- Versie
- Downloaden 104
- Bestandsgrootte 153.22 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 17 augustus 2021
- Laatst geüpdatet 17 augustus 2021
5 september 2021
Drieëntwintigste zondag door het jaar
Lezingen: Jes. 35,4-7a; Ps. 146; Jak. 2,1-5; Mar. 7,31-37 (B-jaar)
Inleiding
Koning Hizkia had gedaan wat de Heer goed vindt,
hij hield krachtig vast aan de levenswijze van zijn voorvader David,
zoals de profeet Jesaja hem had voorgeschreven –
groot was die en betrouwbaar in zijn visioenen.
Met zijn grote geest zag hij de laatste dingen
en sprak hij de treurenden van Sion moed in.
Hij kondigde aan wat ging gebeuren, tot in de verste toekomst,
voordat het gebeurde voorspelde hij wat nog verborgen was.
(Sirach 48, 22-25)
Profetenlezing: Jesaja 35,1-10
Tegen de donkere achtergrond van Jesaja 34, waarin de ondergang van de volken (34,1-4) en met name van Edom (34,5-17) wordt geschilderd, licht Jesaja 35 in al zijn helderheid op.
Het is een heilsprofetie, een bevrijdingsvisioen met de contouren van het scheppings- en uittochtverhaal, van de bemoedigende boodschap van Jesaja 40–55 en van het Hooglied als beeldende beschrijving van Gods liefde voor zijn volk. Van dit jesajaanse lied kan geen vers gemist worden. Voor Israël is JHWH geen God van de dood (Jes. 34), maar van het leven.
De woestijn, het dorre land of de wildernis is de plaats van de chaos, een plek van beproeving en vaak het oord van Gods afwezigheid. Deze woestijn wordt veranderd in een lusthof (Hoogl. 2,1), herschapen in het goede land (Ex. 3,8; Jes. 4,2; 29,17). Gods heerlijkheid en pracht toont zich in zijn bevrijde schepping. Nu de natuur opbloeit in al haar schoonheid valt er weer te leven voor de mens; hij mag, dankzij Gods barmhartigheid, weer opnieuw beginnen (Jes. 35,1v.6).
Niet de Edomieten, maar de moedeloze en zieke Israëlieten zullen de heerlijkheid van JHWH – zijn aanwezigheid die gewicht in de schaal legt – de pracht van onze God, zien (35, 3-6.9).
Tot het moedeloze volk, de kleinmoedigen-van-hart zegt de profeet: wees sterk en vrees niet (vgl. Deut. 31,6), de komst van JHWH brengt voor jullie bevrijding. Op de dag van JHWH springt Hij voor hen in de bres. Hij zal Sion verdedigen en op Edom wraak nemen voor het onrecht dat de Edomieten Israël hebben aangedaan (35,4; 34,8).
De messiaanse tijd breekt aan, daarom zullen de blinden zien, de doven horen, de verlamden lopen en springen en de stommen spreken en jubelen. In de heerschappij van JHWH wordt aan iedereen volop recht gedaan, zodat allen opbloeien (35,5-6; Ps. 146,7-9).
Omdat de vreugde pas volkomen is wanneer alle verstrooiden weer verzameld zullen zijn, zal er een gebaande weg komen, opdat de ballingen, zonder omzwervingen door de woestijn, veilig in Sion kunnen thuiskomen. De onreine, de dwaas die niet leeft volgens Gods Tora, zal deze heilige weg, die afgezonderd is voor de verlosten, niet kunnen betreden. Alleen zij die de Barmhartige als go’el (losser: naaste verwant) heeft vrijgekocht, de vrijgemaakten, kunnen over deze weg terugkeren. Niet de gebaande weg heiligt hen die deze weg gaan, maar zij die deze weg gaan heiligen de weg, want zij zijn vrijgekocht en horen bij JHWH (35,9). Blijdschap en vreugde zullen hen begeleiden, voor kommer en gezucht is er in Sion geen plaats meer (35,8-10; Jes. 33,24). Een hoopvol visioen om vanuit te leven!
De steppe zal bloeien, de steppe zal lachen en juichen.
De rotsen die staan vanaf de dagen der schepping
staan vol water, maar dicht de rotsen gaan open.
Het water zal stromen het water zal tintelen, stralen,
dorstigen komen en drinken. De steppe zal drinken.
De steppe zal drinken, de steppe zal bloeien,
de steppe zal lachen en juichen.
