4e zondag Pasen, 30-4-2023

By 10 februari 2023 No Comments
[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 77
  • Bestandsgrootte 84.65 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 10 februari 2023
  • Laatst geüpdatet 10 februari 2023

4e zondag Pasen, 30-4-2023

30 april 2023
Vierde zondag van Pasen

Lezingen: Hand. 2,14a en 36-41; Ps. 23; 1 Petr. 2,20b-25; Joh. 10,1-10 (A-jaar) 

 

Inleiding

De vierde zondag van Pasen wordt ook wel de zondag van ‘De Goede Herder’ genoemd. De antwoordpsalm, Psalm 23 (De Heer is mijn herder), sluit daar fraai op aan. Als de goede herder (Joh. 10,11) komen we Jezus Christus ook vaak in de kunst tegen. Een verwijzing naar zijn herderschap vinden we eveneens in het laatste hoofdstuk van Johannes wanneer de verrezen Christus Petrus driemaal opdraagt ‘mijn schapen’ te weiden en te hoeden. Jezus heeft nadrukkelijk geen koning willen zijn (Joh. 6,15) die zich laat bedienen, maar herder die zich in dienst stelt van zijn kudde. Toch speelde men in het oude Midden-Oosten (en in het OT) de koning niet uit tegen de herder. Koningen lieten zich graag ‘herder van volkeren’ noemen, en hun scepter zou zijn afgeleid van de herdersstaf (W. Jost). In het A-jaar worden van Johannes’ tiende hoofdstuk de eerste 10 verzen gelezen; in het B-jaar de verzen 11-18. Op deze zondag in het A-jaar horen we wel van een herder die zijn schapen kent, en omgekeerd, maar dat Jezus zich expliciet de goede herder noemt, gebeurt pas in vers 11. Dus strikt genomen klopt de aanduiding ‘Goede-Herderzondag’ alleen voor het B-jaar. In de eerste tien verzen komt nog een ander krachtig beeld voor, namelijk dat van de deur. ‘Ik ben de deur (van de schaapskooi)’, zegt Jezus tweemaal, dus met nadruk (v. 1 en 7). We komen hier op terug.

Handelingen 2,14a en 36-41Uit een verdorven geslacht gered
De eerste lezing is anders dan gebruikelijk niet uit het Oude Testament maar uit het Nieuwe Testament genomen. Het is het moment dat Petrus en de twaalf de heilige Geest ontvangen hebben en de straat opgaan om de opgestane Heer te verkondigen. Het te lezen fragment is het slot van Petrus’ preek waarin hij de toehoorders oproept zich te bekeren en zich te laten dopen in de naam van Christus. Hij moedigt hen aan zich los te maken uit een ‘verdorven geslacht’. Petrus maakt duidelijk dat het nu de tijd is te breken met het oude bestaan. Zij moeten zich aansluiten bij een nieuwe gemeenschap die enerzijds vrijmoedig naar buiten treedt maar anderzijds wel rekent met een vijandige wereld. De verrijzenis van Christus en de gave van de heilige Geest beloven dus niet als vanzelf de verlossing van alle kwaad. Nog sterker, ook in de schaapskooi zal men nog veel te stellen met het kwaad hebben, zoals ook in de rest van het Nieuwe Testament zal blijken.

Johannes 10, 1-10 De onveilige schaapskooi
Het is een goede zaak geweest dat het driejarig leesrooster dit indrukwekkende gedeelte over Jezus als de enige herder in twee gedeelten laat lezen. Zo krijgen we niet alleen de kans om ons tweemaal te richten op het prachtige beeld van de herder, maar ook de gelegenheid om de verschillende accenten te proeven in beide stukken. De verschillen kunnen grofweg als volgt geduid worden. In de eerste tien verzen wordt de kerk/gemeente van binnenuit bedreigd, namelijk door dieven en rovers die zich onder de schapen bevinden. De verzen 11 tot en met 18 tekenen de dreiging van buitenaf, waar ‘de wolf’ het op de kudde heeft voorzien. De herder bewijst zich buiten de schaapskooi doordat hij zijn leven inzet voor de schapen. Zijn offerbereidheid maakt hem tot de goede herder.
Door de complexe compositie van het Johannesevangelie is de onderlinge relatie tussen de hoofdstukken een van de grote discussiepunten. Zo ook rijst de vraag wat de relatie is tussen dit hoofdstuk en het voorafgaande dat ging over de genezing van een blindgeborene. Johannes schildert steeds in scherpe contrasten. Vooral in Johannes spreekt Jezus onomwonden over zichzelf in termen die weerstand en zelfs haat oproepen bij een groep die als ‘de joden’ wordt aangeduid. Die aversie lijkt wederzijds. Onbegrip voor zijn persoon en missie legt Jezus uit als ongeloof. Jezus maakt ook al vroeg in dit evangelie duidelijk dat men hem wil doden, wat niemand nog begrijpt (vgl. 7,19.25-36) Dat inzicht breekt pas geleidelijk door. Blindheid in geestelijke zin (niet erkennen wie Jezus werkelijk is) is het thema van hoofdstuk 9 (over de genezing van een blindgeborene), en dat verklaart volgens sommige exegeten de verbinding met hoofdstuk 10. De gemeenschap rondom Jezus leert nu dat haar bestaan even bedreigd is als dat van Jezus. Er zijn er die zich slinks toegang verschaffen tot de schaapskooi. Ze doen zich voor als herders maar zijn dieven en rovers, omdat ze niet het welzijn van de schapen voor ogen hebben maar dat wat henzelf ten goede komt. De deur die de schaapskooi afsluit, garandeert niet hun veiligheid. De deur staat symbool voor de enige rechtmatige toegang. Bij Johannes is Jezus de Christus de deur die niet alleen de exclusieve toegang tot de geloofsgemeenschap is, maar ook de ene toegang tot God de Vader (vgl. 14,6). Hij brengt eeuwig leven, niemand anders.

