- Versie
- Downloaden 82
- Bestandsgrootte 258.46 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 11 maart 2021
- Laatst geüpdatet 11 maart 2021
6 juni 2021
Sacramentsdag
Lezingen: Ex. 24,3-8; Ps. 116; Heb. 9,11-15; Mar. 14,12-16.22-26 (B-jaar)
Inleiding
Exodus 24,3-8
De eerste lezing betreft een tekst die volgt kort na de Tien Woorden van JHWH (Ex. 20,2-17). Direct na de Tien Woorden, die JHWH rechtstreeks tot Israël heeft gesproken (Ex. 20,1), volgen enkele hoofdstukken waarin deze Woorden tot in detail worden uitgewerkt en/of aangevuld (Ex. 20,19–23,33; 24,1v is de inleiding op 24,9vv). Deze aanvullende woorden heeft JHWH door bemiddeling van Mozes tot zijn volk gericht.
Onze tekst sluit die reeks aanvullende woorden af met de instemming van het volk dat het alle woorden die Mozes gesproken heeft, zal doen. Dan zet Mozes ze op schrift, waarop de ratificatie van dit verbond volgt.
De verzen 3-4a vermelden, kort samengevat, dat Mozes al deze woorden van JHWH – bedoeld zijn de aanvullende bepalingen of rechtsregels – aan het volk bekend maakt. Daarop zegt het volk met één stem, dat het alle woorden van JHWH zal doen; niets uitgezonderd. Let op de frequentie van het woord ‘al’ of ‘alle’. Wanneer het volk dat gezegd heeft schrijft Mozes al die woorden van JHWH op. Zo wordt het mondeling overeengekomen verbond schriftelijk vastgelegd in een Verbondsboek (v. 7) als een zichtbaar getuigenis van dit Verbond (4a) tussen JHWH en zijn volk.
De verzen 4b-8 beschrijven het ritueel waarmee het Verbond geratificeerd wordt. Het wordt in vers 4b ingeleid door Mozes die, als bemiddelaar tussen JHWH en het volk, een altaar bouwt om te offeren. Dit gebeurt onder aan de berg, zodat het volk op gepaste afstand blijft van de als overweldigend ervaren grootheid en majesteit van God (zie Ex. 20,18v). Ook stelt hij daarbij twaalf gedenkstenen op, als symbolische aanwezigheid van de twaalf stammen van Israël. Niet slechts zijn de toenmalige Israëlieten bedoeld, want die waren aanwezig bij dit offer, maar de stenen symboliseren ook alle toekomstige generaties Israëlieten uit de twaalf stammen.
Vervolgens, vers 5, laat Mozes jonge Israëlieten brand- en slachtoffers brengen van jonge stieren voor JHWH. Bij die offers neemt Mozes een helft van het bloed en doet die in schalen (voor het volk, zie v. 8). Met de andere helft besprenkelt hij eerst het altaar. Hoewel JHWH hier in vers 6 niet expliciet wordt genoemd mag men bij dit altaar of deze heilige plek een verwijzing zien naar de aanwezigheid van JHWH, de ene partner van het verbond.
In vers 7 volgt een ritueel rond het verbondsboek, waaruit Mozes voor hun oren d.w.z. hardop leest, en waarmee het volk opnieuw instemt: we zullen de woorden doen en we zullen ze horen of ter harte nemen. Het volk zal de woorden eerst en vooral doen, nog voor het ze gehoord of begrepen heeft (zie ook Deut. 5,27). Met deze herhaalde instemming stelt het volk zich als volwaardig verbondspartner op binnen dit verbondsritueel.
Vers 8a vervolgt het ritueel en nu besprenkelt Mozes met het bloed uit de schalen het volk, de andere verbondspartner (volgens de Joodse geleerde Abravanel besprenkelt Mozes hier de genoemde stenen, symbolen voor de twaalf stammen van het volk).
Vers 8b sluit het ritueel af met de plechtige formulering: ‘Dit is het bloed van het Verbond dat JHWH met jullie gesloten heeft, gebaseerd op al deze Woorden’. Met deze laatste rituele woorden is het Verbond geratificeerd of bezegeld.
