- Versie
- Downloaden 67
- Bestandsgrootte 102.93 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 2 april 2020
- Laatst geüpdatet 18 januari 2021
17 mei 2020
Zesde zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 8,5-8 en 14-17; Ps. 66; 1 Petr. 3,15-18; Joh. 14,15-21 (A-jaar)
Inleiding
De eerste lezing is voor alle zondagen van Pasen gekozen uit het boek Handelingen, om de gelovige kerkgangers de begintijd van de Kerk in herinnering te brengen. Zo ook deze zondag. Lucas geeft hierin blijk van zijn visie op de organisatie van de kerk. In hoofdstuk 6 van dit boek Handelingen heeft hij de figuur van de diaken geïntroduceerd. Die tekst stond een week eerder op onze liturgische kalender. Het was de eerste lezing van de vijfde zondag in dit jaar. Daar is verteld dat er Zeven diakens worden aangesteld ‘om te zorgen voor de ondersteuning van de weduwen’. De Twaalf blijven zich toeleggen op het gebed en de verkondiging. Opmerkelijk is dan wel dat in het directe vervolg van het verhaal de diaken Stefanus duidelijk als verkondiger optreedt en om die reden ook vervolgd en vermoord wordt. Volgens Lucas heeft dat tot gevolg dat velen uit Jeruzalem verspreid raakten over Judea en Samaria. Waarbij de apostelen wél in Jeruzalem bleven. Alsof die geen gevaar liepen! zou je denken. Maar Lucas wil een ideaal van de begintijd van de Kerk tekenen. De geloofsgemeenschap van Jeruzalem als leiding gevend, eerst met Jakobus als hoofd, en na diens dood met Petrus en Johannes aan het hoofd.
Zo komt de diaken Filippus dus in Samaria terecht, waar hij vooral verkondigt en tekenen verricht. Daarvan geeft Lucas als voorbeelden de uitdrijving van boze geesten en genezing van kreupelen en verlamden. In de liturgische lezing worden dan de verzen 9-13 overgeslagen. Dat is het eerste deel van de episode over Simon Magus. De liturgische lezing vervolgt met te vertellen dat dit bekend wordt bij de apostelen die in Jeruzalem gebleven zijn. De Twaalf vaardigen Petrus en Johannes af om naar Samaria te gaan. Daar aangekomen bidden zij om de heilige Geest over de gelovigen in Samaria, als vervolg op de doop die zij wel al hadden ontvangen. Hun worden de handen opgelegd en zij ontvangen de heilige Geest.
Hier is duidelijk een kerkordening beschreven, als organisatiemodel, dat Lucas voorstaat. De Twaalf – zoals hij sommige van de apostelen noemt – die door Jezus zijn geroepen, met aanvulling van Mattias voor de uitgevallen Judas (Hand. 1,26) hebben vanuit Jeruzalem de leiding. Naast hen zijn er zeven diakenen met een andere taak, als leiders van de Griekssprekenden. Voor het gebed om de heilige Geest zijn dus ook de apostelen nodig. Voor hedendaagse katholieke lezers/hoorders is direct herkenbaar: de institutionele orde van het vormsel als vervolg op de initiatieritus van de doop. In zijn eerste boek, het Evangelie heeft Lucas een woord van Jezus al aangepast: ‘Als jullie dus, zondig als jullie zijn, goede gaven weten te geven aan jullie kinderen, hoeveel te meer zal dan de hemelse Vader de heilige Geest geven aan degenen die er om vragen’ (Luc. 11,13). Daar heeft Matteüs nog overgeleverd: ‘zal jullie Vader in de hemel het goede geven…’ (Mat. 7,11).
Psalm 66
De antwoordpsalm is een selectie uit Psalm 66. De keuze is vooral bepaald door het gegeven dat deze psalm een lofzang is op Gods heilzame aanwezigheid in de geschiedenis van het volk – vers 6 – en van het individu – vers 19. De gave van de heilige Geest, waar de eerste lezing van spreekt en waar de Kerk van leeft, is zo’n signaal van Gods heilzame aanwezigheid, die tot lofprijzing leidt.
1 Petrus 3,15-18
De tweede lezing is de continuering van het lezen uit de eerste brief van Petrus. Deze is alle zondagen van Pasen als een continue lezing in het A-jaar aan de orde. Het is eigenlijk meer een catechese en bemoediging met een oproep tot trouw in de moeilijkheden die de geadresseerden ondervinden. ‘Weest bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop die in u leeft’. Deze zin is een directe verbinding met het begin van de brief. ‘Gezegend is God, de Vader van onze heer Jezus Christus, die ons in zijn grote barmhartigheid herboren liet worden tot een leven van hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de dood tot een onvergankelijke, onbederfelijke en onaantastbare erfenis die voor u is weggelegd in de hemel.’ In dat perspectief is het lijden voor het goede te verdragen. Hoop doet leven.
