- Versie
- Downloaden 64
- Bestandsgrootte 300.39 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 31 juli 2019
- Laatst geüpdatet 8 februari 2021
7 juni 2015
Sacramentsdag
Lezingen: Ex. 24,3-8; Ps. 116; Heb. 9,11-15; Mar. 14,12-16.22-26 (B-jaar)
Inleiding
De aanduiding van deze zondag is: Sacramentsdag. Die naam zet meteen de toon bij het horen van de lezingen, maar kan ons daardoor ook op het verkeerde been zetten. Wanneer we de lezing uit Marcus 14 puur liturgisch-eucharistisch verstaan als teken van het nieuwe verbond en de verbondssluiting in Exodus 24 als een voorlopige (en dus achterhaalde) afschaduwing daarvan, zitten we op een verkeerd spoor. De passage in Marcus krijgt betekenis door het verband met andere passages in het evangelie en de Exodustekst heeft een zelfstandige betekenis, die niettemin doorklinkt in Marcus.
Exodus 24,3-8
Deze passage beschrijft het sluiten van het verbond tussen God en het volk, door bemiddeling van Mozes. De volgorde van de handelingen is opmerkelijk. Mozes vertelt het volk alles wat de Eeuwige heeft gezegd en voorgeschreven. Let wel: dit speelt zich af nadat God de ‘Tien Woorden’ heeft gegeven en vervolgens een hele serie gedetailleerde voorschriften (Ex. 20–23). Het volk antwoordt met één stem: ‘Alles wat de Eeuwige heeft gezegd zullen we doen’. Vervolgens schrijft Mozes alles op wat de Eeuwige gezegd heeft. De volgende morgen wordt het verbond bekrachtigd met het bloed van offerdieren. De helft van het bloed doet Mozes in schalen en de andere helft giet hij uit over het door hem gebouwde altaar. Het is een heilig ritueel. Dan neemt Mozes het zojuist geschreven boek van het verbond en leest dit aan het volk voor. Letterlijk staat er: ‘Hij roept het in de oren van het volk’. Niemand kan dus zeggen dat hij het niet gehoord heeft. Opnieuw is het antwoord: ‘Alles wat de Eeuwige heeft gezegd zullen we doen’, maar nu voegen de mensen eraan toe: ‘en horen’. Doen en horen, in die combinatie en in die volgorde. Al doende worden de zin en de kracht van de voorschriften ervaren. Al doende wordt gehoorzaamheid betracht. Al doende wordt vertrouwen geoefend. Na deze beloftevolle toezegging van het volk besprenkelt Mozes het volk met het in de schalen opgevangen deel van het bloed. Daarbij spreekt hij de volgende woorden uit: ‘Zie het bloed van het verbond dat de Eeuwige met jullie gesloten heeft over alles wat er gezegd is’.
Het verbond tussen God en het volk wordt bekrachtigd met bloed, symbool van leven. De inhoud van het verbond bestaat uit de voorschriften en de woorden die God aan het volk heeft gegeven, om te doen en om naar te luisteren. Drie keer komt aan de orde wat God tegen Mozes, en tegen hem alleen, heeft gezegd boven op de berg (Ex. 24,1v). Mozes vertelt het aan het volk, hij schrijft het op in het boek van het verbond en hij leest het voor. Na de verbondssluiting gaat Mozes nogmaals de berg op, nu samen met Aäron, diens zonen Nadab en Abihu en zeventig oudsten. Daar zien zij God, zonder te sterven (Ex. 24,9v).
Marcus 14,12-16.22-26
Binnen het Marcusevangelie wordt deze passage terdege voorbereid, op verschillende niveaus. Allereerst door de parabel van het zaad (dat brood zal worden) in Marcus 4,1-20. Het zaad is het woord van God, uitgezaaid om vrucht te dragen. Het vraagt luisterbereidheid en volharding om het woord in ons brood te laten worden en hiervan uit te delen. De wijn komt ter sprake in de parabel van de wijnbouwers en de wijngaard, van de knechten en de geliefde zoon die gedood wordt in Marcus 12,1-11. Het zaad, het brood en de wijn zijn metaforen, dragers van betekenis, verwijzingen naar de werkelijkheid van God aan de hand van concrete, dagelijkse, zichtbare en voorstelbare zaken.
De twee broodverhalen in Marcus (6,38-44 en 8,5-9) zijn eveneens van belang voor het verstaan van wat er gebeurt tijdens de laatste maaltijd die Jezus met zijn leerlingen houdt. Ook in deze passages wordt het brood gezegend, gebroken en uitgedeeld. Overvloed is het resultaat. De woorden van Jezus in Marcus 10,45: ‘De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen,’ zijn opnieuw een sleutel om de betekenis van 14,22-25 te openen.