Het lezen uit het Verbondsboek en de instemming van het volk in vers 7 staan centraal tussen of worden omlijst door de beide besprenkelingen met het bloed. In dit ritueel ligt het accent op de woorden van het Verbond. De besprenkeling met het bloed maakt zichtbaar, dat het door beide verbondspartners gedragen wordt.
Marcus 14,12-16.22-26
De evangelielezing over de instelling van de H. Eucharistie bestaat uit twee delen. Het is minder gelukkig, dat men de verzen Marcus 14,17-21 over de aankondiging van het verraad van Judas hier niet leest. De evangelist Marcus legt door zijn nauwgezette en sobere weergave van het gebeuren beslist andere dan feestelijke accenten. Hij componeert zijn evangelie met verhalen waar hij vaak andere teksten doorheen weeft als een soort schering en inslag. En als dan een draad ontbreekt…
In het eerste deel, de verzen 12-16, gaat alle aandacht naar de voorbereiding van de maaltijd volgens de joodse traditie: de sederviering.
Vers 12 plaatst die gebeurtenis direct in het teken van de avond van Pesach, waarbij de bevrijdende uittocht uit Egypte wordt herdacht. De verzen 13-16 schetsen op een sobere wijze de voorbereiding, die geheel volgens de aanwijzingen van Jezus verloopt. Twee leerlingen moeten de stad (Jeruzalem) in gaan en een zaal zoeken. Zij zullen een man met een kruik water aantreffen die naar een zaal gaat waar ze het Pesachmaal kunnen vieren. Daar moeten de leerlingen aan de heer van het huis vragen: ‘Waar is de eetzaal voor Mij waar Ik het Pesachmaal kan houden?’, een vraag die hier in de mond van Jezus wordt gelegd. Vers 14 is bijna een exacte weergave van de vraag van de leerlingen aan Jezus in vers 12: ‘Waar wilt Gij dat we voorbereidselen treffen zodat Gij het Pesachmaal kunt houden?’ De leerlingen gaan naar buiten en vinden, inderdaad, zoals Jezus gezegd had, de man die hen voorgaat. In de zaal bereiden de leerlingen het Pesachmaal voor. De beide vragen in vers 12 en 14 alsook de vermelding, dat deze voorbereiding precies volgens Jezus’ woord geschiedt, geven Jezus al een centrale rol in de voorbereiding van deze sederviering.
Het verhaal over de man met de kruik, vers 13, is een wat bijzonder verhaal. Het lijkt te gaan om een willekeurige dienaar die blijkbaar de weg wijst naar de zaal voor het Pesachmaal.
Daarna volgt in de Bijbel de passage over de aankondiging van het verraad van Judas (Mar. 14,17-21) die in onze perikoop is weggelaten. Het is noodzakelijk om juist hier te letten op een andere lijn die Marcus door dit Pesachmaal weeft en die naar (de aankondiging van) het lijden en de dood van Jezus verwijzen. Die andere lijn betreft eerder al de verzen Marcus 14,1v en 10v, waarin verhaald wordt over de voorbereidingen van de overpriesters en schriftgeleerden én van Judas om Jezus over te leveren. Ook de tekst van Marcus 14,3-9 wijst op de dood (begrafenis) van Jezus. In de verzen 17-21 wijst Jezus zelf erop, dat één van zijn leerlingen hem zal overleveren. En dat het voor zo iemand beter was niet geboren te zijn.
De ‘voorbereidingen’ van de autoriteiten én Judas om Jezus over te leveren staan in een schril contrast met de voorbereiding van de sederviering door de andere leerlingen en de dienaar met de kruik water.
Bovendien zal niet alleen zijn leerling Judas, ‘één die met hem in de schotel doopt’, Jezus verlaten en verraden (zie ook Ps. 41,10; 55,13vv), maar uiteindelijk zullen alle leerlingen in de nacht waarin Jezus wordt overgeleverd hem in de steek laten en vluchten (Mar. 14,50). Op deze manier schetst Marcus de achtergrond bij de maaltijd in de verzen 22-26 en geeft hij de sedermaaltijd van Jezus en zijn leerlingen een andere wending.
