- Versie
- Downloaden 32
- Bestandsgrootte 90.66 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 4 april 2022
- Laatst geüpdatet 4 april 2022
26 mei 2022
Hemelvaart van de Heer
Lezingen: Hand. 1,1-11; Ps. 47; Heb. 9,24-28; 10,19-23; Luc. 24,46-53 (C-jaar)
Inleiding
Handelingen 1,1-11
De auteur draagt dit geschrift, evenals zijn eerste boek, op aan een zekere Theofilus. Over de identiteit van deze figuur is al heel wat gespeculeerd. De naam betekent gewoon ‘geliefde van God’ (Amadeus), en daarom kunnen we misschien denken aan de een of andere christengemeente voor wie Lucas zijn boek schreef, vergelijk de tweede Johannesbrief die gericht is aan de ‘uitverkoren vrouw en haar kinderen’.
In zijn eerste boek verhaalde de auteur over de praxis van Jezus. In dit, zijn tweede boek, vertelt hij hoe het werk en het onderricht van Jezus doorgezet wordt in de praxis van de apostelen (de Griekse titel van het boek is Praxeis Apostoloon). Direct aan het begin (v. 2) horen we al van de werking van de Heilige Geest, die vanaf nu constant handelend en sturend aanwezig is onder de leerlingen.
In het volgende vers lijkt het of de auteur in tegenspraak is met hetgeen hij in het evangelie heeft geschreven. Hier vertelt hij hoe Jezus gedurende veertig dagen aan zijn leerlingen verscheen en hen sprak over het Godsrijk, terwijl het in het evangelie lijkt of de verschijningen allemaal op één dag plaatsvonden en zelfs dat hij zijn leerlingen diezelfde avond nog meenam naar Betanië, waar hij ten hemel opsteeg. De liturgische kalender baseert zich op het gegeven van die veertig dagen en viert daarom het feest van Hemelvaart veertig dagen na Pasen. We hebben hier echter niet te maken met een kalenderaanduiding maar met een schriftuurlijke wijze van spreken. Het thema van veertig dagen komen we meer tegen in de Bijbel. Mozes verbleef veertig dagen (en veertig nachten) op de berg van God (Ex. 24,18).
De profeet Elia, liep veertig dagen (en veertig nachten) door de woestijn om bij de berg van de Heer, de Horeb te geraken, (1 Kon. 19,8). Ook Jezus zelf verbleef, na zijn doop door Johannes in de Jordaan, gedurende veertig dagen in de woestijn (Luc. 4,1). In alle drie deze gevallen kunnen we die veertig dagen beschouwen als een voorbereidingsfase om een bepaalde zending te kunnen uitvoeren, en hier, in het begin van het boek Handelingen, hebben we dan de voorbereidingsfase voor de leerlingen om hun zending te kunnen volbrengen.
In tegenstelling tot Matteüs en Marcus waar de leerlingen wordt opgedragen om naar Galilea te gaan, moeten ze volgens Lucas in Jeruzalem blijven totdat ze met kracht uit de hemel zullen zijn bekleed (Luc. 24,49), de belofte waarover Jezus hen gesproken heeft (Hand. 1,4). In beide teksten gebruikt de auteur het Griekse woord dynamis, de ‘dynamiek’ van Gods Geest, het eigenlijke thema van het boek van de Handelingen van de Apostelen.
Waar de toegevoegde epiloog van het Marcusevangelie vertelt dat Jezus ‘ten hemel’ werd opgenomen (Mar. 16,19) vertelt Handelingen slechts dat Jezus ‘omhoog’ geheven werd en aan het oog van zijn leerlingen werd onttrokken (v. 9). Op deze wijze laat Lucas in het midden hoe die vermelding moet worden verstaan.
