- Versie
- Downloaden 113
- Bestandsgrootte 300.30 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 28 juli 2019
- Laatst geüpdatet 4 februari 2021
Boeteviering voor de Advent
Opening
Begroeting
Genade en vrede zij met ons van God, onze Vader, en Christus Jezus, onze Heiland.
AMEN.
Lied: Vernieuw Gij mij, o eeuwig Licht
of: Ons hart verheft zich tot U, Heer... of Het lied van de komende Heer: Verheft uw hart...
of: Scheur toch de wolken...
Welkom en openingswoord
Welkom, u allen bij deze boeteviering. Als mensen van goede wil zijn wij vanavond bijeen. In deze Adventstijd laten wij ons bij de hand nemen door Johannes de Doper. Als laatste sluit hij de rij der grote profeten. Hij is het ook die oproept tot ommekeer en die een doopsel van bekering preekt. Hij spoort mensen, ook óns, aan de weg des Heren te
bereiden. Hij verwijst naar hem die groter is dan hijzelf, naar hem die zal dopen met de heilige Geest en met vuur. Zo loopt hij vooruit op wat komen gaat: de komst van de Messias. Hij maakt openingen naar een toekomst waarin de mensheid Gods redding zal zien. Mogen wij zijn oproep verstaan en ernaar leven.
Gebed
Laten wij bidden:
Eeuwige God, in Jezus Christus, uw Zoon, bent u ons nabij gekomen: God-met-ons. Open
ons voor zijn komst en maak ons bereid hem in ons toe te laten; dat wij ons bekeren en uw
redding aanschouwen, vandaag en al de dagen van ons leven tot in eeuwigheid.
AMEN.
Dienst van het woord
Schriftlezing: Jesaja 40,1-11
Psalm: Psalm 25-I Naar u gaat mijn verlangen... – Zoudt Gij ooit ...
Schriftlezing: Lucas 7,18-22
Overweging
Daar staat hij dan. Midden in de woestijn. Geraakt, getroffen, opgejaagd. Gods Woord is over hem gekomen. Het brandt in hem. Het moet er uit, koste wat kost, tot redding van de mensheid. Hij is de profeet van wie Jesaja zegt: ‘Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht. Elk dal moet gevuld, elke berg of heuvel geslecht worden; de kronkelpaden moeten recht, de ruwe wegen effen
worden. En heel de mensheid zal Gods redding zien. Johannes roept mensen op zich te bekeren, anders te gaan denken, het leven zoals ze dat tot nu toe geleid hebben achter zich te laten. Hij neemt daarbij geen blad voor de
mond. Zoals zovele profeten vóór hem durft hij te zeggen waar het op staat, waar het op aankomt. Het komt hard aan, zeker wanneer hij zijn toehoorders een valse zekerheid verwijt.
Uiteindelijk komt hij terecht in de gevangenis. Dat is zijn lot, dat is de consequentie van zijn inzet voor het Rijk Gods. Daar, in de gevangenis, verneemt hij wat bekering vermag, wat het betekent de weg van het Evangelie te gaan; daar hoort hij hoe Jezus, de Messias, de Komende, daden van gerechtigheid verricht, hoe in woord en daad de Blijde
Boodschap handen en voeten krijgt.
Deze episoden uit het leven van Johannes doen bij ons de vraag opkomen: Vergaat het zo niet altijd mensen die opkomen voor recht en vrede, mensen die profeten durven zijn, mensen die zich met hart en ziel overgeven aan Gods roepstem? Zij sterven aan zichzelf omwille van het Rijk Gods en zijn gerechtigheid.
Johannes de Doper én Jezus van Nazaret, die de Christus wordt genoemd, zij roepen op tot bekering. Dat is geen kwestie van één moment. Bekering is je opnieuw tot God keren, is een nieuw begin in je leven maken; en dat kan ieder moment. Ieder moment is het meest geschikte moment om vooruit te kijken naar een leven zoals God dat van ons vraagt. Maar nu, in deze viering, klinkt deze oproep wellicht sterker dan anders: ‘Bekeert U, het Rijk
Gods is nabij.’
Dienst van de verzoening
Psalm 25-II Naar u gaat mijn verlangen... – Richt mij, Gij zijt de God ...
Gewetensonderzoek
Keren wij nu in onszelf om te ontdekken waar wij staan in het verbond tussen God en ons; om te ontdekken ook waarin wij schuld op ons hebben geladen tegenover God en tegenover elkaar. Ik ga u hierin voor met een gebed voor de Joodse ‘Grote Verzoendag’.
Ik nodig u uit hierbij te gaan staan.
