- Versie
- Downloaden 19
- Bestandsgrootte 364.17 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 31 juli 2019
- Laatst geüpdatet 8 februari 2021
Homiletische hulplijnen 55
Tekst en ervaring
Twee citaten over de preek:
Wat jammer toch dat zulke overdenkingen – hier was dat ook weer het geval, hier vertelde de dominee in zijn eigen woorden, onder toevoeging van wat meanderende uitweidingen, nog maar eens na wat er in die psalm stond – nooit echt de tekst behandelen
Maarten ’t Hart, Magdalena, Amsterdam 2015, 229.
Aan de bijbel zijn wij zo gewend geraakt en de teksten zijn helaas zo bezet met vooroordelen, dat goed lezen heel moeilijk is geworden. Daarom zou ik theologiestudenten en andere geïnteresseerden het lezen en herlezen van klassieke en moderne poëzie willen aanbevelen. Als vooroefening van het lezen van de bijbel en ter voorkoming van preken die bij iedere tekst hetzelfde recept volgens: een scheutje kleinburgerlijke moraal, een scheutje Libelle-psychologie, een flinke schep opgeklopte religieuze woordenbrij, en dan maar roeren.
Rochus Zuurmond, Niet te geloven, Vught 2010, 113.
Beide auteurs hebben hoger gespannen verwachtingen van ‘de tekst’ zelf en van ‘goed lezen’, dan menig predikant, die om ‘dichter bij de mensen’ te komen de tekst maar liever gauw achter zich laat om veeleer innig en gemoedelijk te spreken over wat ons in het dagelijks leven zoal wedervaart, alsof ‘de tekst’ slechts een papieren werkelijkheid is en ‘goed lezen’ enkel afstand oproept.
In werkelijkheid is concentratie op het boek en wat daar staat het enige alibi om überhaupt aan de preek te beginnen. ‘Alibi’ betekent: ‘ergens anders’, ‘elders’, een verblijf niet op de plaats delict. Het ‘goed lezen’ van ‘de tekst’ is de alteriteit die het mogelijk maakt te spreken van vrijheid, genade, vergeving, crisis, schepping, toekomst en hoop.
Het is een misvatting dat wij die eerder op het spoor zouden komen gaandeweg over een parcours door de grootste gemene delers van onze ervaringen. Want, nee, niet dezelfde maar juist de ander leert ons onszelf verstaan. Niet het algemene maar juist het uitzonderlijke doet ons geloven, hopen en liefhebben.
Dat betekent dat de predikant zich inderdaad moet toeleggen op het ‘goede lezen’ van ‘de tekst’, zoals het hele honkbalveld te moet hebben van de aangooi door de pitcher op de werpheuvel en een symfonieorkest zich laat leiden door de enige die niet meespeelt maar wel de hele partituur kent.
Ja, het woord moet vlees worden, indalen en gestalte krijgen in mensen van vlees en bloed, maar dat gebeurt niet door gelijkschakeling: ‘Kent u dat ook?’ of door de ervaring van de hoorders te misbruiken als een punt van vergelijking. Dit oproepen van de ervaring bij wijze van analogie doet immers nooit recht aan de ervaring en de hoorders wenden het oor af, zodra het daarna over iets heel anders gaat... Veel preken worden in de kiem gesmoord door smalltalk.
In Magdalena neemt Maarten ’t Hart zijn moeder niets kwalijk, maar rekent hij weinig elegant af met het abjecte geloof dat haar (en zijn) leven vergalde. Het boek eindigt met een bijtende bespreking van het Apostolicum en het Onzevader. Het meest adembenemend echter is de passage (blz. 232) waarin hij opnieuw ‘de tekst’ hooghoudt:
Die zegen uit Numeri 6, dat is ongetwijfeld het mooiste wat zo’n kerkdienst te bieden heeft, wat een onvergetelijke taal is dat toch. ‘De Heere zegene nu en behoede u, de Heere doe zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig, de Heere verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede, amen.’ Omwille van die zegen, die christenen overigens ontstolen hebben aan de joden, zou je willen dat het toch allemaal waar is wat je in je jeugd met alle beschikbare middelen werd ingepeperd en opgedrongen, want wat is er grootser en troostrijker dan een Almachtige die zijn aangezicht over je licht en verheft en je vrede geeft en behoedt? Helaas, het is niets dan illusie. Ach, zelfs dat niet eens.
Tussen troost en illusie heeft een predikant op de meest ambachtelijke wijze de tekst uit te leggen.
Klaas Touwen