Vervolgens vertelt de evangelist iets aparts: opeens stonden er twee mannen in witte gewaden bij hen. De auteur laat de lezers in het ongewisse waar die twee vandaan kwamen, tenzij men zich herinnert hoe elders in het werk van Lucas ook over twee mannen in witte of schitterende gewaden wordt verhaald. In zijn vertelling van de eerste paaservaring worden de vrouwen bij het graf eveneens aangesproken door twee van zulke figuren, terwijl bij er Marcus slechts een enkele jonge man bij het graf verschijnt en bij Matteüs een engel. Nu zijn schitterende witte gewaden vaak wel een manier om aan te duiden dat we met engelen te doen hebben, en zeker in de beeldende kunst worden ook op de Olijfberg de leerlingen door engelen aangesproken. Er is echter nog een andere Lucastekst waar twee mannen verschijnen in ‘stralend witte kleding’, namelijk Mozes (Tora) en Elia (Profeten) op de berg van de verheerlijking (Luc. 9,30). Waar in het laatste hoofdstuk van het evangelie vermeld wordt dat Jezus de Emmaüsgangers de Schriften verklaarde, beginnend bij Mozes en de Profeten, zo staan ook hier op de Olijfberg Tora en Profeten om de leerlingen de Schriften duidelijk te maken. Evenals in Lucas 24,5 verklaren hier die twee mannen dat de blikrichting van de leerlingen onjuist is: wat staan jullie naar de hemel te kijken? Vanaf hoofdstuk 2 van het boek zien we hoe die blikrichtingen van de leerlingen, door de dynamiek (dynamis) van de Heilige Geest, gaat veranderen: van Jeruzalem naar Rome, van het begrensde en afgelegen land van Israël naar de wereld, van exclusief Joods naar de volken.
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘Petrus de verkondiger’ (Handelingen 1,1–6,7), in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Steenrots en struikelblok, Vught 2017, 60-73
Psalm 47
Het motief voor de keuze van deze psalm in het Romeins Missaal lijkt te liggen in vers 6 waar de psalmist zingt dat God de Heer onder gejuich en bij hoorngeschal omhoogsteeg. Door deze keuze wordt men eraan herinnerd dat Jezus het ware het beeld van God is, net zoals wanneer in de evangelies vermeld wordt dat hij over het water liep (vgl. Mat. 14,25; Mar. 6,48; Ps. 77,20).
Lucas 24,46-53
Lucas vertelt ons over de hemelvaart van Jezus zowel op het einde van zijn evangelie als aan het begin van het boek Handelingen. Je zou dan een harmonisch relaas, of misschien zelfs louter een herhaling verwachten. Toch zijn er enkele opmerkelijke verschillen.
In Handelingen lezen we dat Jezus na zijn verrijzenis gedurende veertig dagen verscheen aan zijn leerlingen, reden waarom de kerkelijke liturgie het feest van de Hemelvaart op de veertigste dag na Pasen viert. In de laatste verzen van het evangelie wordt echter de indruk gewekt dat de Hemelvaart plaats vond op de eerste dag van de week, de dag van de verrijzenis, kort na de ontmoeting met de leerlingen van Emmaüs.
Zowel het evangelie als Handelingen vermelden een maaltijd van de leerlingen waarbij de verrezen Jezus aanwezig is. In Handelingen wordt er tijdens die bijeenkomst gesproken over het koninkrijk Gods, terwijl Jezus in het evangelie uitleg geeft van hetgeen er over hem geschreven staat in de Tora, de Profeten en de Psalmen.
In beide teksten krijgen de leerlingen de opdracht om in Jeruzalem te blijven. In de Nederlandse vertaling zie je dan het verschil niet, maar in de Griekse evangelietekst gebruikt de auteur in het evangelie de naam Ierousalèm, terwijl hij in Handelingen 1,4 de stad aanduidt met Hierosolyma. Traditioneel wordt ‘Hierosolyma’ gezien als een aanduiding van het heilige (hieros) karakter van de tempelstad. De naam ‘Ierousalem’ wordt vaak geïnterpreteerd als ‘stad van vrede’ omwille van het salem of sjalom, ook al heeft de stad geen weet van haar identiteit als vredesstad (vgl. Luc. 19,42). In het begin van het evangelie, als Lucas verhaalt van de opdracht van Jezus in het heiligdom, gebruikt hij ‘Hierosolyma’. De reden voor het gebruik van twee verschillende benamingen voor de stad is niet altijd even duidelijk. Mogelijkerwijze wil de evangelist heel zijn verhaal over het leven en handelen van Jezus in het teken van de vrede stellen. In het begin laat hij de engelen in de velden van Betlehem vrede verkondigen aan alle mensen van Gods welbehagen (2,14), terwijl de leerlingen aan het einde van het evangelie gevraagd worden in de vredesstad te blijven en te getuigen van hetgeen in de Schriften over de Messias is opgeschreven. Van belang is het om hier Jeruzalem niet enkel te zien als het startpunt van de apostolische activiteiten die in het boek Handelingen eindigen in Rome, waarbij de universele opdracht ten volle gerealiseerd zou zijn. Mogelijkerwijze hebben we hier ook te doen met een beweging van de bijbelse stad van vrede naar de stad van onderdrukking, die zich weliswaar voorstelt als de stad van de Pax Romana.
