- Versie
- Downloaden 99
- Bestandsgrootte 172.94 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 2 april 2020
- Laatst geüpdatet 18 januari 2021
3 mei 2020
Vierde zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 2,14a en 36-41; Ps. 23; 1 Petr. 2,20b-25; Joh. 10,1-10 (A-jaar)
Inleiding
JHWH is mijn herder,
ik kom niets te kort.
(Ps. 23,1)
Op deze vierde zondag van Pasen is het Roepingenzondag, zondag van de Goede Herder.
Maar het evangelie over de Goede Herder (Joh. 10,11-18) wordt vandaag niet gelezen, maar op de vierde zondag van Pasen in het B-jaar.
Schriftlezing uit de Handelingen: Handelingen 2,14-40
De evangelist Lucas heeft een boekrol geschreven in twee delen: het Evangelie en de Handelingen van de Apostelen. Deze twee delen horen bij elkaar en zijn ook lange tijd als één doorlopend verhaal doorgegeven. Het is spannend om na het evangelie meteen door te lezen in de Handelingen en te ontdekken dat Lucas op een creatieve wijze de opstanding en de tenhemelopneming van Jezus op verschillende manieren interpreteert. Pas bij de samenstelling van de christelijke Bijbel in de vierde eeuw, zijn het Evangelie en de Handelingen ontkoppeld; ook in de Nieuwe Bijbelvertaling (2004) is het niet gelukt om het Evangelie en de Handelingen weer samen te voegen.
In het eerste boek van Lucas gaat de blijde boodschap van Jezus Christus van Nazaret in Galilea van de heidenen naar Jeruzalem (het religieuze centrum van de joden) in Judea.
Zijn tweede boek is het verhaal van een serie bewegingen. Al deze dynamische ontwikkelingen die ervoor zorgen dat de blijde boodschap van Jezus Christus in een korte tijd vanuit Jeruzalem ook in Rome verkondigd wordt aan joden en heidenen, ontspringen aan de kracht van de heilige Geest. Dankzij de Geest kunnen Petrus en de andere leerlingen, Stefanus, Filippus en Paulus, getuigen zijn van Jezus Christus. Handelingen van de Apostelen wordt dan ook wel het Evangelie van de Geest genoemd.
Op de zondagen tussen Pasen en Pinksteren geeft het lezingenrooster helaas geen lezingen uit Tora & Profeten aan (ondanks het feit dat de vreemdeling/Jezus Christus aan de hand van Tora & Profeten het leven, de dood en opstanding van Jezus duidt (Luc. 24,25v.44-47). Gelukkig maakt Petrus in zijn preek wel gebruik van de profeet Joël en is de antwoordpsalm Psalm 23.
Tijdens het Wekenfeest (Sjavoe’ot) in Jeruzalem houdt Petrus zijn tweede toespraak. Door de beschuldiging van sommige mensen dat de apostelen dronken zijn (2,1-13) voelt Petrus zich uitgedaagd om het woord te nemen. Voor de Joodse inwoners van Jeruzalem duidt Petrus aan de hand van de profeet Joël (3,1-15) wat er op dit Pinksterfeest gebeurd is. God heeft zijn Geest uitgegoten over alle mensen en de Twaalf verkondigen Gods grote daden in vele talen: Ieder die de naam van de Heer aanroept zal gered worden.
De woorden van Joël past Petrus toe op Jezus van Nazaret. Hij is de door God gezondene. De Israëlieten hebben hem door heidenen laten kruisigen en vermoorden, maar God is hem trouw gebleven en heeft hem tot leven gewekt: Hij werd voor ons gekruisigd, Hij heeft geleden onder Pontius Pilatus en is begraven. Hij is verrezen op de derde dag, volgens de Schriften (Credo; 2,15-23; Ps. 116,3.6).
Aan de hand van de woorden van ‘aartsvader’ David (Ps. 16) maakt Petrus duidelijk dat aan de macht van de dood over Jezus een einde is gekomen en dat hij de weg naar het leven is gegaan. Met een profetische blik heeft David de opstanding van de Messias voorzien. Petrus en de andere leerlingen getuigen met hart en ziel dat Jezus door de Getrouwe tot leven is gewekt. Hij is niet overgeleverd aan het dodenrijk, maar is door God verheven, hij zit aan Gods rechterhand en heeft van de Vader de heilige Geest, de beloofde, ontvangen. Deze Geest is op Petrus en op de andere leerlingen neergedaald. Zij zijn dus niet dronken, maar vol van de heilige Geest: Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot de Heer en Messias is aangesteld! (2,23-36; Ps. 110,1).
