- Versie
- Downloaden 68
- Bestandsgrootte 286.58 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 28 juli 2019
- Laatst geüpdatet 9 februari 2021
29 november 2015
Eerste zondag van de Advent
Lezingen: Jer. 33,14-16; Ps. 25; 1 Tess. 3,12-4,2; Luc. 21,25-28.34-36 (C-jaar)
Inleiding
Onvoorspelbaar als een val die dicht klapt…
In de doorgaande lezing van de synagoge is het de gewoonte de laatste lezing van het joodse jaar op de eerste sabbat te herhalen. Iets dergelijks gebeurt ook in de lezingen van de eerste zondag van de Advent, het begin van het nieuwe kerkelijke jaar Anno Domini. Dat eindigde met Christus-Koning, de laatste van de laatste zondagen van het kerkelijk jaar, waarin de kerk even de blik op oneindig zet, spreekt over de laatste dingen voor we weer van voren af aan beginnen. Niet helemaal dus, want de evangelielezing van de eerste zondag van de Advent bepaalt ons aan het begin nog even bij de laatste dingen. We horen een gedeelte uit de apocalyps van Jezus van Nazaret. Niet zo uitvoerig als het boek Openbaring, maar toch onmiskenbaar openbaring van Jezus Christus.
Psalm 25
Deze psalm keert regelmatig terug in de liturgie, ondermeer in de Veertigdagentijd op zondag Oculi, maar dus ook op de eerste zondag van de Advent. De psalm is multifocaal en daarom op verschillende momenten in het kerkelijk jaar bruikbaar. Het is geen klacht en geen lofzang, maar een soort leerdicht, waarin de spreker afwisselend bidder en voorzanger is. Hij richt zich zowel aan het adres van God als aan zijn omgeving. De toon is eerst intiem, er heerst een mystieke sfeer van zoeken naar God, de weg, de waarheid en het leven. Impliciet wordt duidelijk dat de dichter eigenlijk het spoor bijster is, het contact lijkt zoek te zijn. Hij verwijst naar de zonden van zijn jeugd, hij wijst er ook op dat God zondaars de weg wijst… En dan is er ineens dat mea culpa, mea maxima culpa! Vergeef mij, HEER, mijn grote schuld (v. 11). Hij weet wat er theologisch mis is met de mens, maar de religieuze ervaring is anders. Maar de bidder houdt vol en wint het ten slotte van de theoloog! Ik hou mijn ogen gericht op de HEER. Pas dan komt bij wijze van spreken de aap uit de mouw: de psalm loopt na al die omtrekkende bewegingen uit op een klaagpsalm, op een persoonlijk kyriëleison, wees mij genadig, en een collectief gebed om verlossing. Hij weet van zijn schuld, hij kent zijn nood en ellende, hij weet dat hij vergeving nodig heeft. Er zijn genoeg blanco regels om daarin het eigen verhaal in te vullen. Door alles heen klinkt verlangen en hoop, herstel van onschuld en integriteit, een roep om ultieme gerechtigheid. Daarom is hij ook zo geschikt voor het begin van de Advent.
1 Tessalonicenzen 3,12–4,2
Wij lezen in de kerk als Messias-belijdend Israël samen met broeder Israël de Wet en Profeten met het oog op het koninkrijk Gods. Daarin zijn kerk en synagoge door de eeuwen heen onopgeefbaar met elkaar verbonden for better and for worse. Deelgenoten in een Abrahamitische oecumene op weg naar een messiaanse toekomst. De Wet klinkt door in Paulus’ eerste brief aan de gemeente te Tessalonica, een van de oudste gemeentes op Europese bodem. ‘U kent de voorschriften, die wij u op gezag van de Heer Jezus hebben gegeven’ (1 Tes. 4,2). Uit het evangelie weten we dat de Wet van Jezus in principe geen andere wet is dan de Wet van Mozes, want hij kwam niet om Wet en Profeten af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen, elke tittel en jota. Kerk en synagoge kunnen elkaar daarop aanspreken.
