- Versie
- Downloaden 42
- Bestandsgrootte 143.83 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 7 december 2021
- Laatst geüpdatet 7 december 2021
2 januari 2022
Openbaring des Heren
Lezingen: Jes. 60,1-6; Ps. 72; Ef. 3,2-3a.5-6; Mat. 2,1-12 (C-jaar)
Inleiding
De Heer openbaart zich als een licht dat over zijn stad komt, als een ster die opgaat aan de hemel en herkend wordt door de volkeren. Met deze beeldtaal laten de lezingen van deze zondag Gods redding, zijn bekommernis om mensen, zien.
Jesaja 60,1-6 – Een licht voor de volkeren
De profeet Jesaja richt zich tot Gods eigen volk en kondigt het glorierijke herstel van Jeruzalem (zie Jes. 62,1) aan. De hoofdstukken die voorafgaan aan deze passage spreken vooral van de misstappen van het volk: het recht wordt met voeten getreden, men gedraagt zich als echtbrekers en afgodendienaars (57,1.3.7v), zelfs het vasten is niet belangeloos en de sabbat wordt ontheiligd (58,3.13). Dat brengt, zoals de profeet zegt, een scheiding teweeg tussen het volk en God en diens gelaat blijft verborgen (59,2). Maar nu gloort er hoop: de Heer komt tussenbeide, kleedt zichzelf in gerechtigheid, brengt redding en houdt zich aan het verbond: Hij vergeldt ieder naar zijn daden en komt als verlosser naar Sion (59,1.16-21).
Jesaja beschrijft dit als licht in de duisternis dat schitterend over de stad opgaat, een nieuwe schepping, zoals in Genesis op Gods woord in de diepe duisternis het licht verschijnt. Het is een vreugdevolle en bemoedigende boodschap voor de stad en haar inwoners: sta op en schitter, sla je ogen op en kijk om je heen, je hart zal opzwellen. De woorden reiken verder dan alleen Jeruzalem: het licht heeft een universele uitstraling. Ook de volkeren (heidenen) zullen zich van verre naar dit licht wenden, rijke schatten aandragen en de lof van de Heer verkondigen. Want, zoals Jesaja eerder al sprak: Gods redding is voor ieder, ook de vreemdeling die het recht onderhoudt en gerechtigheid beoefent (56,1-8). Eerder probeerde het volk de hulp van Egypte te kopen door rijkdommen op ezels en kamelen die kant op te sturen (30,6-7), nu echter gaat de verlossing van Jeruzalem zelf uit: de kostbaarheden komen op dromedarissen uit Midjan, Efa en Seba naar de stad (zie ook 45,14). Hier heerst een nieuw regime: God is koning (52,7-10, vergelijk Ps. 72,10v).
Efeziërs 3,2-3a.5-6 – Gods genade
Ook de tweede lezing gaat over Gods heilzaam handelen: de schrijver (waarschijnlijk niet Paulus zelf, maar een leerling) beschrijft het in termen van een geheim dat geopenbaard wordt. Gods bedoeling met de mensheid is onthuld: niet langer is er het scherpe onderscheid tussen Joden en niet-Joden, de volkeren, onbesnedenen, heidenen. Paulus denkt door op de woorden van Jesaja over de verhouding van Gods volk en de andere volkeren. Tot deze laatste groep richt de auteur zich vooral in zijn aanspreken van de Efeziërs. Het bijzondere dat hij verkondigt is dat zichtbaar geworden is dat Jood en heiden gelijk zijn. Het gaat niet zozeer om de vraag of de volkeren welkom zijn in de kring van de van huis uit joodse gelovigen (Ef. 2,14-21), voorop staat dat beide groepen in Christus verenigd zijn, evenwaardig. De schrijver drukt dit uit met het herhaalde woord ‘mede’ (Grieks: sun-), vertaald als mede-erfgenamen, van hetzelfde lichaam, deelgenoten van de belofte (3,6). Aansluitend bij de beeldspraak van duisternis en licht, zoals Jesaja doet, gebruikt de auteur ook ‘in het licht stellen, verlichten’ (3,8), maar dat vers valt buiten de schriftlezing van vandaag.
Zie: R. Hoet, ‘De brief aan de Efeziërs. Opbouwwerk’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 47-53
Matteüs 2,1-12 – Een ster verschijnt
Het verhaal van Jezus’ geboorte heeft in het evangelie van Matteüs een heel ander karakter dan het kerstverhaal van Lucas. Nu geen stal, kribbe, engelen en herders, maar een ster aan de hemel en magiërs uit het oosten. Magiërs in die tijd zijn geen tovenaars, maar Perzische geleerden en raadgevers aan het hof. Hun rol is die van bemiddelaars tussen de aardse wereld en de godenwereld. Zo zijn ze uitleggers van visioenen en dromen en goed bekend met astrologie. Binnen de bijbelse geschriften lezen we ook over Daniël die, samen met zijn vrienden, in deze wetenschap wordt opgeleid en ingewijd aan het hof van de Babylonische koning Nebukadnessar (Dan. 1–2). Dat magiërs in het evangelie een nieuwe ster hebben ontdekt is dus niet zo vreemd, en dat ze die ster duiden als de geboorte van een koning past in het bijbels wereldbeeld. Een ster als teken van koninklijke macht speelt bijvoorbeeld ook in het verhaal van Bileam, een vreemde ziener, die Israël zegent en zegt: ‘Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël’ (Num. 24,17).