In het tweede deel van onze perikoop is de avond van het Pesachmaal begonnen. Met vers 22 herneemt Marcus het begin van vers 18 en beschrijft hij de sedermaaltijd, die begonnen wordt met de zegening van het brood, hier door Jezus uitgesproken.
Maar Marcus voegt aan deze zegening een van de sedermaaltijd afwijkend woord toe: ‘Dit is mijn Lichaam’ (v. 22).
Daarna volgt de zegening over de beker met wijn. ‘Zij dronken allen daaruit’, vers 23, roept nog het beeld op van de grote eensgezindheid van alle leerlingen met Jezus. Mogelijk verwijst het naar de eensgezindheid bij het sluiten van het verbond tussen God en zijn volk in Exodus 24,3. Of ligt er al een verwijzing naar het medeschuldig zijn aan het verraad van Jezus, wanneer alle leerlingen Jezus achterlaten (Mar. 14,50)?
En opnieuw volgt een toevoeging: ‘Dit is mijn Bloed van het Verbond, dat vergoten wordt voor velen’ (v. 24). ‘Dit is mijn Bloed’ refereert direct aan Exodus 24,7 aan de bezegeling van het Verbond van JHWH met zijn volk. Het tweede deel van vers 24 verwijst naar Jezus, die onschuldig ter dood zal worden gebracht, maar dit gebeurt voor de velen die in hem geloven.
Met de beide toevoegingen gaat de evangelist verder op de lijn van lijden en dood, in gang gezet door Judas en de autoriteiten. Brood en wijn verwijzen nu naar het Lichaam en Bloed van Jezus, naar Jezus zelf. Hier verbindt Marcus aan de sedermaaltijd, waarin de bevrijdende uittocht uit de slavernij van Egypte herdacht wordt, het verbondsritueel bij de berg Sinai; en hij plaatst Jezus zelf centraal in deze maaltijd.
Anders gezegd: Jezus wordt de centrale persoon, de Middelaar, in het Verbond van God met zijn volk, en zijn terechtstelling wordt hier al geduid als een gave van Jezus zelf voor de velen die in hem geloven.
De woorden in vers 25 geven nog explicieter aan, dat het lijden en de dood van Jezus zeer nabij zijn. Maar ze lopen ook vooruit op de verrijzenis van Jezus, wanneer hij zal zijn opgenomen in het Koninkrijk van God.
Tot slot, na het drinken van de beker wijn, wordt de sedermaaltijd beëindigd met de lofzang, het zingen van de Psalmen 115–118. Daarna gaan Jezus en zijn leerlingen naar de olijfberg (Getsemane), waar het drama rond Jezus’ lijden en dood een aanvang zal nemen.
Zo bezien lijkt deze evangelielezing een somber einde te hebben. Of valt er, dichtbij de tekst van Marcus blijvend, meer over te zeggen?
Belangrijk zijn de woorden van Jezus: ‘Mijn brood, … brak het en gaf het hun…’ en: ‘… de beker van Mijn Bloed, …reikte Hij hun die toe.’ Wanneer gelovigen in de H. Eucharistie deze woorden van Jezus gedenken, dan is dat een herinnering aan Jezus zelf die zijn dood niet als een einde ziet, maar als een gave, een bevrijdende verlossing, waardoor hij in het Koninkrijk van God zal delen. Dit herinneren houdt ook een uitnodiging of aansporing in voor de gelovigen om zichzelf te geven, zichzelf in te zetten voor de naasten. En daardoor, ondanks lijden en dood, te geloven in of vertrouwen te mogen hebben op datzelfde Koninkrijk van God.
Preekvoorbeeld
Bloedbroeders
De tekst uit Exodus volgt op het ontvangen van de Tien Geboden. Een belangrijk moment in de bijbelse geschiedenis, tien regels lijken weinig, maar ze omvatten het hele leven.