Zie: H. Janssen/K. Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, blz. 20-24
Jeremia 33
Niet alleen wat betreft de Wet maar ook de Profeten. Vandaag dus ook de messiaanse profetie van Jeremia 33,14-16. De bekende profetie over de ‘rechtmatige telg’ op de troon van David. De Tsemach Saddieq, zoals hij meer correct in Jeremia 23,5 wordt genoemd. Er zit nogal wat profetische kritiek en waarschuwing in die term. Een rechtmatige troonsopvolger sluit vele onrechtmatige usurpators en zogenaamde messiassen uit, net zoals de ‘goede herder’ zich profileert in contrast met de slechte herders die de kudde uitbuiten (Ezech. 34,1-16; Joh. 10,11-17). De profeet voorziet voor ons in de Advent van de Messias een stad, een Jeruzalem van de toekomst, waarvan de inwoners in vrede zullen leven, alle inwoners. Voorlopig is dat niet het geval en is Jeruzalem nog Stad van het Verderf (City of Wrong), de naam die de Egyptische schrijver Mohammed Kamel Hussein gaf aan Jeruzalem in zijn islamitische roman over het lijden van de Messias op Een Vrijdag in Jeruzalem (1954). Dat Jeruzalem komt er niet in een Joodse staat.
Lucas 21
We richten met Jezus in het evangelie van Lucas 21 nog even de blik op oneindig en zien voorlopig sterretjes. Jezus doet dat met onthullende woorden, vertolkt daarin ook onze angst voor het einde: ‘mensen worden onmachtig van angst voor wat er met de wereld zal gebeuren’ (Luc. 21,26). De mens leeft permanent in tijden van crisis, maar op een keer breekt het licht door de wolken en is daar de Mensenzoon, de verlossing nabij. Het is opvallend dat Jezus in zijn rede over de laatste dingen maar weinig zegt over het einde zelf. In een regel schetst hij de wederkomst: de Mensen¬zoon die terug¬keert. De terugkeer van de verloren zoon van God. De zoon des mensen die bijna verloren leek voor de wereld en dan toch ineens, tegen alle verwachting en wanhoop in weer op het toneel ver¬schijnt. Hij gebruikt daarbij beelden die herinneren aan de oordeelprediking van de profeten over de dag van de HEER, die komt onvoorspelbaar als een val die dicht klapt. Daarmee boezemt hij geen angst in, hij voedt ook niet ons wraakgevoelen: wacht maar! Hij wil juist troosten en bemoedigen.
‘Pas op dat jullie hart niet afgestompt raakt door de roes van geweld, door de zorgen van het dagelijkse leven’ (Luc. 21,34). Bang zijn helpt niet en angst blijft een slechte raadgever. Met het oog op morgen en terugkijken naar het begin van Wet en Profeten, spreekt de Heer ons aan, daar waar we staan tussen toekomst en verleden: in het heden der voorlaatste dingen zoals Dietrich Bonhoeffer dat noemde, het heden van de genade. De kern van wat Jezus dan zegt is: Gebruik je gezonde verstand. ‘Leer van de vijgenboom deze les’ (Luc. 21,29). Jazeker: artis natura magistra. De natuur is leermeesteres van de kunst, ook van de levenskunst van het evangelie.
Jezus’ evangelie van het koninkrijk der hemelen sluit naadloos aan op de verwach¬ting der profeten en werpt zijn licht vooruit in Advent. Ze hebben tenslotte ook alles met elkaar te maken. Immers alleen de verwachting van de Messias in de adventstijd en zijn komst in de wereld kan ons rijp maken voor de verwachting van zijn rijk op aarde. Zo grijpen alle momenten van de Bijbelse geschiedenis in elkaar als even zo vele schakels in de ketting, die de kloof tussen heden en toekomst overbrugt.
Preekvoorbeeld
Vandaag stappen we een nieuw liturgisch jaar binnen: een kerkelijk Nieuwjaar zou je het kunnen noemen. Ik vergelijk het graag met een wiel van een wagen: het blijft maar draaien, altijd opnieuw. Maar tegelijkertijd rolt het verder op de weg. In welke richting? Ja… die wordt natuurlijk bepaald door de chauffeur.
Als je naar onze mensengeschiedenis kijkt, merk je dat er in de loop van de tijd veel chauffeurs aan het stuur van de geschiedenis hebben gezeten. Zij hebben mensen niet gelukkig gemaakt, integendeel: zij hebben veel ellende bezorgd door zinloze oorlogen. Wat was hun eerste prioriteit? Het heil van de mensen of hun eigen macht vergroten? Als ik denk aan sommige hedendaagse leiders, hou ik mijn hart vast.
