- Versie
- Downloaden 51
- Bestandsgrootte 229.91 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 18 februari 2020
- Laatst geüpdatet 18 januari 2021
16 februari 2020
Zesde zondag door het jaar
Lezingen: Sir. 15,15-20; Ps. 119; 1 Kor. 2,6-10; Mat. 5,17-(20-22a.27-28.33-34a)37 (A-jaar)
Inleiding
Verlang je naar wijsheid, leef dan de opdrachten na,
en de Heer zal je haar schenken.
Ontzag voor de Heer bestaat uit wijsheid en vorming,
trouw en zachtmoedigheid zijn hem welgevallig
(Sir. 1,26-27)
Geschriftenlezing: Sirach 15,11-20
In de tijd dat het Hellenisme een grote invloed heeft en daardoor de identiteit van de Joden gevaar loopt (190-167; beelden in de tempel, afschaffen van de besnijdenis en de sabbat, varkensvlees eten etc.), nodigt de Tora-geleerde Jezus, zoon van Sirach (38,24–39,11) de onwetenden uit om naar het Leerhuis (bet-midrasj) te komen en daar te lernen (51,23-30). Hij is goed thuis in de Tora, Profeten en Geschriften (Woord vooraf; 24,23v; 39,1-11) en interpreteert in zijn boek deze voor zijn tijdgenoten om lering en (ervarings)wijsheid te verschaffen. Hij wil zijn leerlingen er toe brengen om te leven vanuit eerbied voor de Eeuwige, want dat is het begin van alle wijsheid (1,26v; Spr. 1,7). Dit ontzag voor God dient concreet gestalte te krijgen in het bewandelen van Gods wegen. De kleinzoon vertaalt het boek van zijn grootvader Jezus in het Grieks (132 vChr.), opdat ook zij die het Hebreeuws niet machtig zijn, zich door deze (Tora) wijsheid kunnen laten inspireren en zo, vol vreugde Simchat Tora), kunnen leven aan de hand van de Tora (vgl. Ps. 1; 19; 119).
Na een lofzang op de wijsheid, Wijsheid brengt geluk (14,20–15,10; vgl. Ps. 1), volgt een verhandeling over ‘God, mens en zonde’: Vrijheid om te kiezen (15,11–18,14).
Onze perikoop (15,11-20) vormt de ouverture op deze thematiek. Jezus Sirach gaat in discussie met filosofische stromingen waarin determinisme en fatalisme een grote rol spelen.
Aan de hand van de Tora laat hij zien dat zijn gesprekspartners ongelijk hebben: de mens heeft een vrije wil en draagt zelf verantwoordelijkheid voor zijn daden.
Jezus Sirach ontmaskert (Zeg niet) de opvatting dat God de oorzaak ervan is dat de mens zondigt (15,11ab.12a), want God veroorzaakt niet wat hij verfoeit, in tegendeel: hij haat alles wat verfoeilijk is, heeft aan zondaars geen behoefte en bespaart wie hem eerbiedigen de zonde (15,11c.12a.13).
Met een beroep op de Tora probeert Jezus Sirach duidelijk te maken dat het uitgangspunt van zijn tegenstanders onjuist is (15,14-17). Hun vraag Waarom laat God het kwaad toe? beantwoordt hij met Waarom laat de mens het kwaad toe? Want God heeft In het begin (Gen. 1,1–2,4a) de mens geschapen in zijn beeld om op hem te gelijken (Ps. 8; Sir. 17,1-10). Hij heeft aan hem een eigen verantwoordelijkheid gegeven en een eigen beslissingsbevoegdheid (15,14a). Jezus Sirach verwijst naar het Hebreeuwse woord jétser (beraad, gezindheid, neiging: 1 Kron. 19,8; Gen. 6,5; 8,21). De schepper heeft de mens geschapen met een goede en een kwade aandrift. In vrijheid kan de mens zijn verantwoordelijkheid nemen om volgens de Tora te leven óf tegen God en de naaste/vreemdeling in te gaan. De mens kan zondigen, maar hoeft dit niet te doen: Hij heeft niemand opgedragen goddeloos te zijn, niemand toestemming gegeven te zondigen (15,20 nbv). De Bijbel en de Joodse Traditie kennen geen erfzonde (die hebben wij aan de H. Augustinus te danken) en de mens kan op elk moment zich van zijn zonde afkeren en dankzij Gods barmhartigheid echt opnieuw beginnen!).