Mozes laat zien dat het uitvaardigen van regels een organisch proces is; van luisteren, spreken, schrijven, er een nachtje over slapen, nogmaals luisteren en ten slotte beamen.
Het maken van regels of richtlijnen heeft pas zin wanneer deze breed gedragen worden. Het is niet alleen ‘ja en amen zeggen’ of ‘het ene oor in en het andere oor uit’. De regels moeten doorsijpelen naar het hart, worden geïncorporeerd; waarna ze handen en voeten krijgen in het dagelijkse doen en laten. Het verbond wordt een deel van ons dat we zullen doorgeven. De leefregels zijn als bloed dat door onze aderen stroomt, van levensbelang.
Het overbrengen van de Tien Geboden is de bezegeling van de weg die God met zijn volk is gegaan toen hij hen bevrijdde uit het slavenhuis Egypte. God openbaart zich als een bevrijdende God. Maar bevrijding en gebod gaan hand in hand in het verbond dat God met de mensen sluit. Een verbond dat meer is dan woorden die verwaaien in de wind of verbleken als inkt op papier, het is een verbond van vlees en bloed.
Wanneer mensen een bijzondere band of vriendschap hebben, zonder dat ze familie van elkaar zijn, spreken we van bloedbroeders. Zou Mozes met zijn ‘bloed van het verbond’ ook zo een duurzame verwantschap tussen mensen hebben willen aanduiden? Een bloedlijn is duurzamer dan inkt op papier of letters die in stenen tafelen worden gekrast. De stenen van het altaar verwijzen naar de 12 stammen, het zijn levende stenen die staan voor mensen, families; Gods hele volk. Zo blijft het verbond levend en verbindt het mensen met elkaar als een familie. Opdat we elkaar behandelen alsof we broeders en zusters zijn: van hetzelfde vlees en bloed zijn.
Fratelli Tutti
Inclusieve verbondenheid is ook het thema van de laatste encycliek van Paus Franciscus Fratelli Tutti: allemaal broeders en zusters. Rechtvaardigheid, het algemeen goed, de waardigheid van iedere mens en het bevorderen van de vrede in de wereld staan in deze encycliek centraal. Het is een oproep om oog te hebben voor de armen en de vluchtelingen.
Solidariteit tussen mensen is als een familieband omdat broeders en zusters je worden gegeven. In tegenstelling tot je vrienden, kies je je familie niet uit. Deze relatie is onvoorwaardelijk, kent verantwoordelijkheden en berust niet op persoonlijke voorkeuren. Dat betekent niet dat mensen elkaar niet mogen bekritiseren, want binnen een dialoog is er altijd ruimte voor verzoening en wederzijdse ontwikkeling. Volgens paus Franciscus vraagt Jezus ons om naaste te worden van iedereen en niet alleen van de mensen die dichtbij ons staan.
https://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=7800
Het ‘hoogste offer’
Het is vaak verrijkend om met mensen in contact te komen die juist anders zijn dan wij. Zeker als je een tijdje intensief met elkaar optrekt, zoals bijvoorbeeld collega’s, reisgenoten of teamgenoten. Ik zie hiervan mooie voorbeelden in mijn werk als aalmoezenier binnen de krijgsmacht. De band tussen collega’s gaat daar dieper dan op de meeste werkplekken omdat militairen gebroederlijk samen in het veld liggen en uit hetzelfde blik eten. Militaire collega’s heten dan ook ‘buddy’s’ of ‘van rijkswege verstrekte familie’. Broederschap tussen militairen geeft een lotsverbondenheid waarbij je voor elkaars veiligheid moet instaan. Kameraadschap is de basis waarop militairen in staat zijn hun moeilijke werk te doen en vol te houden. Zo leggen militairen hun levens in elkaars handen. Want in het ergste geval kunnen militairen ‘het hoogste offer’ brengen. Het bevorderen van de vrede wordt helaas nog niet uitsluitend met wetten en regels bevestigd, maar vraagt ook vandaag mensenoffers.
Wie is mijn naaste?