In 14,22-25 wordt er een metafoor toegevoegd aan alles wat tot nu toe met betrekking tot genoemde thema’s is gezegd en gedaan, in de vorm van het brood en de wijn bij de Pesach-maaltijd. Jezus staat op het punt zijn leven te geven. Het breken van het brood is een verwijzing naar het gebroken worden van zijn lichaam. Het aanreiken van de beker wijn is een uitnodiging om deel te nemen aan Jezus’ leven en sterven en zodoende aan de kracht en de vruchtbaarheid die daarvan uitgaan. Bloed is de drager van het leven; zo krijgt degene die drinkt van de wijn (het bloed symboliserend) deel aan Jezus’ leven. Jezus geeft zijn leven om vruchtbaar te worden. Zijn leven geven is de meest ultieme vorm van geven.
Het verband tussen Exodus 24,3-8 en Marcus 14,22-26 wordt gelegd door de in beide teksten voorkomende woorden ‘bloed’, ‘verbond’ en ‘uitgieten’. In beide teksten is sprake van een verbondssluiting tussen God en mensen. In Exodus 24 is Mozes de bemiddelaar; de goddelijke woorden en voorschriften vormen de inhoud van het verbond. In de Marcustekst bemiddelt Jezus. Hij zet zijn eigen leven in om het verbond te bekrachtigen: ‘Dit is mijn bloed van het verbond, uitgegoten ten behoeve van velen’ (Mar.14,24). Let wel: Jezus spreekt hier niet van een nieuw verbond. Het is hetzelfde verbond tussen God en mensen; weliswaar is het anders bemiddeld en is de vorm anders, maar is de inhoud zo veel anders?
Psalm 116,15 sluit aan bij Jezus’ woorden: ‘Kostbaar in de ogen van de Eeuwige is de dood van zijn heiligen’.
Toegespitst op Sacramentsdag kunnen we de teksten als volgt interpreteren. Als wij in de eucharistie het brood eten en de wijn drinken – communio vieren – gebeurt er iets, vanuit verschillende beweegredenen. Allereerst werkt eucharistie vieren samenbindend. Communio verbindt mensen met elkaar en verenigt mensen met God. Daarnaast stelt de eucharistie iets tegenwoordig. Het vieren presenteert die andere werkelijkheid, waar alles anders is dan wij gewend zijn, waar heersen dienen is en dood leven. Maar ook al is die werkelijkheid anders, zij is niettemin reëel (presentia realis). Een symbool in de letterlijke betekenis van het woord brengt twee werelden samen. Ten derde is eucharistie een verplichtende zaak. Het vieren is niet vrijblijvend, het vraagt iets van ons, wij zullen moeten doen en horen, we zullen ontvankelijk en vruchtbaar moeten zijn. Eucharistie vieren vraagt om inzet van ons leven. Wij willen immers gaan in Jezus’ spoor? Brood breken en delen laat zien dat die goddelijke werkelijkheid bestaat, roept ertoe op en garandeert dat het kán: gerechtigheid en vrede.
Jesaja 48,17v: ‘Dit zegt de Eeuwige, je verlosser, de Heilige van Israël: “Ik ben de Eeuwige, jullie God, die jullie onderricht in je eigen belang, die jullie leidt op de weg die je gaat. Luisterde je maar naar mijn geboden, dan zou jouw vrede zijn als een rivier, en je gerechtigheid als de golven van de zee”.’
Preekvoorbeeld
Vorig jaar oktober ging de preek hier in de Broederenkerk over de eucharistie als feest van gastvrijheid. Dat was toen de paus en de bisschoppen in Rome de vraag op tafel legden of gescheiden en hertrouwde katholieken te communie kunnen gaan. Het evangelie ging die zondag over de gelijkenis van de koning die iedereen uitnodigde voor het bruiloftsfeest van zijn zoon, iedereen: ‘goeden en slechten’. We vroegen ons af: Als de eucharistie een voorproefje geeft van het feestmaal van de eindtijd, moet dan ook de kerk niet royaler zijn als het gaat om de toelating tot de communie? Heeft ook de paus onlangs niet gezegd dat de eucharistie geen prijs is voor volmaakte christenen, maar voedsel voor de zwakken? Maar na de viering zei iemand: ‘Allemaal goed en wel, maar je kunt met de eucharistie niet alle kanten op. Ze is geen vrijblijvend onderonsje en geen open house party! En wat doe je met Paulus die zegt dat ieder zichzelf moet onderzoeken vóór hij eet van het brood en drinkt uit de beker?’