Met een verwijzing naar Deuteronomium 30,15-20 onderstreept Jezus Sirach de vrije wil van de mens: 3 x wil: Wilt (15,15a), verkiest (15,16b), genoegen in schept (15,17b). God houdt hem dood en leven, vloek en zegen voor. Het is aan hem om te kiezen voor het leven en tegen de dood door te leven volgens Gods opdrachten.
In zijn grote wijsheid heeft God, de Heer, de mens zo gemaakt, zo’n grote vrijheid in verantwoordelijkheid gegeven. Zoveel fiducie heeft God in de mens-in-meervoud. Zijn barmhartige ogen volgen de mens die hem eerbiedigt. Aan hem ligt het niet of de mens zijn kwade aandrift volgt en niet zijn goede neiging, want: Hij heeft niemand de opdracht gegeven om te zondigen en Hij heeft niemand toestemming gegeven om kwaad te doen (15,20 kbs).
Aan ons mensen is de keuze om met God of tegen God in (en dus tegen de naaste/vreemdeling) te leven.
Tweede lezing: 1 Korintiërs 2,6-10
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56
Evangelielezing: Matteüs 5,17-37
Rabbi Jehoeda, zoon van Simeon, zoon van Gamliël II, onze heilige leraar
(redactor van de Misjna) zei: Wat is de rechte weg die een mens zich zou
moeten kiezen? Elke weg die lofwaardig is voor wie hem gaat, welke lof
hem ook door de mensen gegeven wordt.
En wees even strikt bij het lichte gebod als bij het zware, want je kent het
loon niet dat voor de geboden gegeven wordt. Stel steeds wat je verliest bij
het onderhouden van een gebod tegenover het loon ervoor en wat je wint
bij een overtreding tegenover hetgeen je erbij verliest.
Houd drie dingen in gedachte en je zult niet in de macht van de overtreding
geraken. Weet wat boven je is: een oog dat ziet, een oor dat hoort en al je daden
opgeschreven in het boek.
(Avot 2,1; vgl. 4,9)
Zoals Jezus Sirach de Tora voor zijn tijdgenoten interpreteert, zo lernt Jezus in het ‘Leerhuis op de berg’ (5,1-8,1) met zijn leerlingen Tora en Profeten met het oog op de menigte (5,1v).
Ook Jezus onderstreept het blijvende belang van Tora en Profeten (5,17-20). Hij is niet gekomen om de Tora of de Profeten op te heffen, maar om ze opnieuw te verwerkelijken (5,17; 7,12; Num. 4,2). In zijn leven en verkondiging brengt Jezus de Tora op een verfrissende en aanstekelijke wijze tot leven (Ps. 119,105).
Op tweevoudige wijze maakt hij duidelijk dat de boodschap van de Tora nog steeds van kracht is. In de tijd van Jezus wordt dé Naam van God (Ex. 3,14) niet meer met JHWH aangegeven, maar met twee jota’s: (de kleinste letter van het Hebreeuwse alfabet. Een haaltje (stip/komma) is een leesteken. Met zijn uitspraak ‘er zal niet één jota of stipje van de Tora af gaan’ getuigt Jezus van zijn geloof dat heel de Tora – van het grootste (God) tot en met het kleinste – verwerkelijkt zal worden (5,18). Ook de geringste opdracht vraagt om uitvoering, want alleen dan zul je groot genoemd worden door God in het koninkrijk der hemelen (5,19).