(Huub Oosterhuis, Liedboek 608: 1)
Evangelielezing: Marcus 7,31-37
Tegen de achtergrond van de opmonterende woorden die de profeet Jesaja (35) sprak tot de ballingen, horen wij nu over de ontmoeting tussen Jezus en een dove die gebrekkig sprak. Jezus leeft vanuit de Blijde Boodschap van Tora en Profeten. Terwijl het volk gebukt gaat onder de Romeinse overheersing, laat Hij zien dat God de Bevrijder is. Dat is zijn programma, daarvan legt zijn naam, Jezus – De Barmhartige bevrijdt – getuigenis af. Van Godswege heeft Jezus de opdracht gekregen om zijn zoon (Ex. 4,23), de man naar Gods hart (Jes. 42,1) te zijn. Toegerust met Gods Geest moet Jezus de tegenspeler van de satan zijn, opdat er leven is voor Gods mensen (Mar. 1,9-13). Hij verkondigt Gods Blijde Boodschap: ‘de beslissende tijd is aangebroken, de heerschappij van God is nabijgekomen; keer je om en vertrouw je toe aan de Blijde Boodschap!’ (Mar. 1,15). In contact met Jezus worden mensen herschapen en bevrijd uit hun vervreemding. Zonde en ziekte hebben niet het laatste woord (Mar. 1,34).
Nadat een Syro-Fenicische vrouw de ogen van Jezus geopend heeft dat Gods boodschap niet alleen voor Joden bestemd is, maar ook voor alle mensen (Mar. 7,24-30), gaat de ‘bekeerde’ Jezus naar het heidense Dekapolis. Mensen die zich door de ellende van een dove man hebben laten raken, brengen hem bij Jezus. Zij smeken Jezus om deze dove man de hand op te leggen (7,32; Mar. 6,5).
Jezus zondert zich met deze man, die door zijn ziekte zeer beperkt is in zijn mogelijkheden tot communicatie, af. Hij bekommert zich om deze man in nood. Hij geeft alle aandacht aan deze unieke mens, daar wil Hij het volk niet bij hebben. Hij is geen showman. Jezus doet meer dan waar men om gevraagd heeft (hand op leggen). Hij ziet een mens die een ziekte heeft. Hij steekt zijn vingers in de oren van de dove en raakt met speeksel zijn tong aan (volgens de mensen in Dekapolis heeft nuchter speeksel genezende kracht). Geeft Jezus een tongkus aan de gebrekkig sprekende?! Met een diepe zucht doet Jezus een indringende appel op God in de hemel. Dan pas spreekt Hij de man toe: Effata! (Ga open! letterlijk: word geopend door God).
De oren van de dove worden geopend door de Barmhartige en de band van de tong van de man die moeilijk sprak, wordt losgemaakt door de Barmhartige (Jes. 29,18; 32,4). Dankzij God werkt Jezus’ krachtdadig gebaar en woord bevrijdend. De man kan weer horen en spreken; hij kan weer communiceren, en dat is van levensbelang.
Hij laat zich door Jezus er niet van afhouden van deze vreugdevolle dubbele genezing te getuigen. Het goede gerucht dat over Jezus’ optreden de ronde doet is niet meer tegen te houden. Hij is de wijsheid in persoon die de monden van stommen opent en de tongen van de onmondigen helder laat klinken (Wijsh. 10,21). De genezen man hoort er weer helemaal bij. Hij kan weer zelf Gods woord horen (7,35v).
Het volk erkent dat God de man herschapen heeft, dat hij van dood levend is geworden. In de genezing van deze man komt aan het licht waar het God in den beginne om begonnen is: volop leven voor de mens-in-meervoud, in zijn beeld geschapen en op Hem gelijkend: tof tof!
(Gen. 1,31). De droom van Jesaja is opnieuw werkelijkheid geworden: Dan worden de oren van doven ontsloten, de mond van stommen zal jubelen! (7,37; Jes. 35,5v). Het messiaanse rijk is aangebroken, Gods toekomst van gerechtigheid en vrede voor allen komt naderbij (7,37).
Inderdaad: heeft God niet juist hen die naar wereldse maatstaven arm zijn, uitgekozen om rijk te zijn door het geloof en deel te krijgen aan het koninkrijk dat hij heeft beloofd aan wie hem liefhebben? (Jak. 2,5).
Hij die doven horen deed
hun eigen oren deed geloven
is zelf het woord dat waarheid spreekt:
het levend woord, de Zoon van God.