Zie: P. van Veldhuizen, ‘In de wereld staan. De eerste brief van Petrus’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Steenrots en struikelblok. Petrus in de Evangelies, Handelingen en brieven, Vught 2017, 94-103.
Johannes 14,15-21
De lezing uit het Evangelie is een stukje uit de tekst die de vorm heeft van een afscheidsrede van Jezus tijdens het laatste avondmaal. Tijdens die bijeenkomst heeft Jezus als teken van zijn dienstbaar leven de leerlingen de voeten gewassen en daarmee de leerlingen ‘gezuiverd’ . In het gesprek daarna belooft Jezus aan zijn leerlingen ‘een andere helper’. Opmerkelijk is dat deze helper gegeven wordt ‘op mijn gebed’, dat is dat van Jezus.
Het is de biddende Heer die de Vader vraagt de Geest der waarheid te zenden en wel als een andere helper. Met deze formulering geeft de evangelist aan dat Jezus zichzelf ook als een helper beschouwde. In het direct hieraan voorafgaande deel heeft Jezus zichzelf ook bekend gemaakt als ‘de weg, de waarheid en het leven’ (Joh. 14,6). Deze Geest der waarheid zal onafscheidelijk bij de leerlingen zijn, anders dan de aardse Jezus die nu zijn afscheid aankondigt.
Dat wordt nog eens met andere woorden in beeldspraak gezegd. ‘Ik laat jullie niet als wezen achter, ik kom bij jullie terug’. In eerste aanleg is dat voor de leerlingen de ervaring van de paasverschijningen, waarover verderop in het boek verteld wordt (hst. 20). In tweede instantie is dat op een heel bijzondere manier. Zoals Jezus in zijn lijfelijke aardse bestaan – het vlees geworden Woord van God – al met God verbonden was, zo is hij na de paasverschijningen weer intensiever met God als zijn Vader verbonden. Maar ook met zijn leerlingen die zijn geboden onderhouden en Jezus liefhebben. Dit vers 21 formuleert wat vereist is om de paaservaring mee te kunnen maken. Dit bestaat erin Christus te beminnen. Dat is geen sentiment of affectie, maar bestaat in het aanvaarden en zich houden aan de geboden van Jezus (v. 15) Dat is meer dan ethiek, ook wel mystiek. Deze liefde jegens Jezus maakt de leerling open voor de liefde van God. De leerling wórdt bemind door God en door Jezus. Dat zal een hele openbaring zijn van en door de Geest die door Jezus gezonden zal worden.
De – zeg maar historische – paaservaring van de eerste leerlingen, is aldus niet meer beperkt tot die groep en die tijd, maar is mogelijk voor elke gelovige van elke tijd en elke plaats.
Het mag wel duidelijk zijn dat de impliciete auteur van deze tekst van de afscheidsrede, zijn lezers heeft willen bemoedigen en onderrichten. Die lezers zijn waarlijk zijn tijdgenoten, in de eerste eeuw. Met de Geest, de Helper, die hem heeft onderricht en zo getuigenis over Jezus heeft leren afleggen (15,26) is dat mogelijk geworden. Deze impliciete auteur is onbekend, maar wellicht een leidinggevende van de geloofsgemeenschap in Antiochië (?) of Efeze, waar het boek volgens de traditie zijn eindredactie kreeg.
Hier is helemaal geen sprake van organisatie of kerkstructuur, met rangorde van bevoegdheden, zoals Lucas aangeeft in de eerste lezing uit Handelingen. Hier is sprake van de fundamentele houding jegens Jezus als de Verrezen Heer en zijn Vader: de Liefde die wederkerig wordt, tot in de driehoek Jezus – Vader – leerling(en).
Preekvoorbeeld
Pasen is alweer een maand geleden. De Paastijd duurt zeven weken, vijftig dagen lang, en vandaag begint de zesde week. De kerk viert vijftig dagen lang dat Jezus verrezen is, dat hij het kwaad en de dood heeft overwonnen. Vijftig dagen is wel wat lang om iets te vieren. Als wij een dag lang een feest vieren, een huwelijk of een jubileum of een eerste communie, dan lijkt op die dag alles met een gouden randje versierd, dan voelen we ons anders, dan glanst de wereld waarin wij leven. En vaak krijgen de eerste dagen daarna ook nog iets van die feestelijkheid: de herinneringen aan mooie woorden en ontmoetingen komen regelmatig boven, de cadeaus helpen ons bij het nagenieten. Maar na weekje begint het gewone, alledaagse leven toch weer. Hoe gaat dat met Pasen? Kan de vreugde van het Paasfeest blijven of is dat een illusie?