Met de komst van deze magiërs uit de volkeren laat de auteur zien dat de geboorte van Jezus niet alleen een teken is van Gods koningschap in Israël, maar dat de betekenis veel verder reikt, wereldwijd, óók voor de volkeren.
Dat wordt door de gang van zaken in Jeruzalem wel duidelijk gemaakt. Het is niet zo gek dat je de geboorte van een nieuwe koning verwacht in het koninklijk huis, dus gaan de magiërs naar koning Herodes en vragen hem naar de pasgeboren koning van de Joden. Maar wat zij, vreemdelingen, wél zien, ziet Herodes niet en hij, en heel Jeruzalem met hem, schrikt. Opvallend is dat Herodes wel begrijpt dat het hier om de Messias gaat, want met een vraag naar de Messias benadert hij de hogepriesters en schriftgeleerden. Zij op hun beurt weten dat volgens de Schriften de nieuwe leider en herder uit Betlehem zal komen (Mi. 5,1v; 2 Sam. 5,2; 1 Kron. 1,2). Maar in plaats van in vreugde uit te barsten vanwege de komst van de Messias, kiest Herodes voor list en bedrog.
Al met al tekent het de duisternis waarin Jeruzalem verkeert. De magiërs echter zien opnieuw het licht: de ster gaat hen voor naar Betlehem en blijft uiteindelijk staan boven de plaats waar Jezus met zijn moeder Maria is. Ze brengen hulde aan het kind en bieden Hem hun rijke gaven aan: goud, wierook en mirre. Natuurlijk zijn de magiërs uiteindelijk prima in staat de droom die zij vervolgens krijgen, om niet naar Jeruzalem terug te keren, op de juiste manier uit te leggen. Helaas zal Herodes op een wrede manier toeslaan door de jongetjes van Betlehem te laten vermoorden, bang als hij is voor de pasgeboren koning van de Joden (Mat. 2,16vv).
Dit verhaal, waarin Matteüs zowel elementen gebruikt uit Jesaja als uit Psalm 72, wordt in de traditie nog verder verrijkt. Zo zijn de magiërs bekend geworden als koningen, koningen uit de volkeren dus, zoals waar Jesaja over sprak (Jes. 60,3), die op weg gaan naar de koning van de Joden. We zien het contrast tussen het inzicht van deze wijzen uit het oosten en Herodes. De magiërs zouden de verschillende generaties en wereldstreken vertegenwoordigen, wat volgens de niet-bijbelse verhalen tot uitdrukking komt in hun verschillende leeftijden en huidskleur. Ze zijn met hun drieën, vanwege de drie geschenken die zij op hun kamelen en dromedarissen hebben geladen (Jes. 60,6). Ze krijgen zelfs namen: Caspar, Baltasar, Melchior, drie koningen die voor deze nieuwgeboren koning knielen (Jes. 60,14; Ps. 72,12).
Door tekst en traditie schijnen de woorden van Jesaja heen: koningen en volkeren komen naar het licht van de Heer.
Preekvoorbeeld
‘Driekoningen doet de dagen lengen’. Dit was een veelgehoorde uitspraak in mijn kinderjaren. Zowel in de ochtend als in de avond lijken de dagen langer te worden. Ik denk dat het vooral de ouderen zijn die genieten van de groei naar het licht. Kerstmis is midden in de winter. De dagen zijn nog kort. De omslag van donker naar licht is rond Driekoningen goed waarneembaar. Het zal geen toeval zijn dat Kerstmis en Driekoningen beide sterk verbonden zijn met het stralen van licht. Deze feestdagen verkondigen immers het komen van het Licht. En mensen hunkeren naar licht. Op allerlei terreinen speelt licht een belangrijke rol.
Met Kerstmis vierden we de geboorte van Jezus. En ook vandaag staat de geboorte van ditzelfde kind centraal. Toch heeft het verhaal van de wijzen uit het oosten die geleid worden door de ster een geheel ander karakter. Er hangt ook een andere sfeer omheen. Zo horen we vandaag niets over een stal en een kribbe, geen woord over engelen en herders.
In het evangelie van Driekoningen is een belangrijke rol weggelegd voor de wijzen uit het oosten. Ook wel magiërs genoemd. Het zijn geleerden en raadgevers aan het Perzische hof. Ze zijn geschoold in sterrenkunde en astrologie. Ze verklaren dromen en visioenen. Het zijn deze magiërs die een nieuwe ster hebben ontdekt. Zij brengen deze in verband met de geboorte van een koning. De evangelist Matteüs wil ons vandaag duidelijk maken dat de geboorte van Jezus niet alleen van betekenis is voor Israël, maar dat het belang van zijn geboorte veel verder reikt. Het komen van de wijzen uit het verre oosten die naar de nieuwe koning op weg zijn gegaan maakt dit duidelijk. Deze magiërs hebben zich opengesteld voor het licht: ze zijn in beweging gekomen. Ze overbruggen een enorme afstand.