(Henk Jongerius, Liedboek 534: 4)
Literatuur
D.van den Akker SJ, Ga anders denken. Jezus leren kennen door de bril van Markus, Berne 2020.
A. Groeneveld (e.a., red), Doorns Evangelie. Marcus opnieuw, Utrecht 2014, 79-81
A. Heschel, De Profeten, Vught 2013
J. Hulshof, Zondag aan de rivier, Baarn 2018
H. Lammers, ‘Have you not read this scripture? Memory Variation and Context-Based Modification in the Old Testament Quotations in the Gospel of Mark, z.p. 2021.
G. Van Oyen, Marcus mee maken, Leuven 2006
Paus Franciscus, Fratelli tutti, Brussel 2020
J. Smit, Het verhaal van Marcus, KBS 2001
Moge het gedenken van mijn medebroeder en leermeester Arie Wester OFM (1939-2020) ons tot zegen zijn!
Preekvoorbeeld
De lezingen van vandaag zijn zo gekozen, dat eigenlijk heel snel te zeggen is waar ze om draaien. Eén van de beloften uit de profetie van Jesaja, de Eerste Lezing, luidde: de oren van doven zullen geopend worden. In het Evangelie wordt verteld hoe die belofte wordt vervuld: Jezus geneest iemand die doof is en niet kan spreken. De conclusie kan alleen maar zijn: Jezus is de vervuller van Gods belofte.
Zo eenvoudig is dat. Zo waar is dat. Toch, dit is niet alleen te kort als preek voor vandaag. Als wij zo snel naar deze conclusie toe hollen, doen wij ook tekort aan dit evangelie. Wij snellen dan langs andere punten daaruit heen. Punten die ons zoveel duidelijk kunnen maken over hoe Jezus Gods belofte waarmaakt; over hoe dat in zijn werk gaat, en over hoe wij mensen van de belofte kunnen zijn. Daarom loop ik het Evangelie van vandaag maar eens heel nauwkeurig na.
Jezus bevindt zich in Dekapolis. Dat is een streek grotendeels buiten Palestina. Joden wonen daar nauwelijks. Kennelijk is Jezus niet eenkennig. Hij gunt Gods zegeningen ook aan vreemden, want God is niet eenkennig met zijn zegeningen. Die zijn er ook voor wie Hem niet kennen, niet in Hem geloven. Voor ons betekent dit dat wij er goed aan doen om als wij geloven en hopen op de vervulling van Gods beloften van heil en zegen evenmin eenkennig zijn. Wij doen er goed aan er in onszelf ruimte voor te maken om ons er ook over te kunnen verheugen als Gods belofte wordt vervuld aan mensen van wie je het niet zou verwachten. Mensen die veel minder bidden of kerks zijn dan jij; veel minder oppassend leven dan jij; heel anders gelovig zijn dan jij of helemaal niet. Zulke mensen zijn niet uitgesloten van Gods heil en zegen. Ook als je in Dekapolis woont en van niets weet kun je gered worden.
Men brengt een doofstomme bij Jezus. Jezus heeft die man niet gezocht. Anderen brengen die bij Hem. Anderen hebben zich zijn lot aangetrokken en hem gebracht bij Jezus, van wie zij kennelijk hadden gehoord dat Hij zegenende en genezende handen had. Let wel, wij zijn bij heidenen in Dekapolis. Soms blijken wie niet geloven uiterst gevoelig voor hoe het er met de vervulling van Gods belofte aan toe gaat. Die vervulling is niet alleen iets om op te wachten en te hopen. Zij komt bij gratie van ons begaan zijn met wie de zegeningen van het leven moeten ontberen, van ons begaan zijn met elkaar wanneer het leven ons beproeft. Wanneer wij dat niet zijn, is er niets wat er op wijst dat wij hopen op de vervulling van Gods belofte. En als wij die niet verwachten, als wij daar niet op hopen, komt die vervulling niet en kan Jezus zich ook niet aan ons te kennen geven als degene de Gods beloften waarmaakt. Daarom is het een zegen dat, wanneer ons gelovig hopen en verwachten, ons begaan zijn met de noden van elkaar en van onze aarde te wensen overlaat, dan tenminste nog ongelovigen ons de weg naar Jezus banen door zich wel het lot van onze naasten en onze aarde aan te trekken. Zij verdienen bewondering en dankbaarheid. Zij wijzen ons de weg van het geloof.
