- Versie
- Downloaden 55
- Bestandsgrootte 393.08 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 31 juli 2019
- Laatst geüpdatet 8 februari 2021
31 mei 2015
Drie-eenheid
Lezingen: Deut. 4,32-34.39-40; Ps. 33; Rom. 8,14-17; Mat. 28,16-20 (B-jaar)
Inleiding
Vinden we de leer van God als Drie-ene al in de Schrift? Er is in het Nieuwe Testament in ieder geval sprake van Vader, Zoon en heilige Geest, met als een van de meest duidelijke vindplaatsen de opdracht van Jezus om alle volkeren te dopen in de naam van de vader, de Zoon en de heilige Geest (Mat. 28,19; maar zie ook 1 Petr. 1,1). De leer van de Drie-eenheid is echter pas in de eeuwen hierna uitgewerkt. Van groot belang hiervoor zijn de grote concilies van Nicaea (325), Constantinopel (381) en Chalcedon (451). God als de drie-ene leert ons dat de ene God zowel Vader is, Zoon is en heilige Geest is. Hiermee is de ene God niet statisch: God zelf is dynamiek. De band tussen Vader en Zoon is de Liefde, de heilige Geest. En echte liefde kan nooit in zichzelf besloten zijn, maar opent zich naar buiten, naar de schepping, naar ons. Het Feest van de Drie-eenheid gaat over dit geheim van God. Dit begrip van God komt voort uit het biddend lezen van de Schrift.
Deuteronomium 4,32-34.39-40
Alvorens het volk het Beloofde Land intrekt houdt Mozes een grote rede (het boek Deuteronomium) waarin hij de hele Uittocht en de gave van de Wet verhaalt. In de inleidende hoofdstukken gaat het over wie deze God is, die hen heeft bevrijd uit het slavenhuis Egypte en gebracht heeft tot aan de grens van het Beloofde land. God heeft tot hen gesproken vanuit het vuur (Ex. 19). Deze openbaring van God ging gepaard met natuurverschijnselen als donder, bliksem en vuur. Iets van de onmetelijke majesteit van God werd duidelijk. Eigenlijk is het te groot voor een mens. Toch bleef het volk in leven. God wilde zich immers ook laten kennen als een nabije en liefdevolle God (Ex. 34,6). Vervolgens verwijst Mozes naar de bijzonderheid dat God het volk heeft weggehaald uit Egypte. De conclusie is dat de Heer (jhwh) God is in de hemel en op aarde. De grote machtige God is niet alleen een verre God, maar een God die ingrijpt in het lot van het volk. Het navolgen van de geboden van God wordt met zijn ontfermende houding in verband gebracht. Juist omdat hij zich om het volk heeft bekommerd, moeten zijn voorschriften en geboden onderhouden worden. Dan zal een gelukkig leven in het beloofde land het gevolg zijn.
Romeinen 8,14-17
In deze korte perikoop treffen we de elementen aan van wat later de leer van de Drie-eenheid zal worden: God, de Vader, Christus en de Geest. Belangrijk is hier wat dit voor ons betekent, of beter voor degenen die zich laten leiden door de Geest van God. De Geest (in de bijbelse talen hetzelfde woord dat ook voor Adem gebruikt wordt) brengt ons in een bijzondere verhouding tot de Vader. Paulus onderscheidt een geest van slaafsheid tegenover een geest van kindschap. In gezinnen van de rijken stonden destijds zowel kinderen als slaven in een eigen relatie tot de vader als de heer des huizes. De slaaf is eigendom: hij of zij is gehoorzaamheid verschuldigd aan zijn heer. Kinderen staan hiërarchisch ook onder hun vader, maar hebben – zeker de zonen – ook de vrijheid. Zij zijn lid van het gezin en de erfgenamen. Het woord kindschap heeft hier nog een specifieke betekenis: het aannemen tot kindschap, adoptie. De latere theologie werkt dit uit tot het echte zoonschap van Jezus naast de aangenomen kinderen die door de doop God als Vader krijgen. Overigens noemen de (aangenomen) kinderen God ‘Abba, Vader!’, waarbij ze hetzelfde Aramese woord Abba gebruiken als Jezus zelf gebruikt (Mar. 14,36). De lezing gebruikt herhaaldelijk het woord ‘geest’. De vertalingen gebruiken de ene keer een hoofdletter (voor Gods Geest) en de andere keer niet (de geest van de kinderen van God), waardoor er een onderscheid tussen Geest en geest gemaakt lijkt te worden. Paulus duidt met het veelvuldig gebruik van geest/adem de nauwe (mystieke) band tussen de gelovigen met de Vader en met Christus (de Gezalfde) aan. Theo de Kruijf schrijft: ‘De Geest van God die in de Gezalfde woont en de Geest van God die in ons woont verenigen zich tot één stem: ja, abba, Vader, wij zijn allemaal uw kinderen.’ Deze nauwe band uit zich ook in het met Christus delen in hetzelfde lot. Net als hij moeten de gelovigen ook rekenen op lijden, maar ze zullen ook delen in zijn verheerlijking.