De verkondiging van Petrus is bij de Joodse hoorders goed aangekomen. Zij vragen aan Petrus en de andere apostelen: Wat moeten we doen, broeders? (2,37). Petrus roept hen op zich om te keren en op de naam van Jezus Christus zich te laten dopen. Dan zullen zij vergeving van zonden krijgen en de heilige Geest rijkelijk ontvangen. Petrus’ oproep geldt ook voor allen die ver weg zijn, want God roept iedereen. (2,38-41)
Petrus blijkt een inspirerende verkondiger te zijn, die de blijde boodschap van Tora & Profeten tot leven brengt en op een aansprekende wijze toepast op Jezus Christus. Hij heeft succes: zo’n drieduizend mensen beamen de verkondiging van Petrus en laten zich dopen (vgl. Hand. 8,26-40).
Zij blijven trouw aan het onderricht (didachè) van de apostelen, vormen met elkaar een solidaire gemeenschap (koinoonia), breken het brood (eucharistia) en bidden vol toewijding. Een leven-in-de-geest van de geloofsgemeenschap.
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘Petrus de verkondiger’ (Handelingen 1,1–6,7), in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Steenrots en struikelblok, Vught 2017, 60-73
Antwoordpsalm 23
Psalm 23 past goed bij de Zondag van de Goede Herder en dus bij roepingenzondag. In de Schrift is de God van Abraham en van Sara dé Herder. Als een herder weidt hij zijn kudde: zijn arm brengt de lammeren bijeen, hij koestert ze, en zorgzaam leidt hij de ooien (Jes. 40,11; vgl. 49,9v; Ps. 78,52v). Volgens Psalm 23 zorgt Gods herderschap ervoor dat de Israëliet/Israël niets te kort komt, volop kan leven. Hij heeft hart voor zijn kudde en staat er met zijn leven borg voor. Hij is ook een goede gastheer en kok. De herder verwent de bidder, het geluk kan niet op (Jes. 25,6). Kortom: God is een ideale herder (23,6). Wanneer hij leiders zoekt voor zijn volk, heeft hij een voorkeur voor herders: Abraham (Gen. 12), Mozes (Ex. 3), David (1 Sam. 16), Amos (Am. 1,1v; 7,10-17). Jezus noemt zichzelf Ik ben.. de goede herder (Joh. 10,11-18; 6,1-15).
Psalm 23 is een van de populairste psalmen die met name vaak gebeden en gezongen wordt ter bemoediging tijdens een avondwake of rouwviering. Door de liturgische context van afscheid nemen van een dierbare dode, geeft de psalm uitzicht op ‘de plaats’ waar de overledene voor eeuwig geborgen is; in vrede bij God, de herder, en daarom zal de dode niets te kort komen.
Deze toepassing heeft goede papieren, maar de psalmist bezingt God als herder met het oog op het goede leven op onze zuster moeder aarde (geloof in de opstanding bestond toen nog niet). Het gaat om een ge-aarde spiritualiteit.
Lezing uit de brieven: 1 Petrus 2,4-9
Zie: P. van Veldhuizen, ‘In de wereld staan. De eerste brief van Petrus’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Steenrots en struikelblok. Petrus in de Evangelies, Handelingen en brieven, Vught 2017, 94-103.
Evangelielezing: Johannes 10,1-10
In Exodus 3,14 maakt jhwh aan Mozes zijn Naam bekend: Ik zal zijn die Ik zal zijn, Ik ben met jou/jullie. Verhalenderwijs komt jhwh aan het licht in levensverhalen van mensen. Heel de Schrift legt hiervan getuigenis af. In het evangelie volgens Johannes spelt Jezus dé Naam van jhwh en past hem op zichzelf toe in de zeven Ik-ben-woorden of Messiaanse ikonen (Maria de Groot). Deze Ik-ben-woorden verrijken elkaar:
1) Ik ben… het brood (6,35);
2) Ik ben… het licht (8,12);
3) Ik ben… de deur (10,7);
4) Ik ben… de goede herder (10,11);
5) Ik ben… de opstanding (11,25);
6) Ik ben… de weg (14,6);
7) Ik ben… de ware wijnstok (15,1).
Wat de goede herder doet komt aan het licht in de andere zes ikonen.
In onze perikoop, waarin het over een herder en zijn schapen gaat, spelt Jezus dé Naam van jhwh met Ik-ben-de-deur (10,7.9). De herder kent zijn eigen schapen bij hun naam en (bege)leidt hen naar buiten; de schapen kennen zijn stem en volgen hem. De stem van een vreemde (her)kennen zij niet. Deze dieven en rovers, die erop uit zijn om te roven en te slachten volgen de schapen niet. Een integere herder gaat niet stiekem de schaapskooi in, maar door de ingang die de bewaker voor hem vrijmaakt. De herder en de schapen kennen elkaar, hij komt voor zijn kudde op: Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid! (10,10).