Jezus heeft zich ooit gemanifesteerd als de goede herder, die zelfs zijn leven geeft voor zijn schapen, zoals hij zelf zei. Mensen waren ooit enthousiast om hem. Ze kregen hoop. Maar hij werd brutaal uit de weg geruimd. Toen overspoelde de golf van de secularisatie het Westen en verdween hij uit het straatbeeld. Hij wordt doodgezwegen en afgedaan als behorend tot een historisch tijdperk dat nu voorgoed is gesloten.
Toch was er een kleine groep die zijn boodschap doorgaf tot op onze dagen. En juist bij de start van een nieuw liturgisch jaar krijgen we onverwacht en verrassend te horen van de Heer zelf dat hij opnieuw zal verschijnen op het einde van de geschiedenis. Daar zal hij opnieuw opduiken. Hij gebruikt de taal van de oude profeten die beroep doen op apocalyptische beelden. Zon, maan, sterren, hemelse heerscharen die in verwarring geraken. Niet met de bedoeling om ons angst aan te jagen. Angst is trouwens een slechte raadgever. Zijn enige bedoeling en bekommernis is: ons wakker houden, waakzaam zijn om de trein niet te missen. Want: ‘uw verlossing is nabij’. Het klinkt wel mooi. Maar wat betekent het concreet? Waar moeten we die verlossing gaan zoeken?
In de eerste lezing worden we door de profeet Jeremia op weg gezet. Namens God belooft hij David ‘een wettige afstammeling die het land rechtvaardig en eerlijk bestuurt.’ Twee woorden klinken hier zwaar door: rechtvaardig en eerlijk. Twee basiswaarden waarzonder geen vrede en gerechtigheid mogelijk is. In Jeremia’s tijd hebben mensen ongelooflijk geleden onder verdrukking, uitbuiting en oorlog. Maar als ik denk aan de laatste jaren in onze tijd met terreur, met bootvluchtelingen die hun leven riskeren, met hartvochtigheid van landen die hun grenzen gesloten houden: is er dan zoveel veranderd? Zijn wij erop vooruit gegaan?
Bij het begin van deze Advent wordt de juiste richting uitgestippeld: het gaat niet om vroomheid maar om vrede en gerechtigheid. Is het pure illusie? Is dit haalbaar? Eén ding is zeker: het is een kwestie van blijven hopen en dus van geduld. Van kunnen wachten en waakzaam blijven. Dat lijkt me een van de grootste problemen van onze generatie: wij kunnen niet meer wachten. Wij hebben het verleerd. Alles is binnen handbereik gekomen. Nochtans moeten ouders toch nog altijd negen maanden wachten op hun kindje. De Advent kan een goede oefentijd worden in het leren wachten en hoopvol uitkijken. Wachten hoeft daarom niet passief te zijn, maar kan je actief beleven. En dan zou ik wachten anders durven noemen: waakzaam voorbereiden. Laat je niet inpakken en verleiden door de zoetgevooisde stem van de reclame rond ‘instant-geluk’.
In de evangelielezing worden we herinnerd aan de ultieme komst van de Heer: het eindperspectief van de hele schepping. Maar Advent zet ons ook op weg naar Kerstmis: elk jaar opnieuw ons laten raken door dat stukje utopie van ‘vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft’. Ons voorbereiden op dat moment van verstilling en inkeer. Zingend uitvieren in een hechte gemeenschap hoe God naar ons is toegekomen in een mensenkind om zich solidair te verklaren met ons, kwetsbare mensen.
En er is die komst van de Heer elke dag in ons leven in die kleine, schijnbaar onooglijke tekentjes: een pakkende documentaire over jonge Europese artsen die in een Congolees hospitaaltje in de brousse gaan helpen; mensen die zich inzetten voor buurtwerking, of voor opvang van vluchtelingen. Het gebeurt! Dit zijn tekens van hoop. Tekens die onze ogen openen en ons laten zien: ‘Uw verlossing is nabij’. Gerechtigheid wordt reeds zichtbaar op zo vele plaatsen, ook mede onze inzet voor adventsacties. Wellicht dat we dan ook in ons eigen hart iets mogen proeven van wat verlossing betekent, zodat wij er zelf blijere mensen van worden. Het is ook de wens van onze paus Franciscus om de wereldkerk te zien groeien naar een gemeenschap van hoopvolle mensen die vreugde uitstralen: de vreugde van het Evangelie.
dr. Maarten Dijkstra, inleiding
Bob van Laer ofm, preekvoorbeeld