Zie: H. Janssen/K. Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, blz. 75-89
Matteüs 28,16-20
Het evangelie brengt ons dan bij een duidelijke trinitaire formule: ‘doopt hen in de Naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest’ (Mat. 28,19). Het lijkt hier om het heilig Doopsel te gaan zoals we dat nu in de kerken doen. Het is hier echter niet zo duidelijk of we de doop en de formule wel zo kunnen verstaan. Het ritueel van de doop kennen we bij Johannes de Doper en daar is het een vernieuwing van het verbond en een bekering om vanaf dit ogenblik zich weer bewuster te richten naar het geloof (en bij Johannes naar de Wet van God). Jezus vraagt zijn leerlingen om alle volkeren tot leerlingen (volgelingen) te maken en ze te dopen naar de Naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Dopen naar/op/in de naam betekent een rituele handeling waardoor een verbinding tot stand komt. In het vroege Christendom wordt er gedoopt in/op de Naam van Jezus. We lezen dit bijvoorbeeld bij Paulus: ‘Weet u niet dat wij door de doop, die ons één heeft gemaakt met Christus Jezus, delen in zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden gaan leiden’ (Rom. 6,3v). Hiermee verbindt iemand zich met Christus. Voor joden, die immers al door geboorte en besnijdenis met God verbonden zijn, was dit voldoende. Waarschijnlijk voegde men de Vader toe als niet-joden Christen wilden worden. Het gaat immers niet alleen om Jezus. Eerst is er het geloof in God (de Vader), en vervolgens de verbijzondering daarvan door de openbaring van Jezus. Daarnaast kende het vroege Christendom ook een doop in/op de heilige Geest. Waarschijnlijk gebeurde dit zonder water, maar is later als zichtbaar teken de waterdoop hieraan gekoppeld. In Handelingen 19,1-6 wordt in een kort verhaal verteld over de doop van Johannes, de doop in de Naam van Jezus, en vervolgens het opleggen van de handen om de heilige Geest te ontvangen. De formule bij Matteüs heeft deze drie elementen verbonden en is tot op vandaag de dag de doopformule waardoor Christenen zich verbinden met God, die is Vader, Zoon en heilige Geest.
Literatuur
Theo de Kruijf, Romeinen - Belichting van het bijbelboek, 75-76
Preekvoorbeeld
De woorden van het Evangelie die we net hoorden, vormen de afsluiting van het Evangelie volgens Matteüs. Jezus zendt zijn leerlingen uit over de wereld, want er is veel werk aan de winkel: ‘Doop alle volken in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.’ Het verhaal is verteld, het boek wordt dichtgeslagen.
Maar wij zijn vandaag hier, in deze kerk, juist teruggekeerd om het boek weer te openen, te luisteren en na te denken over ons geloof, over dat mysterie van God, van Jezus en van onszelf. Wij willen in beweging gebracht worden, maar moeten steeds opnieuw horen hoe dat ook al weer gaat. We beseffen dat we nooit klaar zijn met het doorgronden van ons geloof en dat wij daarom steeds dat boek, de Bijbel, weer moeten openslaan.