De boodschap van de Tora vat Jezus hier samen met het modelwoord/concept tsedaka: het doen van gerechtigheid en het opheffen van onrecht op grond van onderlinge solidariteit. Leven volgens de Tora – heilig zijn zoals de Eeuwige heilig is (Lev. 19,2) – daagt uit tot een creatieve levenswijze die overvloeit van liefde, gerechtigheid, barmhartigheid en vrede. Dat is: wees onverdeeld goed (5,48). En gedraag je niet zoals bepaalde schriftgeleerden en Farizeeën die slechts mondjesmaat en niet van harte aan gerechtigheid doen (5,20). Jezus zal zich in de leefregels van onderstaande rabbijnen zeker herkend hebben (Avot):
- Simeon de gerechte zegt: Op drie principes berust de wereld: op de Tora, op het zegenen van God en op het doen van gerechtigheid onder de mensen.
- Sjamaj zegt: Lern regelmatig Tora; zeg weinig maar doe veel en ontvang iedereen met een vriendelijk gezicht.
- Hillel zegt: Wie niet bijleert gaat achteruit, wie geen Tora lernt is niet waard te leven. Hoe meer Torastudie hoe meer leven, hoe meer gelegenheid voor lernen hoe meer wijsheid; hoe meer overleg hoe meer inzicht, hoe meer gerechtigheid hoe meer vrede!
In het licht van de Zaligsprekingen, waarin Jezus laat zien wie God is en hoe een leven vanuit God eruit ziet (5,3-16; Ps. 1), brengt de joodse leraar Jezus, luisterend naar de Tora en in gesprek met de mondelinge traditie, in de verzen 21-48 zes discussiepunten ter sprake: dood en leven (5,21-26); 2) echtbreuk (5,27-30); 3) de scheidingsbrief (5,32-32); 4) zweren (5,33-37); 5) geweldloosheid (5,38-42); 6) vijandsliefde (5,43-48). Op exemplarische wijze laat Jezus zien dat God, de Heilige, niets moet hebben van minimalisten, maar zijn mensen uitnodigt om met hart en ziel heilig, uit één stuk (Deut. 6,4) te zijn. De discussie verloopt op rabbijnse wijze: ‘Jullie hebben gehoord dat tot de ouden (Sinai-gemeente, volk, voorouders, rabbijnen) gezegd is door JHWH’ (5,21.33). Of ‘jullie hebben gehoord dat gezegd is door JHWH’ (5,27.31.38.43). Hiermee wordt de schriftelijke en de mondelinge Tora bedoeld. Deze moet steeds opnieuw geïnterpreteerd worden. Daarom zegt Jezus: ‘en Ik zeg jullie’ en geeft dan zijn uitleg. Deze vormt geen tegenstelling met de Tora, maar Jezus brengt haar actuele en radicale betekenis aan het licht.
In de verzen 21-37 geeft Jezus zijn interpretatie van de Tien Woorden (Ex. 20). Hij geeft deze een bredere betekenis. Niet doden betekent ook het leven van je broeder en zuster bevorderen en hun leven een nieuwe kans geven door je met hen te verzoenen (5,21-26). Geen echtbreuk plegen houdt ook in dat je het liefdesverbond tussen twee mensen bevordert en koestert en dat je betrouwbaar en uit één stuk probeert te zijn naar jezelf en anderen toe (5,27-32). Het zweren van eden moet een overbodige zaak zijn, want je ja moet ja zijn en je nee nee. Ook in je gegeven woord dien je betrouwbaar te zijn (5,33-37).
Jezus laat zien dat deze Tien Woorden met hun je zult niet een ondergrens vormen die je uitnodigen om van harte meer dan het gewone te doen en net zo royaal als God te zijn in je omgang met de naaste en de vreemdeling. Het gaat om menswaardigheid van ‘goddelijke kwaliteit’. Als je in navolging van Jezus zo leeft, zul je door de Getrouwe zalig geprezen worden!