Voor zover mogelijk gaan allen nu staan
Eeuwige, onze God, en God van onze vaderen, moge ons gebed tot u komen; onttrek u niet aan ons smeken. Want wij zijn niet zo brutaal en hardnekkig, dat wij u, Eeuwige, onze God, zouden zeggen: ‘Wij zijn braaf, en hebben niets misdaan.’ Integendeel, wij hebben gezondigd.
Wij zijn schuldig: wij waren ontrouw, hebben gestolen; wij hebben lastertaal gesproken; wij hebben leugens verzonnen; wij hebben bedrog gepleegd en de spot gedreven; wij hebben mensen gehoond; wij hebben overtredingen begaan; wij hebben een vijandige houding aangenomen; wij waren hardnekkig en hadden boze plannen; wij zijn
afgedwaald en brachten anderen op een dwaalspoor.
Wij zijn afgeweken van het rechte pad, van wat ons is voorgehouden; en het heeft ons niet gebaat. Maar u bent rechtvaardig bij al wat ons overkomt. Want u doet wat waar is; wij doen het verkeerde. Wat hebben wij, nu wij voor u staan, te zeggen? Wat hebben wij, nu wij voor u staan, u die in de hemel troont, te vertellen? U weet immers alles: wat verborgen is en wat openlijk bekend is. U reikt overtreders de hand en uw rechterhand is uitgestrekt om hen die terugkeren te ontvangen. U heeft ons geleerd, Eeuwige, onze God, al wat wij misdreven, voor u te bekennen, opdat wij onze handen van onrecht zouden afhouden en u ons, in een volledige terugkeer tot u, zoudt kunnen aanvaarden.
Wat zijn wij? Wat is ons leven, wat onze welwillendheid, wat onze deugd, wat onze hulpvaardigheid, wat onze kracht, wat onze macht?
Maken wij het nu een ogenblik stil voor elkaar om het gehoorde te overwegen en straks
van harte onze schuld te belijden. Gaat u daarbij zitten.
Allen gaan zitten.
Stilte
Schuldbelijdenis
Zusters en broeders, gedenken wij de mildheid van God, onze Vader, en belijden wij voor
hem onze zonden om deel te hebben aan zijn barmhartigheid:
IK BELIJD VOOR DE ALMACHTIGE GOD, EN VOOR U ALLEN,
DAT IK GEZONDIGD HEB IN WOORD EN GEDACHTE, IN DOEN EN LATEN,
DOOR MIJN SCHULD, DOOR MIJN SCHULD, DOOR MIJN GROTE SCHULD.
DAAROM SMEEK IK DE HEILIGE MARIA, ALTIJD MAAGD, ALLE ENGELEN EN HEILIGEN,
EN U, BROEDERS EN ZUSTERS, VOOR MIJ TE BIDDEN TOT DE HEER, ONZE GOD.
Vergeving
Voorin staat een schaal/kom, gevuld met gewijd water.
Zusters en broeders, Johannes riep op tot bekering en doopte met water. Ik nodig u allen uit naar voren te komen en een teken van verzoening te stellen. Hier staat het wijwater, verwijzing naar onze doop, onze eerste bekering. Komen wij nu naar voren en maken een kruisteken met het gewijde water en zeggen daarbij: ‘Heer wees mij zondaar genadig.’
Nadat allen naar hun plaats zijn teruggekeerd, vervolgt de voorganger:
Moge de almachtige God zich over ons ontfermen onze zonden vergeven en ons geleiden tot het eeuwig leven.
AMEN.
Besluit
Psalm 25-III Houd mij in leven... – Omdat Gij zijt ...
Gebed
God, onze Vader, u bent ons barmhartig en ziet welwillend op ons neer. Wij danken u dat wij uw vergeving mochten ontvangen en wij bidden u: schenk ons uw Geest opdat wij de roepstem van Johannes verstaan en leven kunnen in het voetspoor van Jezus en een licht kunnen zijn voor allen die wij ontmoeten op onze levensweg. Maak ons tot trouwe getuigen van de Blijde Boodschap die uw zoon Jezus ons heeft gebracht en ook voorleefde; hij die ons
heeft geleerd tot u te bidden met de woorden:
Eindigend met het Gebed des Heren
Onze Vader ....
Lied: Lied van Zacharias: Een schoot van ontferming...
of: Van het riet in de wind...
of: Licht en stem: Van grond en vuur...
of: Blijf niet staren...
Zending en zegen
Gaan wij van hier. Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht.
Het is God die met ons meetrekt door het leven, God die is: Vader, Zoon en heilige Geest.
AMEN.
Ton Peters ofm