In de eerste lezing, uit Deuteronomium, staat iets wat te denken geeft: ‘Heeft er ooit een god geprobeerd om uit een ander volk een volk te kiezen?’ Het gaat hier over God, die koos voor een groep slaven, levend te midden van het Egyptische volk. Dat waren de nazaten van Jakob, het latere volk Israël. Maar nu vormden ze nog niet meer dan een gediscrimineerde en vervolgde minderheid, zoals we die kennen in alle tijden, ook in de onze. God koos echter voor hen en bracht bevrijding. De allermachtigste God kiest niet voor het allermachtigste volk, maar juist voor het tegendeel. God zet de wereld op zijn kop. Voor wie in hem willen geloven, heeft dat ingrijpende consequenties.
Het betekent bijvoorbeeld dat een al te gemakkelijke lezing van de evangelietekst van vandaag niet deugt, bijvoorbeeld deze: ‘Ga op weg en onderwerp alle volken in naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest’. Zo is deze tekst vaak geïnterpreteerd. In het voetspoor van wereldveroveraars en imperialisten legde de Kerk het christelijk geloof op aan hele volkeren tegelijk. Maar God is tegendraadser, laat het boek Deuteronomium zien. God kiest zich de slaven tot zijn volk, en heeft misschien wel wat minder op met de wereldveroveraars en imperialisten. Eenvoudig om te begrijpen is dit allemaal niet, en nog minder om hiernaar te leven. We lezen verder.
‘Allen die door de Geest van God worden geleid, zijn kinderen van God’, zegt Paulus vandaag in de tweede lezing. We zitten op het goede spoor wanneer de Geest van die tegendraadse God ons leidt. We zijn kinderen van God, wanneer we ons steeds laten onderbreken door wat God ons zegt. Daarom zijn we hier in deze viering, om ons dagelijks leven te laten onderbreken en om te luisteren. Ons eigen leven gaat z’n gangetje, soms in gezapig tempo, soms met adembenemende veranderingen, die lang niet altijd leuk hoeven zijn. We kiezen ons een weg, op hoop van zegen. En dan is daar die God, die ons zegt: ‘Wacht even, ik stel je iets anders voor... zoals ik toen dat slavenvolk voorstelde om weg te trekken bij hun meesters.’
Jezus, daar boven op de berg met zijn leerlingen, stelt hun ook iets anders voor dan wat zij gedacht hadden in hun leven te zullen doen. ‘Maak alle volken tot mijn leerlingen,’ zegt hij, ‘laat iedereen die je ontmoet zo mogelijk delen in wat je bij mij geleerd hebt. Dat ze door jullie gaan leven zoals ik heb voorgedaan, dat ze alles onderhouden wat ik jullie geboden heb.’ Het onderhouden van de geboden, waar ook Deuteronomium over spreekt, is niets anders dan leven zoals Jezus, die geen komma of punt wilde veranderen aan de Wet, die leefde in de Geest van de tegendraadse God, de God die zegt: ‘Ik bevrijd je.’
We vieren vandaag het feest van de Drie-eenheid. In de Zoon wordt de Vader zichtbaar, die tegendraadse God. We horen dat ook in de laatste zin, wanneer Jezus zegt: ‘Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van de wereld.’ ‘Ik ben met jullie’ is de betekenis van jhwh, de naam van God, die hij aan Mozes onthulde bij de brandende braamstruik, toen God zei dat hij de slaven van Egypte tot zijn volk had gekozen. God legt Jezus zijn eigen woorden in de mond. Jezus bekleedt zich met de naam van zijn Vader.
In die Geest worden wij uitgenodigd te leven, om deel aan hen te krijgen, om ons leven op hun spoor te zetten, steeds opnieuw, steeds lerend, ruimte gevend, ruimte krijgend. Het boek wordt nooit dichtgeslagen, het verhaal is nooit uitverteld.
drs. Marc Brinkhuis, inleiding
drs. Marc van der Post, preekvoorbeeld