- Versie
- Downloaden 26
- Bestandsgrootte 377.23 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 31 juli 2019
- Laatst geüpdatet 29 december 2020
Homiletische hulplijnen 40
De antwoordpsalm
De antwoordpsalm wordt soms prozaïsch ‘tussenzang’ genoemd alsof het een pauzenummer is, een tussenspel ter verpozing. De antwoordpsalm echter behoort tot de thematische as van de lezingen. Het epistel staat doorgaans, althans op de zondagen ‘door het jaar’, níet in bedoeld verband met de overige lezingen. Die brief wordt zondag aan zondag gelezen als quasi doorgaande lezing: wordt vervolgd. Wat de apostel te melden heeft is contrapunt, zijlicht, van een andere orde.
De eerste lezing, de antwoordpsalm en het evangelie daarentegen houden wél onderling verband met elkaar. De eerste lezing is gekozen als voorbeeld van wat straks in het evangelie aan de orde komt. Soms, maar dat is doorgaans minder fraai, fungeert de eerste lezing als contrast, dus als tegendeel van het evangelie. Hoe het ook zij, de eerste lezing en het evangelie zijn op elkaar betrokken. De antwoordpsalm doet in dat samenspel volop mee.Dat ‘antwoord’ van de antwoordpsalm is tweeledig op te vatten:
Inhoudelijk
Het is hoe wij reageren op de eerste lezing. Bijvoorbeeld ten antwoord op de profeetlezing van de zeventiende zondag door het jaar: 2 Koningen 4,42-44 (een wonderbare spijziging door toedoen van Elisa) zingt de psalm: ‘Dankbaar zegenen U uw getrouwen ... Gij opent uw hand en verzadigt uit uw overvloed alles wat leeft’ (Gezangen voor Liturgie Psalm 145)
Muzikaal
Op iedere door het koor gezongen strofe, antwoordt de hele gemeenschap met het refrein. Bijvoorbeeld bij diezelfde Psalm 145 wordt steeds herhaald: ‘Aller ogen wachten, op U die het voedsel geeft, altijd weder.’ Zo te zingen is niet slechts een opmaat tot het evangelie van de wonderbare spijziging (Joh. 6), nee, die wonderbare spijziging door de Heer aan de oever van het meer, ìs daar dan al aanwezig, omdat de Heer zelf in de psalm met ons meezingt en wij met hem. Want dat is een ander aspect van de antwoordpsalm en van de psalmen überhaupt: het zijn de gebeden van de Messias. Zo heeft de synagoge ons geleerd.
In het evangelie citeert Jezus de Psalmen vaker dan welk ander Bijbelboek. In de liturgie bidden wij psalmen. Niet omdat ze zo feilloos weergeven wat in onze harten omgaat. Meestal niet. Maar omdat het de gebeden zijn die stem geven aan het messiaanse leven. Die hoop en haat, klacht en lofzang, vreugde en woede, Godverlatenheid en overgave, daar komen wij uit onszelf niet toe in de onaangedane gelijkmoedigheid waarmee wij doorgaans leven. Wij zingen geen psalmen omdat ze ons zo goed passen, maar omdat ze ons hart verruimen tot de dimensies waarin wij Christus gaan verstaan. De psalmen klinken als uit zijn mond.
Een heel aardig voorbeeld van de psalmen als de binnenkamer van Christus vinden we in Hieronymus’ biografie van Paula (347-404).Iemand – ‘een roddelaar’ – die meent dat er bij haar een steekje los zit, dient zij van repliek met het bekende woord van de apostel: ‘Wij zijn dwazen om Christus’ wil’ (1 Kor. 4,10) en met: ‘Het dwaze van God is wijzer dan de mensen’ (1 Kor. 1,25). Vervolgens staaft zij dat met een woord van de Heer zelf. Zij poneert: ‘Vandaar dat de Heiland tot de Vader zegt: “U kent mijn dwaasheid”’ (Ps. 68=69,6).’
Uitspraken van Christus zijn dus direct aan de Psalmen te ontlenen. Het psalter is zijn brevier.
Homiletisch betekent dit dat de preek plaatsvindt in een context van gebed. De predikant zal zich daarvan bewust moeten zijn. De preek zelf echter is geen gebed maar een gesprek in de vorm van een toespraak. Wat daarin ter sprake komt, moet in die voorhouding van gebed ontvangen kunnen worden. Niet dat de preek daarmee saai en plechtig moet zijn. Integendeel, liefst speels, spannend, onthutsend, gewaagd en een beetje over de schreef. Maar wel gegrond in diezelfde spiritualiteit.
Kernwoorden uit de psalm kunnen bijdragen aan de receptie van de preek. In het geval van Psalm 145 bijvoorbeeld dat wachten: ‘Aller ogen wachten.’ Dat refrein helpt om het niet alleen over verzadiging te hebben, maar ook over het verlangen. Om niet alleen te spreken van overvloed, maar ook van honger.
Eigen aan gebed immers is dat wij onze nood klagen, dat wij dat wat ontbreekt en ons gemis voorleggen aan God. Een preek die is ingebed in de spiritualiteit van de psalmen geeft daar geen voorbarig antwoord op. De context van gebed behoedt de preek voor vrome frasen. In ons bidden durven wij vrezen dat het soms niet goed komt. Het is aan de predikant om het daarbij uit te houden.
Literatuur
Paula in Palestina, Hieronymus’ biografie van een rijke Romeinse christin. Vertaald en toegelicht door Pieter W. van der Horst, Ad Fontes 3, Zoetermeer 2006, blz. 96-99 = Epistula 108, XIX,5
Klaas Touwen