In deze perikoop komen we ook enkele opmerkelijke parallellen tegen. Ten eerste een parallel tussen Jezus en de profeet Elia. Van beiden wordt gezegd dat ze door God weggenomen werden. Toch is er wel een verschil, want Elia werd weggenomen terwijl hij nog niet gestorven was. Jezus echter stierf eerst. Zijn hemelvaart lijkt zo de voltooiing van zijn verrijzenis. Van zowel Elia als van Jezus wordt verteld dat zij hun geestkracht doorgeven aan hun volgelingen. Bij Elia vinden de hemelvaart en het doorgeven van zijn kracht tegelijkertijd, als tijdens één en dezelfde gebeurtenis plaats. Bij Jezus lijken het twee onderscheiden gebeurtenissen te zijn, zozeer zelfs dat in het geval van Jezus die geest wel beloofd wordt in de vertelling van het evangelie maar nog niet direct over de leerlingen wordt uitgestort. Hoe dat zal plaats vinden lezen we pas in hoofdstuk 2 van de Handelingen van de Apostelen.
Er is nog een andere parallel tussen deze perikoop en hetgeen de auteur eerder in dit laatste evangeliehoofdstuk schreef. In de ontmoeting van de leerlingen van Emmaüs met de verrezen Heer is er eerst de uitleg van de Schrift en het breken van het brood, waarna de twee tot inzicht komen en de verrezen Heer herkennen, terwijl hier de leerlingen weten wie er voor hen staat en wie hun verstand ontvankelijk maakt voor de Schriftuitleg die nu volgt.
Met betrekking tot Betanië kan er zich een geografisch probleem voordoen. In Handelingen 1,12 wordt slechts vermeld dat de hemelvaart plaats vond op de Olijfberg. Betanië ligt weliswaar op de Olijfbergketen, maar de christelijke traditie lokaliseert de hemelvaart wel op zekere afstand van Betanië. Nu is het de evangelist niet te doen om een exacte geografische vermelding. Maar, niet alleen Lucas, ook de andere evangelisten, inclusief Johannes, vertellen van bijzondere gebeurtenissen in het dorp Betanië (maaltijd in het huis van Simon de melaatse, bezoek aan Marta en Maria, opwekking van Lazarus). Moeten we daarom de vermelding van Betanië hier zien als plaats waar die bijzondere gebeurtenissen ten volle worden afgesloten?
Waar in Handelingen 1,8 slechts vermeld wordt dat de leerlingen in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden der aarde, getuigen zullen zijn van de Heer, geeft het slot van het evangelie aan waarin dat getuigenis bestaat, namelijk de prediking van het lijden, de dood en de verrijzenis van Christus zoals in de Schrift staat opgetekend, terwijl zij de volken zullen oproepen zich te bekeren tot vergeving van de zonden.
In Handelingen 1 vertelt de auteur dat de leerlingen zich in gebed terugtrokken in het bovenvertrek waar zij verblijf hielden en schijnbaar pas met Pinksteren naar buiten kwamen. Daarentegen eindigt het evangelie met de vermelding dat zij Jezus aanbaden en vol vreugde naar Jeruzalem terugkeerden waar zij voortdurend in de tempel God loofden. Zo eindigt het evangelie op dezelfde plaats als waar het begon: in de tempel zoals bij de vermelding van het offer van Zacharias en de aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper.
Preekvoorbeeld
De eerste lezing, uit de Handelingen van de apostelen, plaatst het feest van de hemelvaart veertig dagen na de verrijzenis van Jezus. Maar Lucas, dezelfde auteur als die van de Handelingen, laat in zijn evangelie de verrezen Heer naar de Vader terugkeren op Paasdag zelf. Het feest van vandaag is een belangrijke schakel in deze paastijd van vijftig dagen tot en met Pinksteren. De moeite waard om er de rijkdom en de blijvende betekenis voor ons vandaag van te ontdekken en ons ermee te voeden.