Jezus identificeert zich met jhwh, de goede herder, en ontmaskert de slechte herders die zichzelf weiden en niet goed voor hun schapen zorgen (vgl. Ezech. 34,1-31): Ik, God, zal de herders straffen en mijn schapen opeisen. Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen (Ezech. 34,10vv). Jezus vat zijn herderschap samen met: Ik ben de deur voor de schapen (10,7.9). Een deur die de schapen in de schaapskooi beschermt tegen rovers en wilde dieren, maar die ook naar buiten open kan om op grazige weiden te kunnen weiden. Ik ben…de deur: wanneer iemand door mij binnenkomt, zal hij gered worden; hij zal in en uit lopen, en hij zal weidegrond vinden (10,9).
Literatuur
G.P. Freeman & H. Janssen, ‘Handelingen van de Apostelen, Wereldwijd’, in: De Bijbel spiritueel, Zoetermeer 2004, 607-114
- de Groot, Messiaanse ikonen, Kampen
- Hulshof, Zondag aan de rivier. Stilstaan bij evangelieteksten, Baarn 2018, 68-69
- Janssen ofm, ‘Psalm 22 en 23 – De Goede Herder’, in: H. Janssen & K. Touwen, Rouwvieringen. Exegese en preken, Vught 2011, 38-40
- Janssen ofm, ‘Petrus in de Handelingen van de Apostelen. Petrus de verkondiger’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Steenrots en struikelblok. Petrus in de Evangelies, Handelingen en brieven, Vught 2017, 64-65
- Janssen ofm, ‘Psalm 23: Een pastorale Psalm’, in: Franciscaans Leven 2019/6
Preekvoorbeeld
Het beeld van Jezus als de goede herder is een van de allerbekendste die we hebben. Er is zelfs een zondag naar genoemd: zondag van de Goede Herder, vandaag. Jezus is als de herder die voor zijn schapen zorgt. In de psalm die we vandaag lezen, wordt het beeld van de herder ook voor God zelf gebruikt. We voelen ons erbij thuis, erdoor beschermd. Niet voor niets is Psalm 23 een van de meest geliefde psalmen en wordt die in allerlei toonaarden gezongen.
Het beeld van de herder wordt ook door de volgelingen van Jezus opgenomen. U weet dat het woord ‘pastor’ of ‘pastoor’ herder betekent. Wie Jezus wil navolgen, laat zich inspireren door de zorg die hij had voor de mensen om hem heen, als een herder voor zijn schapen. Leiderschap binnen de christelijke gemeenschap is geïnspireerd op dat beeld van de herder. In de lezing van vandaag worden bijna achteloos een paar kenmerken van goed leiderschap gegeven, maar ze zijn de moeite waard om even bij stil te staan.
Allereerst kiest een goede leider de deur om bij zijn schapen te komen. Hij neemt geen omwegen, klimt niet achterbaks over de omheining. De schapen weten wat ze aan hem hebben. Ze herkennen dan ook zijn stem. Daarnaast kent de herder de schapen bij naam. Hij heeft een persoonlijke relatie met degenen voor wie hij verantwoordelijk is. Ze interesseren hem, hij is begaan met hun lief en leed. Niet alleen de schapen herkennen hun herder, de herder ook zijn schapen. Ten slotte trekt de herder voor de schapen uit naar buiten. Hij brengt hen in beweging, maakt de horizon wijder, zoekt met hen nieuwe perspectieven, grazige weiden.
Deze kenmerken van goed leiderschap zijn niet alleen binnen de christelijke gemeenschap van betekenis, maar kunnen ook in iedere andere situatie inspireren.
Maar de lezing van vandaag wil meer aan ons vertellen dan alleen deze nuttige en misschien zelfs inspirerende tips over hoe we in onze organisaties leiding kunnen geven. De tekst is ook eigenlijk wel een beetje raadselachtig. Wat dacht u van dat zinnetje halverwege de lezing: ‘In deze versluierende taal sprak Jezus hen toe, maar ze begrepen niet wat hij hun te zeggen had’? Waarom begrepen de toehoorders niet wat wij in enkele eenvoudige stappen vertalen in waardevolle aanwijzingen voor goed leiderschap? Ook zou je enigszins kunnen schrikken van de wat harde en agressieve bewoordingen die Jezus gebruikt om te spreken over slechte leiders. Dat zijn dieven en rovers die alleen komen om te slachten en te vernietigen. Waarom oordeelt hij zo hard over hen?
