- Versie
- Downloaden 83
- Bestandsgrootte 108.42 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 7 december 2021
- Laatst geüpdatet 7 december 2021
9 januari 2022
Doop van de Heer
Lezingen: Jes. 42,1-4.6-7; Ps. 29; Hand. 10,34-38; Luc. 3,15-16.21-22 (C-jaar)
Inleiding
Lucas 3,15-16.21-22
Johannes was al een openbare figuur toen Jezus naar hem toe kwam. Johannes de Doper doopte de mensen in de Jordaan om hen te bevrijden van hun zonden, hun schuld aan God. Het gaat hierbij om het herstellen van de relatie tussen God en mens door belijdenis van de zonden en de doop van vergeving. Dat Johannes een bekende figuur was, wordt wel duidelijk uit de grote groepen mensen die zich door hem laten dopen en uit de verwachting die wordt uitgesproken in Lucas 3,15: ‘of hij misschien de Messias is’? Het leidt tot de markante uitspraak dat Johannes niet eens goed genoeg is om de sandalen van Jezus los te maken.
Over Jezus zegt Johannes ook het volgende: ‘Na mij komt die sterker is dan ik, ik doop jullie met water, maar hij zal jullie dopen met heilige Geest’. Op dat moment heeft Johannes de Doper al heel veel gesproken, wat in een groot contrast staat tot het zwijgen van Jezus vóór zijn doop. Het evangelie van Lucas vermeldt wel dat Jezus sprak als twaalfjarige in de Tempel van Jeruzalem (2,46-49), maar daarna springt het verhaal direct naar de doop in de Jordaan (waar het evangelie van Marcus direct mee begint). De Heilige Geest waarmee Jezus zal dopen in plaats van het water van Johannes, moet eerst op Jezus neerdalen, alvorens hij aan zijn missie kan beginnen. Het is de kracht van God die nu in Jezus komt en waarmee een bijzondere relatie tussen JHWH en Jezus tot stand wordt gebracht. Deze innige relatie wordt bevestigd door de mededeling dat Jezus zijn geliefde is, zijn zoon. Nu is hij klaar om de mensen te vertellen van het Goede Nieuws.
De heilige Geest wordt voorgesteld als een duif. Dit doet natuurlijk denken aan de duif van Noach die over een schoongewassen aarde vloog en (de derde keer) terugkeerde naar de ark met nieuw leven. Ook lijkt het een impliciete verwijzing naar het verhaal van Jona, wat immers het Hebreeuwse woord is voor ‘duif’. Hierin vinden we vele motieven terug die bij Jezus een hoofdrol spelen. Denk bijvoorbeeld aan het volledig ondergaan in het water om daarna op de juiste weg gezet te worden door JHWH; het ‘sterven’ in de buik van de vis (het graf van Jezus) om na drie dagen herboren te worden en de profetische boodschap dat er vergeving mogelijk is voor wie zich omkeert van zijn en haar zonden. De Geest van JHWH is zo verbonden met nieuw leven, met omkering, het oude achterlaten, vergeving, en is dus het omgekeerde van de dood.
Zo is er in Lucas 3 in een paar zinnen al veel gezegd over Jezus en wordt de kern van het evangelie in enkele uitspraken weergegeven: Jezus zal dopen met heilige Geest en hij is de geliefde Zoon van God. Kortom, Jezus zal de weg wijzen naar God en de mensen tonen hoe zij kunnen leven in de liefde en kracht van JHWH. Hij is de Zoon, de wegwijzer naar de Vader, de brug tussen God en mens.
Johannes de Doper roept de mensen op om in de chaos die het leven kan zijn duidelijkheid te scheppen. Hij roept de mensen op om niet langer in zonde te leven (dus zich niet meer van God af te keren), maar om zich te bekeren. In de wildernis van hun leven, waarin God ver te zoeken is, biedt Johannes een weg aan die de mensen kunnen gaan. Hij creëert orde uit chaos en zet de mensen weer op het spoor van God. Dat is de taak van Johannes de Doper.
