- Versie
- Downloaden 19
- Bestandsgrootte 286.52 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 31 juli 2019
- Laatst geüpdatet 8 februari 2021
Homiletische hulplijnen 57
Vaticaanse richtlijnen, Luther en Calvijn
In februari bracht de Vaticaanse Congregatie voor de Goddelijke Eredienst nieuwe richtlijnen uit om de verkondiging op een hoger plan te brengen. Er moet veel beter gepreekt worden. Het Homiletisch Directorium vloeit voort uit de onverholen hekel van paus Franciscus aan saaie preken. In zijn exhortatie Evangelii Gaudium (2013) zegt hij: ‘De homilie is de toetssteen om de nabijheid en het vermogen tot ontmoeting van een herder met zijn volk te beoordelen. Wij weten immers dat de gelovigen er veel waarde aan hechten; en zij hebben vaak te lijden, de gelovigen, omdat zij moeten luisteren, de gewijde bedienaren, omdat zij moeten preken. Het is bedroevend dat het zo is.’
In november 2014 boog de synode van de PKN zich over een ‘theologische handreiking aan predikanten, kerkenraden en gemeenten’: Brandpunten in de Verkondiging, die in sommige opzichten vergelijkbaar is met Evangelii Gaudium. Het gaat om wat het evangelie in onze tijd en cultuur te betekenen heeft. Dat wordt nogal antithetisch aangepakt.
Een paar quotes van de paus: ‘Nee aan de idolatrie van het geld, omdat die wijst op een diepe antropologische crisis.’ ‘Nee aan de ongelijkheid die geweld produceert.’ ‘Nee aan een bureaucratische manier, ook binnen de Kerk, van antwoorden op de problemen van de mensen.’ ‘Geef nooit een antwoord op vragen die de mensen niet stellen.’
En deze: ‘We mogen niet toelaten dat de hoop ons afgenomen wordt.’ ‘We mogen niet toelaten dat de gemeenschap ons afgenomen wordt.’ ‘We mogen niet toelaten dat de missionaire kracht ons ontnomen wordt.’
Ook de PKN-handreiking staat vol offensieve en defensieve gedachten. Dat begint al met een fors citaat van Luther: ‘Als ik met luide stem en krachtige betoogtrant elk onderdeel van de waarheid Gods verdedig behalve dat ene puntje dat de wereld en de duivel op dat moment aanvallen, dan belijd ik Christus niet, hoezeer ik me ook als christen profileer. Waar de strijd woedt, dáár wordt de loyaliteit van de soldaat bewezen. Standvastig zijn op alle andere strijdfronten is slechts een vlucht wanneer men terugdeinst op dit ene punt.’
Spreekt Luther van één punt dat onder vuur ligt, de PKN-handreiking wijst op vier tendensen die weerwoord moeten krijgen en trekt dus ten strijde tegen: naturalisme, cynisme, agnosticisme en individualisme.
Uit de bespreking ter synode bleek dat deze ramkoers op de cultuur niet breed gewaardeerd wordt. Die wereld immers, dat zijn wij zelf. De moderne cultuur ademen wij in en uit. En bij het van-dik-hout-zaagt-men-planken-geloof van de opstellers haalt menigeen de wenkbrauwen op. Vooral het agnosticisme is ook anders te benoemen: als eerbied, schroom en huivering bij al die grote woorden.
Aan het einde van de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen fides quae (het geloof dát geloofd wordt: geloof als kennis, het voor waar houden van een set leerstellingen) en fides qua (het geloof waarméé geloofd wordt: geloof als vertrouwen, een levenshouding van lofzang, gebed, verzet en overgave). Dat had wel wat meer naar voren getrokken mogen worden. En het zou meer overtuigend zijn niet in te zetten bij schepping, kosmologie, geloof en wetenschap (dus fides quae), maar bij Christus en waar wij hem vandaag ontmoeten: in de marge van onze samenleving, bij de armen, de zieken, vreemdelingen, vluchtelingen, gevangenen. Want alleen het engagement (fides qua) biedt toegang tot een geloof (fides quae) waar ik fiducie in kan hebben.
Luther wordt vaker geciteerd dan Calvijn. Toch is dit geen luthers stuk. In de lutherse theologie immers kunnen God en mens alleen in relatie gedacht worden. Niet op zichzelf, God niet en de mens ook niet. Spreken over ‘de mens’ is ook wel weer te abstract. Dat bent ikzelf én mijn medemens, en beide ‘in Christus’ gedacht. Dus ook die moderne cultuur die het zo ontgelden moet, is een vindplaats van God. Wij hebben God daar niet in te brengen, nee, hij is daar al, het is aan ons hem daar te zoeken.
De opstellers van ‘Brandpunten in de verkondiging’ stellen zich op het standpunt van Tertullianus die meende dat het zoeken van de waarheid moet ophouden bij het vinden ervan. Maar ik met mijn lek en gebrek ben een vergiet, waar het geloof telkens weer uitloopt. Ik heb het niet, het geloof is niet mijn geestelijk bezit (dat is een calvinistische gedachte), ik ben het kwijt, het geloof is een infuus dat nodig aangebracht moet worden (dat is een lutherse notie).
In ‘Brandpunten in de verkondiging’ wordt op één punt expliciet de luthers geloofsleer geloochend. Dat is als met Calvijn besloten wordt dat het eindige het oneindige niet kan omvatten. In de klassieke theologie heet dat finitum non capax inifiniti: God is zoveel meer, groter, hoger, heiliger, dan deze aardse werkelijkheid aankan.
Maar dat alles is buiten de incarnatie om gedacht. Want dat is toch wat menswording en ontlediging (kenosis) beduidt: dat het eindige het oneindige heeft omvat! In Christus hebben wij met God van doen. In, met en onder brood en wijn is hij werkelijk tegenwoordig. Wat wij de minsten van zijn broeders en zuster hebben gedaan, hebben wij hem gedaan.
In de lutherse theologie heet dat finitum capax inifiniti. Dus zonder dat non. Het eindige is Godzijdank in staat het oneindige te omvatten. Dat geldt ook voor de moderne cultuur, die werkelijk een vindplaats is van geloof, hoop en liefde. Maar je moet er wel naar zoeken. Dat dat zoeken loont is de vreugde van het evangelie (= Evangelii Gaudium). Misschien dat de opstellers bij de hun opgedragen, grondige herziening van de handreiking, daar nog eens te rade moeten gaan.
drs. Klaas Touwen