mogen hebben, mensen voor wie Hij gaat?
Bij God kunnen wij daar niet zo goed tegen, omdat woorden als ‘uitverkoren’ of ‘uitverkiezing’ toch ook altijd iets oproepen van voorgetrokken worden, een streepje vóór hebben. En daar houden wij niet zo van. Dat maakt jaloers. Maar als wij met dit in het achterhoofd God vanmorgen horen zeggen dat Israël zijn bijzonder eigendom is en dat de Twaalf begiftigd zijn met de bijzondere gave tot genezing, gaat het fout. Want door God uitverkoren worden heeft niets te maken met voorgetrokken worden, en ook niet met dat je beter bent dan een ander of dat God meer van jou houdt dan van een ander. Uitverkoren zijn betekent dat je een bijzondere opdracht hebt, een eigen taak. Bijbels gesproken betekent uitverkoren zijn dat je van God een bijzondere opdracht hebt gekregen.

Dat blijkt ook duidelijk uit wat er van de Twaalf wordt verteld. Die worden door Jezus bij zich geroepen en krijgen de macht om onreine geesten uit te drijven en zieken te genezen, ter ondersteuning van hun eigenlijke opdracht: het verkondigen dat het Koninkrijk der Hemelen nabij is. Daar gaat het om. Dat zij dat doen. Dat is hun uitverkiezing. Zij worden door Jezus geroepen om in zijn zending te delen. De bijzondere gaven die zij krijgen rusten hen voor die opdracht toe en maken hen daarvoor meer geschikt.
Dat in de Eerste Lezing Israël Gods bijzondere eigendom wordt genoemd, heeft ook alles te maken met de opdracht die dit volk heeft. Die opdracht gaat schuil in de plechtige woorden, waarmee dit volk een priesterlijk volk wordt genoemd. Israël is uitverkoren om te midden van alle volken en stammen en rassen en talen die aan God toebehoren de priesterlijke dienst te bewijzen om mensen de mogelijkheid te geven in contact te komen, verbinding te krijgen met God en hun de weg te wijzen naar de eeuwige levensbron.
In de eerste Lezing vinden wij ook het antwoord op de vraag hoe Israël deze opdracht moet vervullen: door Gods Woord te gehoorzamen en het Verbond te onderhouden. Waar Israël dat doet, schept het een plaats in onze wereld waar het leven zoals God dat voor ons mensen heeft bedoeld, werkelijkheid wordt, zichtbaar, en, wat wel het belangrijkste is, navolgbaar. Dit is de priesterlijke opdracht: zo te leven, dat gezien kan worden hoe goed het is om met God te leven en zijn Woord gehoorzaam te zijn en zijn Verbond te onderhouden. En moeten wij ook niet toegeven, dat hiermee aan de wereld een grote dienst wordt bewezen? Je moet er toch niet aan denken dat nergens meer te zien zou zijn hoe een leven met God er uitziet!
Waar Israël deze opdracht vervult, is het Gods bijzonder eigendom; dit is nu uitverkiezing. En hiermee zijn wij toch wel ver verwijderd van ‘een streepje vóór hebben’ en van het genieten van voorrechten die anderen niet hebben. Neen, wij hebben te maken met een serieuze en verre van gemakkelijke opdracht. Jezus heeft met eigen ogen gezien hoe moeilijk het volk het met deze opdracht had. Hij ziet ze neerliggen als schapen zonder herder en het raakt Hem diep, dat het hun aan goede hulp ontbreekt om hun uitverkiezing waar te maken. Jezus biedt hun die hulp. Dat is precies de reden van zijn komst. Hij kiest de Twaalf uit om samen met Hem deze hulp te bieden – weer die band tussen uitverkiezing en opdracht – en het volk te helpen om op zo'n manier te leven dat het priesterlijk koninkrijk werkelijkheid wordt, waar Gods Woord wordt gehoorzaamd en zijn verbond onderhouden. Dit is ook de reden waarom de Twaalf alleen tot het huis van Israël worden gezonden. Niet naar de heidenen; niet naar de Samaritanen. Dit is niet omdat Jezus Israël voortrekt of de heidenen en de Samaritanen zijn Blijde Boodschap niet gunt, maar omdat Hij zich geroepen weet om Israël te helpen om naar zijn uitverkiezing te leven. Heidenen en Samaritanen zijn niet uitverkoren; zij hebben niet de opdracht die Israël heeft gekregen. Zij hebben er wel allen baat bij als de verloren schapen van Israël Gods Woord gehoorzamen en het Verbond onderhouden, want dan worden zij gezegend met levende voorbeelden van een leven naar Gods Geest, en worden zij geholpen om, net als Israël, hun leven aan God toe te vertrouwen en het met elkaar te breken en te delen.

Na deze, ik zou haast zeggen ‘les’ over wat uitverkiezing betekent en over wat het inhoudt om Gods bijzonder eigendom te zijn, wordt het hoog tijd om ons af te vragen wat dit dan allemaal voor ons, hier en nu betekent. Wij, die niet Israël, niet Gods bijzonder eigendom zijn. Hebben wij een boodschap aan wat wij over ‘uitverkiezing’ hebben geleerd?
Ik dacht het wel. Het geloof van de Kerk is geënt op het geloof van Israël. Omwille van Jezus, die als een ware Israëliet de uitverkiezing van het volk heeft waargemaakt, delen wij die Jezus’ Naam belijden en aan wie Hij zijn Geest heeft geschonken, in de uitverkiezing en roeping van Israël. Wie christelijk leeft, wie Christus navolgt door, net als Hij, Gods Woord te gehoorzamen en het Verbond te onderhouden, deelt in de roeping van Israël, vervult mee de opdracht van Gods eigen volk, waarvoor Jezus ook de Twaalf heeft uitverkoren. De opdracht om in de wereld zo te leven, dat in onze wereld zichtbaar blijft wat Gods Geest al niet vermag, en dat mensen in verbondenheid met God kunnen leven en in vrede met elkaar, wanneer zij de Geest bij zich toelaten.
Ook voor ons betekent deze uitverkiezing niet dat wij bij God een streepje vóór hebben of dat wij door God worden verwend. Ook voor ons is het een opdracht. Een die wij enkel kunnen volbrengen als wij ons aan Jezus toevertrouwen; Jezus die ook Israël te hulp schoot toen Hij zag dat het volk afgetobd neerlag.
Diezelfde opdracht is er nu ook voor ons. Zijn Woord hebben wij al gekregen in de lezingen van vandaag. Hij is er ook met de gaven van zijn leven. Wij maken onze uitverkiezing waar door ons te laten geven wat wij nodig hebben.

inleiding dr. Sylvester Lamberigts
preekvoorbeeld dr. Jan van den Eijnden OFM (1946-2023),
dat zijn nagedachtenis ons tot zegen zij.