De vele dieven en rovers
Met een plek in de schaapskooi blijkt de veiligheid van de schapen dus niet gegarandeerd. Anderen eigenen zich de schapen toe om ze te ‘doden’. Het laat zich raden om in de context van Johannes te denken dat de auteur in de eerste plaats zinspeelt op wie elders door hem als ‘de joden’ of ‘de Farizeeën en de hogepriesters’ worden aangeduid. In de exegese blijft dit een onduidelijk punt wie toch degenen waren die vóór Jezus zich in de schaapskooi drongen. Over welke schaapskooi hebben we het dan? In de vroege kerk zijn ook al snel anderen als dieven en rovers aangewezen. In de eerste plaats onder christenen zelf, omdat het tenslotte gaat om mensen die al in de schaapskooi zitten. Augustinus wees naar ketters zoals de arianen, die Jezus als mens zagen maar niet als Gods Zoon (Verhandeling 45,5). Hij rekende tot de valse herders ook de heidense filosofen met hun eigen scholen, die hun aanhangers veel beloven maar geen eeuwig leven geven, zoals Jezus doet. Ook na Augustinus zal Johannes 10 vaker aangehaald worden tegen mensen of instanties met wie de kerk in strijd is verwikkeld. Op het Concilie van Trente (zestiende eeuw) waren het de reformatoren en de landsvorsten, die voor zich het recht opeisten kerkelijke ambten toe te wijzen. Dat recht was ‘noch het volk noch de wereldlijke macht of magistratuur gegeven’, decreteerde Trente. Wie zich daar niet aan hield, was ‘een dief en rover’! (Denzinger nr. 1769).
Augustinus wijst de gedachte van de hand dat met de dieven en rovers die vóór hem kwamen (v. 8) Jezus de oudtestamentische getuigen en profeten zou hebben bedoeld. Die profeten waren juist met Jezus in hun hart als zijn herauten onder het volk van Israël uitgegaan (Verhandeling 45,8). Zij waren ‘met hem’ reeds door de deur in de schaapskooi gekomen. Jezus was van vóór alle tijden. Dit past bij wat Jezus zelf zei toen hij zichzelf al van ‘vóór Abraham’ noemde (Joh. 8,48-59), zoals ook Paulus Jezus’ presentie herkende in de wonderlijke rots die met het volk Israël door de woestijn trok en het volk permanent van water voorzag. Die rots was Christus, aldus Paulus (1 Kor. 10,4).

In dit evangelie worden de schapen als eerste gewaarschuwd voor slechte pastores. Alleen wie als schaap door de deur naar binnen komt, hoort in de schaapskooi thuis. Schapen luisteren alleen naar de stem van de herder die ze herkennen en gehoorzamen. De te verkondigen boodschap dwingt dus in de eerste plaats de verkondigers tot gewetensonderzoek. Zij zullen bij zichzelf te rade moeten of zij met de schapen mee door de enige, echte, deur de schaapskooi ingaan of hun eigen ingang nemen. Die laatste optie wijst Johannes af, want naar een andere herder dan Christus zal niet worden geluisterd.