Literatuur
Beentjes, Jezus, zoon van Sirach, Averbode 1982
Beentjes, De wijsheid van Jezus Sirach, Budel 2006
Bonhoeffer, Navolging, Baarn 2001
Bonhoeffer, Bonhoeffer 75. Gedichten en gebeden in gevangenschap, De Roos van Culemborg 2019
van Boxel, De wijsheid van de vaderen. Het Misjnatractaat Avot, Kampen 1994
Janssen ofm, ‘Tsedaka. Investeren in de verarmden’, in: Franciscaans Leven-1, 81 (januari 1998) 12-18
Melo, Mattheüs, de schriftgeleerde, Kampen 2002
Smits, Het verhaal van Matteüs, Zoetermeer/Averbode 2007
Weren, Rode draden in de evangeliën, Antwerpen 2018
Preekvoorbeeld
Overvloedige gerechtigheid
Een mogelijk misverstand
De evangelist Matteüs schrijft zijn evangelie voor een gemengde gemeenschap van joods-christenen en heiden-christenen. Voor die joods-christenen was de vraag belangrijk: hoe staat Jezus tegenover de Wet? En daarmee verbonden de vraag: hoe moeten wij, christenen, staan tegenover de Wet? In de Bergrede laat Matteüs Jezus optreden als een nieuwe Mozes. Deze had destijds van op de berg Sinaï Gods Wet afgekondigd. Brengt nu Jezus als een nieuwe Mozes vanaf de berg een nieuwe Wet? Jezus zegt nu uitdrukkelijk dat hij niet gekomen is om de Wet op te heffen. Zelfs het minste haaltje van de Wet wordt niet opgeheven. Hij spitst het schijnbaar nog toe als hij zegt: ‘Als uw gerechtigheid die van de wetgeleerden en Farizeeën niet ver overtreft, zult gij het koninkrijk niet binnengaan.’ Moet een christen het dan nog stipter doen dan deze specialisten? Die hadden de Wet al samengevat in 613 geboden en verboden, die zij dan zo stipt mogelijk probeerden te onderhouden. Gaat het nu om een nog scherpere muggenzifterij? Of voegt Jezus daar nog enkele of meerdere geboden en verboden aan toe?
Die indruk is een misverstand. Voor ons zit dat misverstand op de eerste plaats in het woord ‘wet’, dat te veel verwijst naar juridische formules en formeel onderhouden van wat er staat geschreven. Het Hebreeuwse woord voor Wet is Tora, en dat laatste woord roept een ander beeld op, namelijk ‘richtingaanwijzer’. Jezus zegt dat jouw gerechtigheid niet is formeel regels onderhouden, maar de formules zien in de oorspronkelijke bedoeling, namelijk als richtingaanwijzers van je gedrag, waarbij de richting centraal moet staan. Jezus verwijt nu juist aan de Farizeeën en wetgeleerden dat zij met hun juridische formules de richting vergeten zijn. En nog erger: als je de focus houdt op de formules en het formeel nakomen van die formules, bouw je wellicht onbewust grenzen in. Dan zeg je onbewust tegen jezelf: als ik dat doe, heb ik genoeg gedaan. En nog erger: onbewust neemt je narcisme het over en streel je je ego met de bedenking: dus ben ik volmaakt. Maar zo wordt de focus volledig op jezelf gericht, terwijl de Tora juist jouw focus wil richten op de ander, nl. recht doen aan de ander. Dan pas sta je in de ‘rechte’ houding; dan pas kun je spreken van gerechtigheid.