De lezingen en de gezangen van de Paastijd willen ons helpen bij het nagenieten en bij het doorgaan in de vreugde van Pasen. Pasen is een te groot feest om maar een of twee dagen te vieren. Wij hebben zeven weken nodig om alle aspecten van dit feest te kunnen beleven. Natuurlijk, de uitbundige kant gaat er af na een paar dagen, het gewone leven gaat weer verder, maar in de diepte gaat dit feest door en dringen wij er ook steeds meer in door. Pasen mag ons leven steeds meer kleuren, vooral ons innerlijk leven. De paasvreugde gaat steeds meer bepalen hoe we in de wereld staan en hoe we naar de dingen kijken. Dat komt omdat Gods Geest in ons innerlijk werkt en die geeft ons vreugde en kracht. Het feest gaat door. De lezingen vandaag vertellen daarover.
De eerste lezing uit de Handelingen van de Apostelen schetst ons het optreden van Filippus, een van de eerste diakens, medewerkers van de apostelen. Hij verkondigt de boodschap van Jezus en hij doopt velen en er zijn talrijke zieken en verlamden die genezing ervaren. Het feest van Pasen grijpt om zich heen: Jezus is niet meer zichtbaar bij hen maar overal zien de mensen verrijzenis en nieuw leven. ‘Er ontstaat grote vreugde in de stad’, zo hebben we horen voorlezen. De apostelen Petrus en Johannes gaan er naar toe om het te zien en in de vreugde te delen en te bevestigen wat er gebeurt. Als apostelen zijn zij door Christus gezonden om de kerk te leiden en het is dan ook hun taak om speciaal onder handoplegging te bidden om de Heilige Geest. Wij zouden dat nu het sacrament van het Vormsel noemen. Door dit ritueel wordt de Heilige Geest doorgegeven. Deze daalt neer op de nieuw gedoopten, zodat zij volop delen in de paaskracht van de Heer. Zoals met Pinksteren daalt de Geest neer op de gelovigen om hen te inspireren. Pasen en Pinksteren horen bij elkaar, Jezus stuurt zijn Geest om de mensen te helpen paasmensen te zijn, om te getuigen van Gods liefde en heil en genezing te brengen in onze omgeving.
Maar hoe werkt dat dan? Komt die Geest automatisch als we het Vormsel ontvangen of als we erom bidden met Pinksteren? Automatisch gaan deze dingen nooit. Inderdaad, God geeft ons het geschenk van zijn Geest. Jezus spreekt daar ook over in het evangelie: ‘De Vader zal u na mijn afscheid een andere Helper geven, de Geest der Waarheid, die altijd bij u blijft’. Maar het is geen geschenk dat helemaal buiten ons omgaat. Als God ons een gave geeft, vraagt hij tegelijkertijd onze medewerking. Hij doet iets met ons, maar niet zonder ons: Hij schakelt ons in. Het feest van Pasen gaat door dankzij die Geest maar ook dankzij onze eigen inbreng: we moeten actief meedoen. Het evangelie benadrukt dat Jezus aan zijn leerlingen vraagt om zijn geboden te onderhouden en vooral het grote gebod van de liefde. ‘Als je mijn geboden onderhoudt, dan heb je mij lief en dan zal de Vader jou beminnen’. Zo is ons hart ontvankelijk voor dat grote geschenk van Gods Geest, zo kan die Geest in ons hart werken en onze liefde ook weer versterken. Het is een wisselwerking: de Vader werkt door zijn Geest in ons en wij gaat daar gelovig en in liefde op in, en leren God en zijn Geest beter kennen, en ervaren dat Jezus leeft en dat ook hij in ons is. Hij is in de Vader, maar hij is ook in ons. Door de Geest kunnen we dat beleven. We worden als het ware opgenomen in de Heilige Drievuldigheid. De Geest helpt ons om in de Zoon de Vader te beminnen, die door zijn Zoon ons bemint en in ons werkt door zijn Geest. Het feest gaat door en houdt niet meer op.
Tussen Pasen en Pinksteren dringt heel de omvang van het paasmysterie tot ons door. We mogen paasmensen zijn. Het heil en de genezing die Jezus brengt houden niet meer op. Natuurlijk blijven we aardse mensen, inclusief onze sombere momenten, onze teleurstellingen, ons verdriet en onze pijn. We kunnen onze ogen en ons hart niet sluiten voor het harde en moeilijke van ons leven en hoeven dat ook niet. Maar de Geest die in ons hart is uitgestort, herinnert ons aan het grote feest van Pasen en helpt ons om in vertrouwen en hoop te leven. De Geest houdt in ons de hoop levend, een hoop die sterker is dan alle angst. Wees altijd bereid tot verantwoording aan ieder die u rekenschap vraagt van de hoop die in u leeft, zegt de apostel Petrus in zijn brief. Wij hopen en vertrouwen op Gods koninkrijk dat midden onder ons begonnen is en dat onafwendbaar groeit naar voltooiing. Het feest gaat door, op weg naar Pinksteren en het hele jaar. Totdat we binnengaan aan het eeuwige gastmaal waar alle tranen definitief afgewist worden. Ik wens u allen opnieuw een zalig Pasen.
inleiding drs. Henk Berflo
preekvoorbeeld dr. Johan te Velde osb