Het idee om een verbond of overeenkomst te bezegelen met bloed, doet ons griezelen. Toch stelt het de vraag naar de papieren werkelijkheid waarin wij leven. Waarbij een digitaal proces over mensen heen kan walsen. Zoals bijvoorbeeld de belastingdienst met de toeslagenaffaire 20.000 kwetsbare gezinnen in grote problemen bracht. Mensen werden niet gezien als broeders en zusters die recht hadden op een steuntje in de rug, maar als potentiële fraudeurs en schuldenaren. ‘Het systeem’ is verantwoordelijk en dit kan niet ‘luisteren, vragen, schrijven en er nog eens een nachtje over slapen’, zoals Mozes deed toen hij het verbond bezegelde.
Mozes kiest voor zijn brandoffer jonge stieren. Niet een manier waarop we tegenwoordig een wet willen bekrachtigen. Maar het betekent wel dat de sterke dieren de zware lasten moeten dragen. Misschien zegt Mozes hiermee dat hij zich realiseert dat regels pijn kunnen doen. Maar we moeten niet vergeten dat niet de regels het verbond maken, maar mensen.
En soms komen mensen tussen de radars van het systeem, worden verraden of geslachtofferd. Dit overkwam ook Jezus.
Jezus werd verraden door zijn goede vriend Judas. Terwijl zij aten uit dezelfde schaal en dronken uit dezelfde beker. In het leger hebben we hier een woord voor: ‘een matennaaier’. Verraad door iemand uit de eigen groep is pijnlijk. Het stelt de vraag wie we eigenlijk wel of niet tot onze eigen groep kunnen rekenen. Het verraad van Judas leert dat een goede vriend je kan beschadigen. Paus Franciscus leert ons in zijn encycliek Fratelli Tutti dat juist de vreemdeling onze naaste is. Het is de centrale vraag van het Evangelie: ‘Wie is mijn naaste?’
Schenkend offer
In het Oude Testament offert Mozes stieren voor het bloed van het verbond. In het Evangelie spreekt Marcus over het Pesachlam dat wordt geslacht om de bevrijding uit Egypte te herdenken. Maar waar het werkelijk om gaat, is het offer dat Jezus brengt om het altijddurend verbond tussen God en mensen te bevestigen. Jezus is geen passief offer zoals de offerdieren. Jezus heeft zichzelf gegeven. Een actieve en schenkende daad uit liefde voor ons: een gave van bevrijding en verlossing.
In het Marcusevangelie zoeken de leerlingen een plek voor het Pesachmaal. Jezus zegt hen een man te volgen die een kruik water draagt. Water kunnen we gebruiken om bij de wijn te doen. Wanneer we tot een dialoog, verzoening of mild oordeel willen komen. Om regels te verdunnen en aan te passen aan de menselijke maat.
Of is de kruik water bedoeld om de handen in onschuld te wassen? Zoals Pilatus doet na de veroordeling van Jezus. Omdat hij de verantwoordelijkheid voor de kruisdood van Jezus bij het volk wil leggen. Het is zwaar om verantwoordelijkheid te dragen voor dingen die fout gaan, het lijkt dan makkelijker om de regels de schuld te geven.
Water bij de wijn verwijst ook naar de menselijke natuur van Jezus. Wanneer we de eucharistie vieren komen water en wijn bij elkaar. De goddelijke en de menselijke natuur zijn eenmaal gemengd onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Jezus’ offer als daad van verlossing, gedenken we wanneer we de eucharistie vieren en dank zeggen voor zijn offer uit overgave en liefde. Zo heeft Jezus laten zien dat hij op ultieme wijze de naaste is van ieder van ons. Een daad die om navolging vraagt, door voor elkaar een onvoorwaardelijke naaste te zijn. Door samen te eten uit dezelfde schaal, verbonden als familie; allemaal broeders en zusters. Vanuit dit geloof vieren wij het sacrament van de eucharistie; totdat we samen drinken van de wijnstok in het koninkrijk van God.
inleiding Wim van Stiphout
preekvoorbeeld drs. Sanneke Brouwers