De weg van Jezus start bij Johannes en bij de mensen die een nieuwe weg zoeken naar God. Jezus neemt vanaf nu de taak van Johannes over. Deze laatste had als taak, volgens de evangeliën, om te wijzen op de mogelijkheid om het verleden af te sluiten. Door het ritueel van de onderdompeling werd aan mensen de kans geboden om te stoppen met hun zondige leven en opnieuw te beginnen. Ondergaan in het water is als sterven om daarna uit het water als nieuw mens herboren te worden.
In dit verband kan ook weer een vergelijking gemaakt worden met een ander zeer bekend verhaal uit het Eerste Testament, dat van de doortocht door de Rietzee (Ex. 14). In hun vlucht voor het Egyptische leger komt het volk voor de zee te staan. Voor hen water en achter hen de aanstormende soldaten. JHWH maakte een weg in de zee waarlangs het volk door het water naar de overkant kon trekken. Zo lieten ze hun verleden achter zich en wel heel letterlijk als het water zich weer sloot boven het leger van de farao. Op de andere oever aangekomen en als het ware herboren, kon het volk beginnen aan een nieuw leven en een nieuwe toekomst. Dit nieuwe leven wordt bezegeld met een nieuw Verbond tussen JHWH en zijn volk. Deze leefregels bepalen de relatie tussen JHWH en Israël en tonen de weg die leidt naar het leven. Het Verbond wordt gegeven in de vorm van de Tien Geboden, waarvoor JHWH afdaalt op de berg Sinai (Ex. 19,20).
Zo zien we dus dezelfde motieven verbonden aan de doortocht van het volk door het water en de onderdompeling van Jezus in de Jordaan. In beide gevallen gaat het om de start van een nieuw leven en het achterlaten van het oude. In beide gevallen wordt een nieuwe weg getoond die mensen moeten gaan om het leven te vinden. En in beide gevallen is het JHWH die na de doortocht (na het afleggen van het oude dus) naar de mens komt met zijn zegen en kracht om de juiste weg te gaan.
En wat is deze juiste weg? Veel heeft Johannes al verteld in Lucas 3,10-14. Nog meer aanwijzingen vinden we in vv. 4,16-19, de tekst direct na de ‘Verzoeking in de woestijn’ en dus het eerste echte openbare optreden van Jezus als volwassen mens. In de synagoge van Nazaret krijgt Jezus een boekrol van de profeet Jesaja aangereikt en hij kiest een tekst die dezelfde thema’s behandelt als de lezing die in het leesrooster aan Lucas 3 is gekoppeld: Hij is uitgekozen door JHWH om de goddelijke rechtvaardigheid te tonen aan de mensen. Hiervoor heeft hij Gods Geest (de goddelijke kracht) gekregen. Hij zal gevangenen bevrijden, blinden weer laten zien en het licht brengen aan wie in duisternis zitten (Jes. 42,6v).
Jesaja 42,1-4.6-7
De oudtestamentische lezing van deze zondag is natuurlijk gekozen omdat ze spreekt over die ‘andere manier van leven’, waarover ook Johannes de Doper predikt en die wij ook aanduiden als de ‘weg van Jezus’. De tekst spreekt verder over de ‘dienaar van JHWH’ die speciaal door God is uitgekozen om zijn rechtvaardigheid te vestigen op de wereld. Zijn messiaanse optreden zal niet zwak zijn of halfslachtig uitgevoerd (hij komt niet om een geknakte rietstengel af te breken of een al dovende vlam uit te blazen), maar zal net zolang duren totdat er recht op aarde heerst. De profetie toont een toestand die er nog niet is, maar die zeker zal komen! De taal die in Jesaja gebruikt wordt om deze goddelijke dienaar aan te kondigen is dezelfde als waarmee koningen worden aangekondigd en grote namen als Abraham en Mozes. Het gaat om leiders die verantwoordelijk zijn voor de orde in de samenleving, die uiteraard gezien wordt als een orde die rechtstreeks van God komt. Deze leider, dienaar van JHWH, zal de wereld zo hervormen dat het goddelijke recht zal heersen. De orde die dan aanbreekt is er een zoals beschreven in de verzen 6-7. Het is dezelfde orde die Jezus tot stand zal brengen en dat alles met de Geest en dus de kracht en uitvoering van JHWH zelf.