Literatuur
Augustinus, Brood om van te leven, Verhandelingen 24-54 over het Johannesevangelie, Damon, Budel 2017
Wilhelm Jost, Poimen, Das Bild vom Hirten in der biblischen Überlieferung und seine christologische Bedeutung, Giessen, 1939

 

Preekvoorbeeld

Steeds weer, broeders en zusters, horen wij in de wereld van vandaag, openlijk of meer verborgen, de boodschap dat je je leven vooral zelf moet maken. Op alle mogelijke manieren zit die visie op het bestaan in de lucht van onze cultuur. Mensen moeten jong, vitaal en snel zijn. Zelfstandigheid, mondigheid en authenticiteit zijn dominante idealen geworden. Eigenlijk vormt dat een heel onbarmhartige boodschap. Want heel veel mensen zijn helemaal niet jong, mooi en vitaal. Bij enig nadenken beseffen wij dat het hachelijk avontuur van ons leven ook niet in ons dooie eentje gemaakt kan worden. Wij mensen zijn principieel sociale wezens. Ieder kind heeft een groot verlangen naar geborgenheid. Naar een lieve vader en moeder die kunnen luisteren en veiligheid bieden. Ook volwassenen blijven verlangen naar veiligheid en geborgenheid. Wij komen pas tot werkelijk geluk als wij door anderen gekend worden en voor elkaar instaan.

Wij mogen ook weten dat God ons kent en voor ons instaat. Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U, schreef Augustinus, een van de grote theologen van de vroege Kerk. Het leven dat de moeite waard is, wordt ontvangen uit de handen van mensen en uit de hand van God. Uiteindelijk blijven wij mensen alleen overeind als anderen voor ons instaan, zoals herders doen voor hun schapen. Vandaag op de vierde zondag van Pasen vieren wij de zondag van de goede Herder.

Velen van ons hebben bij herders een romantisch beeld. Wij denken dan bijna spontaan aan herders die met hun schapen liefelijk dwalen op de hei van Drenthe. Maar herder- zijn in Bijbelse tijden was een hard en gevaarlijk beroep. Er waren rovers actief maar ook wilde dieren die de schapen wilden doden. Niet alleen in onze dagen zijn wolven een geducht gevaar voor de schapen.

Opvallend in het evangelie van vandaag is echter dat de schapen niet alleen bedreigd worden van buitenaf maar ook van binnenuit. Ten tijde van het aardse leven van Jezus werden schapen beschermd door een schaapskooi. Met een deur en een deurwachter. In het evangelie blijkt de schaapskooi echter onveilig te zijn. Er zijn dieven en rovers die zich onder de schapen bevinden. Wij weten dat het leven van Jezus niet onbedreigd was. In Jeruzalem zal Hij worden gearresteerd , gemarteld en gedood. Het evangelie van vandaag maakt duidelijk dat ook het leven van de volgelingen van Jezus bedreigd is. Dieven en rovers in de schaapskooi doen zich voor als herders. Zij zijn bezig met hun eigen belang en hebben niet het welzijn van de schapen voor ogen.

In het evangelie van vandaag wordt over Jezus gesproken met twee metaforen. Hij is zowel de deur van de schaapstal als de enige goede herder. Alleen als wij dicht bij Hem blijven zijn wij veilig. Via Christus kunnen wij God bereiken en ontvangen wij leven in volheid, eeuwig leven. Hoe groots is eigenlijk de uitspraak dat wij door Hem gekend zijn. In de Bijbelse zin van het woord is kennen niet alleen een verstandelijke zaak. Kennen is ook bekennen, is liefhebben. Christus als goede Herder kent ons bij onze naam en heeft ieder van ons lief.

Welke oproep heeft het evangelie van deze dag voor ons ? Wij lezen immers de Schrift als een spiegel voor onszelf. Onze geloofsgemeenschap behoort een veilige schaapskooi te zijn waar dieven en rovers geen kans krijgen. Een gastvrije en hartelijke gemeenschap waar wij herderlijk met elkaar omgaan en elkaar dienen en veiligheid bieden. Door onze zorg voor jongeren en ouderen, voor eenzame en kwetsbare mensen kunnen wij tonen te leven vanuit de Geest van de ene goede Herder. Zo kunnen wij onze roeping als gedoopte en gevormde katholieken concreet invulling geven.

Deze zondag van de Goede Herder is vanouds ook Roepingenzondag. Wij beseffen gelukkig meer dan vroeger dat allen geroepen zijn. Vanuit het doopsel wil Christus ons toevertrouwen aan elkaar en krijgen wij Gods Geest om in de wereld van alle dag ons christen-zijn te beleven. Maar zo kan ook een klimaat ontstaan waarbinnen bijzondere roepingen kunnen groeien. Voor de voortgang van het katholieke leven zijn herders en bidders nodig. Priesters en diakens, lekentheologen en religieuzen. In deze viering worden wij uitgenodigd om te bidden om mannen en vrouwen met een bijzondere taak binnen onze geloofsgemeenschap . Zij kunnen binnen onze schaapskooi anderen van dienst zijn door de uitleg van de Heilige Schrift en de bediening van de sacramenten.

Broeders en zusters, dat ieder van ons de roepstem van de Heer kan horen en verstaan. Laten wij elkaar, in navolging van de goede Herder, zorgzaam en dienstbaar nabij zijn.
Amen

inleiding dr. Wim Reedijk
preekvoorbeeld mgr. dr. Gerard de Korte