In scherp contrast met deze wijzen stelt koning Herodes zich afwerend op. Hij schrikt als de wijzen het hebben over de pasgeboren koning der Joden. Hij voelt dat zijn eigen positie in het geding komt. Van zich open opstellen kan dan al geen sprake meer zijn. Hij kiest voor list en bedrog. Hij vraagt de wijzen of ze hem op de hoogte willen brengen van de verblijfplaats van de nieuwe koning want ook hij wil hem de gepaste eer brengen. Zo staan de wijzen tegenover koning Herodes. De ene partij welwillend, in vertrouwen, belangstellend. De ander: afwijzend, vol angst, manipulatief. Voor de nieuwe koning lijkt weinig plaats in Jeruzalem. De ster gaat voor de wijzen uit naar Betlehem. Totdat hij stil blijft staan boven de plek waar het kind is. Ze worden vervuld van vreugde. Ze worden diep geraakt en vallen op de grond om het kind eer te bewijzen. En dan bieden ze het kind geschenken aan: goud, wierook en mirre. Vervolgens reizen ze terug naar hun land, niet via Herodes – ze zijn gewaarschuwd in een droom – maar via een andere route.
Bij de voorbereiding van deze viering zat ik na te denken en te mijmeren. Ik vroeg me af: als wij nu aankomen bij het kind in Betlehem: welk geschenk zouden wij het dan kunnen geven? Het zou me niet verbazen als de meesten zouden zeggen: ik sta met lege handen. Wat heb ik nu te geven? Zeker, niet ieder van ons beschikt over goud, geld, over bezit en eigendom. Als je zo kijkt komen de meesten van ons niet zo ver. Maar ik weet zeker, diep in ons hart weten wij dat de nieuwe koning op geld en bezit niet zit te wachten. Het gaat het Christuskind om iets anders. Hij kijkt door onze buitenkant heen, naar ons binnenste, naar ons hart. Wat hoopt hij daar te vinden? Mensen met een goede wil. Met een hart dat zich openstelt voor anderen. Hij is blij met mensen die niet alleen aan zichzelf denken. Blij als mensen de hoop niet opgeven, maar overeind blijven, ook als rijkdom weg valt.
Jochem, een jongen van 17, kwam ik tegen in de jeugdgevangenis. Na een jaar vastzitten mocht hij bijna naar huis. In de gespreksgroep vroegen de jongens aan hem: wat ga jij doen als je vrij komt? Na kort nadenken zei Jochem: ‘van de eerste buit die ik binnenhaal koop ik een gouden kruis met ketting voor mijn moeder.’
We wisten het: zijn moeder stond voor hem het allerhoogst. Haar wilde hij het mooiste cadeau geven. Voor alles wat zij voor hem had gedaan. En wie had hem het afgelopen jaar bijna elke week bezocht? Juist, zijn moeder. Zij moest met de trein en de bus komen. Van ver. En ze had geen dikke portemonnee. Ze was meer dan 3 uur onderweg voor één uur bezoek. Jochem raakte geëmotioneerd toen hij het vertelde in de groep. Ik vond het mooi dat hij zijn moeder wilde verwennen en dat hij haar zo enorm waardeert. Bijzonder was het ook dat hij het met de groep wilde delen.
Maar wat hij zei over ‘de eerste buit die ik binnen haal…’? Ik vroeg hem: ‘Als ik aan je moeder zou vragen met welk cadeau kan Jochem je heel blij maken? Wat zou ze dan zeggen?’ Toen viel het stil. En hij zei: ‘Ik denk dat ze zou zeggen dat ik haar het meest blij maak met gewoon naar school gaan en mijn best doen. Dat ik echt een nieuwe start ga maken. Zoiets.’
De wijzen keerden langs een andere weg naar huis terug, lazen we. Ze dachten eerst misschien: de pasgeboren koning vinden we in een prachtig paleis. Groot, rijk, machtig, indrukwekkend. Maar de ster wees de weg naar een eenvoudig huis in Betlehem. Daar verbleef hij samen met zijn moeder Maria. Hij zal in al zijn eenvoud en bescheidenheid de koning van alle volken worden. Hij weet mensen met elkaar te verbinden. Hij is de goede herder, steeds op zoek naar zijn schapen die verloren zijn. Hij heeft zorg voor de kwetsbare, het kleine, de arme, de zieke. Hij vergeet de gevangene niet, en evenmin de vreemdeling. Hij streeft naar geluk voor álle mensen. Waar ze ook wonen, hoe oud ze ook zijn, welke kleur ze ook hebben.
Laten ook wij op weg gaan. Zoekend naar het licht.
inleiding dr. Joke Brinkhof
preekvoorbeeld Arie van Boekel