Een duidelijkere formule
Als je de focus echt bij de ander legt, herstel je niet alleen de oorspronkelijke betekenis van de Tora, maar hef je ook alle innerlijke grenzen op. Leg je de nadruk op de richting, dan springt de formule open naar een steeds breder wordende horizon. Nemen we bij voorbeeld de formule van het verbod: gij zult niet doden. Als je de aandacht richt op de richting van dit verbod, word je gevoelig voor verschillende manieren van doden. Je kunt iemand ook doden met woorden, met pesten, met roddelen, met vernederen, enzovoort… En als je daar eens gevoelig voor bent, groeit je gevoeligheid steeds meer en sta je in een richting die geen grens meer heeft. Dat zelfde kun je ook zeggen bij het verbod: ‘gij zult geen echtbreuk plegen’. Er zijn verschillende manieren om je relatie in gevaar te brengen. En ook daarin kun je steeds gevoeliger worden voor alle mogelijke manieren van verwaarlozing van je relatie.
De negatieve formule van het verbod ‘gij zult niet’ kan op een nog radicalere manier openbreken en wel door om te slaan in een positieve formule ‘gij zult wel’. ‘Gij zult niet doden’ wordt dan ‘gij zult het leven bevorderen’. De formule ‘gij zult geen echtbreuk plegen’ wordt dan ‘gij zult uw relatie cultiveren’. En ga zo maar verder. Deze omslag wordt vooral ontwikkeld in de vervolgperikoop, die volgende zondag wordt gelezen. Toch loop ik er al op vooruit om nog duidelijker te kunnen maken hoe zulke positieve omslag nog sterker alle ingebouwde grenzen doorbreekt. ‘Het leven bevorderen’, dat kan steeds beter als je er gevoelig voor wordt. In de positieve formule zit een ‘steeds meer’ ingebouwd. En het is juist dat wat Jezus bedoelde met te zeggen: als uw gerechtigheid die van Farizeeën en schriftgeleerden niet ‘ver overtreft…’ (of ‘groter is dan…’ NBV-vertaling) Het oorspronkelijke Griekse woord is veel scherper en suggereert ‘voorbij de grens’. Je zou dus kunnen vertalen: ‘Als uw gerechtigheid niet steeds grensverleggend is in tegenstelling tot die van de Farizeeën en wetgeleerden…’ De mooiste vertaling vind ik nog deze: ‘Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan…’ Overvloed kent geen innerlijke grens. Overvloed suggereert hier goed de omslag van de negatieve verbodsformule ‘gij zult niet’ naar de grenzeloze positieve formule ‘gij zult wel’.
Wel doenbaar?
Is zo’n hoge eis niet verstikkend? Integendeel, ze werkt bevrijdend. Sören Kierkegaard heeft een stichtelijke redevoering geschreven waarvan ik mij nog de uitdagende titel herinner: ‘Het geluk altijd schuldig te zijn’. Om dat te verduidelijken gebruikt hij het beeld van een moeder die voor haar kind zorgt. Zal zij ooit zeggen: ‘Ik heb nu genoeg gedaan.’ Ze is blij alles voor haar kind te mogen doen. Let op het woord ‘alles’. Zij bouwt geen grenzen in. Bovendien is zij fier dit ‘alles’ te mogen doen, te mogen meewerken aan het grote werk, het opvoeden van een mensenkind. Het ‘moeten’ slaat om in ‘mogen’. En dat is bevrijdend. Of een ander beeld. Ik denk hier aan een middeleeuwse kathedraalbouwer. Is die man ongelukkig omdat hij de kathedraal nooit in haar volle glorie zal zien? Neen. Onder zijn afdak in koude en regen kapt hij geduldig de steen, die later een plaats zal krijgen ergens in de muur. Hij doet het vakkundig, omdat hij blij en fier is dat hij mag meebouwen aan zo’n groot zichtbaar getuigenis van geloof, hoop en liefde. Op gelijke wijze kan een christen blij en fier zijn dat hij mag meebouwen aan het rijk van God, ook al zal hij nooit de voltooiing zien. Maar zijn ‘vakkundig’ meewerken is hem genoeg en daarin getuigt hij van zijn geloof, hoop en liefde, wat toch wel iets heel anders is dan perfectionisme en narcisme.
inleiding Henk Janssen ofm
preekvoorbeeld André Jansen ofm