Het zijn vragen die er toe doen. De lezingen van vandaag hebben er alles mee te maken. Want de boodschap is dat het feest van gastvrijheid geen vrijblijvend gebeuren is en dat Jezus voor dit feest een dure prijs heeft betaald. Marcus vertelt hoe Jezus bij het laatste avondmaal het brood breekt en denkt aan zijn lichaam dat gebroken wordt. Hoe hij de beker ronddeelt en denkt aan zijn bloed dat vergoten wordt, voor velen. ‘Dit is mijn bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt.’ Hier is elk woord het tegendeel van alles wat vrijblijvend is. ‘Bloed’ is levensoffer, ultieme vorm van geven. ‘Verbond’ heeft met ‘binden’ te maken en is verbondenheid met God en met elkaar. De uitdrukking ‘voor velen’ wil in de taal van de bijbel zeggen ‘voor allen’. God houdt in zijn barmhartigheid geen slag om de arm. Jezus geeft zijn leven voor iedereen.
Wat op het spel staat is het verbond in de woestijn, geen vrijblijvend onderonsje. God geeft zijn volk de Tien Woorden. Mozes leest Gods woorden voor en de mensen antwoorden: ‘Alles wat de Eeuwige gezegd heeft, zullen we doen.’ Wat heeft de Eeuwige gezegd? De kern vormen de Tien Woorden, de Tien Geboden. Ze zijn de weg naar het leven. Alleen door die weg te bewandelen doen mensen recht aan God. Alleen door die weg te bewandelen doen mensen recht aan mensen. Andere wegen worden afgesloten. Het volk belooft: ‘We zullen geen afgoden aanbidden die God naar de kroon steken en de mens verlagen en onteren. We zullen God recht doen en alles in het werk stellen dat mensen tot hun recht komen.’ Dan wordt bloed van geofferde dieren over het altaar uitgegoten en over het volk gesprenkeld. Het verbond is beklonken.
Sommige mensen vinden dit een achterhaald verhaal. Wie gelooft er nu nog in afgoden? Wij zijn niet meer zo achterlijk. Maar afgoden bestáán en meer mensen dan ooit geloven er in. Niet alleen predikanten en politici, ook economen hebben het in deze crisistijd over de dans om het gouden kalf, de afgod van het geld, van de economische groei en de vrije markt. Ook paus Franciscus wijst in zijn brief ‘De Vreugde van het Evangelie’ op deze afgoden die wij gemaakt hebben en op het gouden kalf dat we aanbidden. En er zijn nog heel wat andere afgoden die God naar de troon steken en mensen verlagen en onteren. Wie ‘ja’ zegt tegen het verbond van God met zijn volk, keert zich af van de afgoden en kiest voor God en zijn medemensen. Dit alles speelt mee wanneer Jezus zegt dat zijn bloed het bloed is van het verbond. Wie eet van het brood en drinkt uit de beker, kiest voor het verbond, voor zijn manier van leven, voor zijn weg. Dat is een weg die andere wegen uitsluit.
Inderdaad, met de communie kun je niet alle kanten op. Dus zegt Paulus dat ieder zichzelf moet onderzoeken voordat hij eet van het brood en drinkt uit de beker. Let wel, Paulus zegt niet dat de voorganger of wie dan ook het geweten van anderen moet onderzoeken. ‘Laat ieder zichzelf onderzoeken.’ Niet dat je een onbevlekt blazoen moet hebben om te communie te gaan. De communie is niet de hoofdprijs voor heilige hoogvliegers. Maar als je te communie gaat, geef je wel een krachtig signaal dat je je best doet om de weg van Jezus te gaan en dat is een weg die niet vrijblijvend is. Het is een weg die offers vraagt, verbondenheid, het delen van lief en leed. Die weg vraagt honderd procent inzet, juist omdat Jezus niemand uitsluit. Hij rust niet alvorens hij het honderdste schaap gevonden heeft. Hij heeft zijn bloed niet vergoten voor de happy few, maar voor allen. Daarom is de viering van zijn levensoffer, ook hier vanmorgen, een feest van barmhartigheid en gastvrijheid.
Als de priester ons de communie geeft en tegen ons zegt: ‘Lichaam van Christus’ en ‘Bloed van Christus’, antwoorden we: ‘Amen’. ‘Amen’ betekent: ‘Ja, dat wil ik, de weg gaan van liefde tot God en de naaste, in het spoor van Jezus!’ Het is waar dat we met dit ‘Amen’ veel hooi op de vork nemen. Te veel, als Jezus zelf ons niet had uitgenodigd te eten van het brood en te drinken uit de beker. Want zo krijgen we deel aan de kracht van zijn geest. Daarom zingen we: ‘O lichaam ons gegeven, o Heer van ons bestaan, geef dat wij van U leven, en niet verloren gaan.’
Door Brouns-Wewerinke, inleiding
Jan Hulshof sm, preekvoorbeeld