Mensen zullen door Jezus bevrijd worden. Waarván mensen bevrijd moeten worden kunnen we voor onszelf gemakkelijk invullen. De wereld en onze eigen ervaringen geven ons (helaas) voldoende voorbeelden van zaken en gebeurtenissen die ons binden in duisternis en ons het zicht ontnemen op wat goed is en liefde.
Samengevat gaat het om de volgende elementen:
- zaken uit het verleden kunnen ons gevangen houden, beletten om voluit te leven, tussen ons en God instaan en onze relatie verstoren;
- God biedt de mogelijkheid om het verleden en onze foute keuzes achter ons te laten en een nieuw leven te beginnen;
- in Jezus (en in de geboden van het Verbond) geeft God richtingaanwijzers om zijn weg te volgen;
- deze ‘goddelijke’ weg is een weg van bevrijding.
Preekvoorbeeld
Wat gebeurt er wanneer we een andere mens op een voetstuk zetten? In de eerste verzen van de korte evangelielezing van vandaag gebeurt dat maar liefst twee keer. Eerst is het volk erg enthousiast over Johannes de Doper en men vraagt zich af of hij niet de Messias is. Het is nogal wat om dat van iemand te zeggen. De Messias is degene die in naam van God alles gaat veranderen, die het lot van Gods volk definitief ten goede zal keren. Het ging niet goed in Israël in de dagen van Johannes. Als hij de Messias zou zijn, zou hij het volk voorgaan in de bevrijdingsstrijd tegen de Romeinen en hen opnieuw uitleiden uit het slavenhuis.
Het is begrijpelijk dat Johannes afwerend reageert. Het was helemaal niet zijn roeping om de Messias te zijn! Hij haast zich dan ook om het gerucht dat onder het volk de ronde doet te ontkennen: ‘Ik doop jullie met water, maar er komt iemand die meer vermag dan ik’, zegt hij. ‘Ik ben zelfs niet goed genoeg om de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur.’
Vergeleken met Johannes is de echte Messias nog veel groter. Wat Johannes deed, was eigenlijk al heel wat. Hij predikte het doopsel van vergeving van de zonden, zo kunnen we eerder in het evangelie lezen. Hij hielp mensen om zich vrij te maken van wat hen bedrukte en verlamde, van de fouten begaan in het verleden, van een negatieve kijk op zichzelf en op anderen. Dat bezegelde Johannes dan met een onderdompeling in de rivier de Jordaan. Heel veel mensen kwamen erop af, en dat betekende dat hij werkelijk aan een grote behoefte tegemoetkwam. ‘Maar’, zei hij, ‘de echte Messias doet iets geheel anders, ik kan niet in zijn schaduw staan, ik kan nog niet eens de riem van zijn sandaal losmaken.’ Daar hebben we de tweede keer in twee verzen dat er iemand op een voetstuk wordt gezet. Wat moeten de mensen die al zoveel bewondering hadden voor Johannes wel niet denken van die komende Messias? Dat moet wel een superman zijn, een halfgod.