Het mag ons tot troost zijn te horen dat de apostelen, die met Jezus rondtrokken, zelfs na zijn dood nog altijd niets verstaan hebben van zijn boodschap. Want ze vragen hem: ‘gaat Gij in deze tijd voor Israël het koninkrijk herstellen?’ Blijkbaar zitten ze met politiek in hun hoofd, en speculeren ze waarschijnlijk op een schitterende carrière waarnaar zij zo sterk verlangd hebben. Maar wellicht tot hun ontgoocheling belooft Jezus hun de Heilige Geest. Die zal hun kracht, maar ook inzicht geven om later te getuigen in hun eigen land en in gans de wereld van wat ze van Jezus gehoord, gezien, maar vooral beleefd hebben bij zijn lijden, dood en verrijzenis. Zij zullen het moeten verkondigen onder alle volkeren, en mensen het goed nieuws brengen dat hun zonden zijn vergeven. En bovenal moesten ze van Jezus dat ene gebod onderhouden: ‘heb elkaar lief zoals Ik jullie heb liefgehad.’
Maar voor zij eraan begonnen moesten ze in Jeruzalem blijven. Daar moesten ze wachten op de Geest die Jezus hun beloofd had maar die zij nog niet kenden. Ze hadden hem wel aan het werk gezien en gevoeld in de manier waarop Jezus met hen rondtrok en elke dag intens bij mensen was om nieuw licht in hun ogen te laten schijnen.
Sinds tweeduizend jaar doet de Kerk wat Jezus zijn apostelen gevraagd heeft: gedurende tien dagen bereiden wij ons voor op de komst van de Heilige Geest. Wij trachten ons open te stellen en ons hart bereid te maken opdat Hij ons Jezus en zijn boodschap dieper zou laten begrijpen. Het is een tiendaagse retraite die wij regelmatig nodig hebben om onszelf en onze wereld beter te verstaan in verband met de persoon van Jezus en zijn leer. Zeker in onze tijd. Want de laatste vijftig jaar is onze wereld maar ook onze Kerk erg veranderd. Het aantal gelovigen is sterk gedaald in onze streken. Onze kerken lopen stilaan leeg, niet alleen wegens coronaperikelen, maar ook wegens pedofilieschandalen met pijnlijke gevolgen. Velen hebben de rug gekeerd naar de Kerk. Het aantal religieuze en priesterroepingen is sterk teruggelopen. Vroeger vertrokken vele jonge missionarissen van hier naar verre en vreemde landen. Nu vragen wij hen ons te komen helpen. Onze westerse maatschappij is zo gefascineerd door economie, wetenschappelijke vooruitgang, dat velen het oude geloof overboord hebben geworpen. Het is een proces dat nog steeds verder gaat, waar we het einde nog niet van zien.
Het is precies op Hemelvaartsdag dat Paus Leo xiii in 1891 Rerum Novarum publiceerde: een document om vooral christelijke arbeiders en arbeidsters op te roepen de geest van Jezus te verspreiden in de maatschappij. En veertig jaar later vernieuwde Paus Pius xi die oproep met zijn encycliek Quadragesimo anno: nieuwe impulsen die Jezus’ zending probeerden te actualiseren.
Op dit moment hebben wij het broodnodig om tot inkeer te komen: wij maken als Kerk belangrijke overgangen mee in onze geschiedenis. Het is niet voor niets dat de huidige paus aan de voorbereiding werkt van een hervorming van onze gemeenschap op een nieuwe, synodale weg. Hij wil met een vernieuwde kerkgemeenschap enthousiast en authentiek naar buiten treden om mensen te bevrijden van egoïsme en nieuw perspectief te geven op het volle leven zoals God het droomt: een samenleven in vrede, vriendschap, vreugde en verbondenheid, respect voor ieder mens en in dialoog met andere wereldgodsdiensten. Vijftig jaar geleden rekenden wij op de priesters en religieuzen om het evangelie uit te dragen. Nu moeten wij zelf wakker worden: bewust zijn dat elke gedoopte christen door de Heer gezonden is om zijn boodschap uit te dragen.
De Heilige Geest is nog steeds bij ons aanwezig. Hij blaast nog even hard als op dat eerste pinksterfeest. Maar wellicht moeten wij ons hart wijder openen opdat wij zijn levensadem zouden voelen. Hij kan ons bevrijden van alle angsten om vrijmoedig naar buiten te durven komen.
Laten we zoals de apostelen ons samen voorbereiden op de komst van de Geest die ons kan en zal herscheppen. Over tien dagen vieren wij Pinksteren. Het is niet bij dat ene historische feest gebleven. Volgende week zal het ook hier gebeuren.
inleiding Gerard van Buul OFM
preekvoorbeeld Bob Van Laer OFM