Het moet wel betekenen dat dit verhaal over Jezus niet geboren is in een ambiance van trainers, organisatiedeskundigen en cursisten zoals wij die zo goed kennen, maar in een omgeving waarin de conflicten hoog opliepen. Als we aan het verloop van Jezus’ eigen leven denken, kunnen we ons daar wel iets bij voorstellen. En dat geldt zeker ook voor de eerste christelijke gemeenschappen, waar dit evangelieverhaal voor het eerst werd opgeschreven. Er waren leiders die uit waren op de dood van Jezus en, iets later, die de gemeenschappen van de volgelingen van Jezus de nek wilden omdraaien. Het is hard om hard, lijkt het wel.
Nu wordt het nog interessanter om naar Jezus’ aanwijzingen voor goed leiderschap te kijken. Een herder blijft rechtdoorzee. Als zijn tegenstanders vuile tactieken kiezen, over de muur klimmen, blijft de goede leider door de deur komen. Eerlijkheid duurt het langst, is het enige dat overtuigt. Als je je laat meeslepen door het valse spel van de anderen, ga je verloren, dan herkennen de mensen om wie het je gaat je op een gegeven moment niet meer, je verliest je gezag.
Voor een goede leider blijft het gaan om de mensen die aan hem zijn toevertrouwd. Hij kent ze bij de naam. Hij verliest zich niet in ‘de zaak’, in de idealen die verdedigd moeten worden en waaraan de mensen onderschikt gemaakt moeten worden.
En een goede herder blijft naar buiten trekken. Hij verschanst zich niet in de schaapskooi. Hij blijft ook geloven dat het mogelijk is om de groene weiden te bereiken, om die samen met de schapen te zoeken. Het conflict en de tegenstand, ze zijn niet alles bepalend.
Nu is er nog een laatste beeld in het evangelie van vandaag waar we bij stil moeten staan. Misschien is dat wel het meest verrassende. Zijn we gewend aan het beeld van de herder voor Jezus en proberen we ons daar ook door te laten inspireren, dan zegt Jezus opeens: ‘Ik ben de deur voor de schapen.’ Hij blijkt in deze evangelietekst helemaal niet te zeggen dat hij de goede herder is, maar de deur, waardoor ook de herder de schaapskooi in- en uitging.
Laten we eerst vaststellen dat het hier niet om of-of gaat. In een andere lezing, die welke direct op de evangelietekst van vandaag volgt, zegt Jezus wel degelijk: ‘Ik ben de goede herder.’ In ons geloof gaan veel beelden samen op. Het ene sluit het andere niet uit, maar ieder beeld laat weer iets anders zien van het enerverende dat God met ons zoekt in ons bestaan. Laten we eens nadenken over wat het is dat Jezus onze deur wil zijn.
Misschien is het in de eerste plaats een inspiratie voor ieder van ons die leiding wil geven, die als een goede herder de deur zoekt om naar binnen te gaan en niet het raam of de muur. Het is Jezus die ons inspireert om rechtdoorzee te zijn als hijzelf was, maar het is nog meer: die deur is ons oriëntatiepunt. Eerlijkheid en oprechtheid zijn niet alleen hulpmiddelen, het onthult ons Jezus zelf. En wie door die deur heen gaat, het ook volhoudt in situaties van conflict en tegenstand rechtdoorzee te zijn, blijft niet onveranderd, betreedt als het ware een andere ruimte, komt in een andere relatie met Jezus. Je bent door hem heen gegaan.
Maar Jezus zegt niet: ‘Ik ben de deur voor wie herder willen zijn, een goede leider in navolging van mij.’ Hij zegt: ‘Ik ben de deur voor de schapen.’ Ook hier geldt weer dat het een het ander niet uitsluit, maar als Jezus hier ‘schapen’ zegt, bedoelt hij iedereen dus, niet alleen de leiders. Jezus onderschat niemand, beschouwt niemand als alleen maar een mak schaap dat achter de herder aanhobbelt. Hij nodigt iedereen uit om door de deur van eerlijkheid en oprechtheid te gaan, om ons te laten veranderen door die overgang van de ene naar de andere ruimte waarin we door hem geraakt worden. Hij nodigt ons uit om stemmen te onderscheiden, om te herkennen wie ons goed doen en onszelf te behoeden voor wie ons kwaad doen. Hij nodigt ons uit om de vrijheid te nemen in en uit te lopen, te zoeken naar grazige weiden. We zijn herder en schaap tegelijk, zoals Jezus herder en deur tegelijk is. We lijken op hem en we verschillen. We kunnen met hem verbonden blijven, ons leven lang, door dik en dun.
inleiding Henk Janssen ofm
preekvoorbeeld drs. Marc van der Post