Jezus neemt de man terzijde, buiten de kring van het volk. De vervulling van Gods belofte is geen show; niet iets om je aan te vergapen. Zo werkt Jezus niet. Hij huurt niet de rai af. Gods belofte is niet pas vervuld wanneer dat opzien baart. Wie alleen op opzienbarende dingen hoopt zou weleens voorbij kunnen gaan aan de bescheiden, maar o zo doeltreffende wijzen waarop door het geloof en de hoop van soms maar weinigen Gods beloften vervuld en mensen gezegend worden. De vervulling van Gods beloften is niet om uit te zenden door RTL of SBS, zelfs niet door de EO of KRO-NCRV of live-stream. De vervulling van Gods beloften is niet een show waarvan het interessant is om er in mee te doen of er bij te mogen zijn. Gods belofte wordt niet voor de show vervuld, maar voor wie het van niets anders meer te verwachten hebben dan van God en voor wie het bittere noodzaak is dat zij gezegend worden.
Jezus steekt zijn vingers in de man zijn oren en raakt zijn tong met speeksel aan. Jezus doet hier wat iedere dokter in zijn tijd gedaan zou hebben. Speeksel werd als genezend beschouwd, en een zieke plek moest om genezen te worden, worden betast en aangeraakt. Jezus maakt zijn oren schoon. Jezus begint dus met het gebruik maken van de gewone middelen die Hem ter beschikking staan. Ook ons staan heel gewone middelen ter beschikking om het leven voor elkaar goed te maken. Hopen op de vervulling van Gods beloften houdt ook in dat wij doen wat wij kunnen. Het naar de dokter gaan en het bidden om genezing, het scheiden van afval en het bidden om het behoud van de schepping zijn onderdelen van hetzelfde geloof en dezelfde hoop. Ook door naar de dokter te gaan of naar de glasbak geloof je in de vervulling van Gods belofte.
Dan slaat Jezus zijn ogen ten hemel. Hij doet wat Hij kan en dán wil Hij een bijzonder werktuig in Gods handen zijn. Hij zucht ervan. Gods zegen mogen bewerken kan een hele klus zijn en veel van een mens vragen. Een wonder doe je niet zomaar! Het zuchten onder het bidden om de vervulling van Gods beloften en om zijn zegen, de uitputting van dat het jouw krachten te boven gaat, kunnen er bij horen. Soms moeten wij daar doorheen om heil en zegen te vinden. Gebeuren er misschien zo weinig wonderen, omdat wij terugschrikken voor het zuchten en het steunen van ons geloof? Als wij werktuigen in Gods hand willen zijn, moeten wij over uithoudingsvermogen beschikken, en dat niet alleen in ons geloven en bidden, maar ook in ons volhouden van te werken aan een betere wereld.
Jezus verbiedt er over te spreken. Opnieuw: Jezus wil er niet mee op tv of in de rai. Gods belofte verkoopt zich niet via de ster-reclame. Wij zouden nog eens kunnen gaan denken dat je pas door God gezegend bent, als je net zo mooi, net zo gezond en jong en net zo gelukkig bent als volgens de reclame ideaal is. De belofte die Jezus vervult is er ook, juist, voor wie gedaante noch heerlijkheid hebben. Die horen er bij!
Maar als Gods belofte zich vervult, spreekt zich dat natuurlijk om. Dat kan zelfs Jezus niet tegenhouden. Wel valt het op dat wie de vervulling van Gods beloften verkondigen niet met zichzelf te koop lopen en niet met de zegeningen die hun ten deel gevallen zijn. Zij getuigen van Degene aan wie zij hun heil en zegen te danken hebben: alles heeft Hij welgedaan. Als er over de vervulling van Gods belofte gesproken wordt, dan vooral over degene die die belofte vervult.
Wat valt er van zo’n betrekkelijk kort evangelie veel te leren. Hopelijk bewijst het zijn dienst en maakt het ons tot mensen die weten hoe te hopen en te wachten op de vervulling van Gods belofte. Niet eenkennig, begaan met elkaar en met onze aarde, niet uit op interessantigheden maar bereid om te doen wat wij zelf kunnen doen, en bereid te getuigen van Hem aan wie wij het allemaal te danken hebben, de zegeningen van ons leven. Het zij zo, want dan kan het niet anders of Gods beloften worden tot in ons leven vervuld.
inleiding Henk M.J. Janssen OFM
preekvoorbeeld dr. Jan van den Eijnden OFM