En dan kijken we naar het laatste stukje van de lezing, want daar staat die Messias dan. Alleen wij, lezers weten dat, want hij staat gewoon in de rij om te wachten op zijn beurt om gedoopt te worden. En hup, daar gaat ook hij kopje onder, en na hem komt de volgende. Die Messias ziet er helemaal niet uit als een superman of een halfgod, maar als een eenvoudige timmerman uit Galilea. We horen dat hij na afloop van de doop, toen hij aan het bidden was, een heel bijzondere ervaring had: de heilige Geest streek op hem neer en hij hoorde een stem uit de hemel die zei: ‘Jij bent mijn geliefde zoon, in jou vind ik vreugde.’ Jezus had wél die roeping die Johannes niet had. Waarschijnlijk was er niemand in z’n omgeving die doorhad wat Jezus hier meemaakte. Maar hij zou zich niet lang meer stilhouden.
In de eerste lezing uit Jesaja horen we wat Jezus inspireerde. Jezus kende het boek van de profeet Jesaja goed, het was zijn favoriete bijbelboek. Het spreekt over de toekomst die God voor ogen heeft, waarin er licht zal zijn voor alle volken, waarin blinden weer kunnen zien en bevrijding komt voor wie gevangen zitten. En het spreekt vooral over degene die Gods instrument zal zijn om dit te verwezenlijken: iemand die niet schreeuwt, die niet luidkeels in het openbaar roept, niet op de voorgrond treedt, maar gewoon doet wat moet worden gedaan. De persoon die Jesaja voor ogen heeft, lijkt meer op die arme timmerman die in de rij staat om door Johannes gedoopt te worden, dan op een superman of halfgod waar veel mensen aan dachten bij ‘de Messias’.
Ik denk dat dit een belangrijke les is van deze evangelielezing, van deze viering van de Doop van de Heer: Het gaat niet om die belangrijke persoon die er opeens staat, die nu het officiële stempel krijgt van Messias, van Veelgeliefde Zoon van God. Het interesseerde Jezus helemaal niet dat de mensen nu allemaal zouden weten dat hij die Messias was. Wat hij belangrijk vond was dat die blinden weer zouden gaan zien en dat mensen zich zouden bevrijden van wat hen gevangen hield. En hij wist heel diep van binnen dat dat kón, dat nu die werkelijkheid van God kon aanbreken. Hij zou zich daarvoor inzetten met alles wat hij in zich had, en dat was heel wat. Dat was zijn roeping.
Wat gebeurt er als we mensen op een voetstuk zetten? Met die vraag begon ik deze overweging. Misschien is wel het belangrijkste wat er dan gebeurt, dat we te veel kijken naar die persoon die we belangrijk gemaakt hebben, en die onopvallende figuur in de rij die wacht op z’n beurt over het hoofd zien.
En het gaat toch eigenlijk om wat die man wil en zoekt. Hij is vervuld geraakt van de hoop dat de levens van de minsten onder ons kunnen veranderen. Die levens kunnen zich openen, kunnen ruim en vrij worden en datzelfde kan ook met onze levens gebeuren. Daar ging het Jezus toen om, daar gaat het Jezus nog steeds om. De doop in de Jordaan door Johannes was daarvan de bezegeling en die doop vieren we vandaag.
Jezus, die geliefde zoon in wie God zijn vreugde vindt, wil niets liever dan dat ook wij ontdekken dat wij de geliefde zoons en dochters van God zijn. Wij staan ook in die rij om gedoopt te worden door Johannes, wij kunnen ons ook bevrijden van wat ons bedrukt en verlamt, van fouten begaan in het verleden, van een negatieve kijk op onszelf en op anderen. Wij kunnen ook iemand zijn die niet schreeuwt, die niet luidkeels in het openbaar roept, niet op de voorgrond treedt, maar gewoon doet wat moet worden gedaan. Wij kunnen gaan in het voetspoor van Jezus, dat is hem genoeg. En de riem van zijn sandaal, die kan hij zelf ook wel vastmaken, daar heeft hij niemand voor nodig.
inleiding drs. Arjan Knop
preekvoorbeeld drs. Marc van der Post