- Versie
- Downloaden 25
- Bestandsgrootte 376.93 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 28 juli 2019
- Laatst geüpdatet 4 februari 2021
15 januari 2012
Tweede zondag door het jaar
Lezingen: 1 Sam. 3,3b-10.19; Ps. 40; 1 Kor. 6,13c-15a.17-20; Joh. 1,35-4 (B-jaar)
Inleiding
1 Samuël 3,3b-10.19
In de klassieke exegese horen de boeken Samuël en Koningen tot een grotere groep, het zogenoemde Deuteronomistische geschiedeniswerk. Hierbij horen waarschijnlijk ook de boeken Jozua en Rechteren. Onze tekst: ‘De roeping van de profeet Samuël’, een lieflijk verhaal, krijgt in dit grotere verband een zwaarder accent dan wanneer wij het verhaal alleen lezen zoals het in het lectionarium is weergegeven. Het ontstaan van de boeken Samuël en Koningen blijkt een ingewikkeld proces te zijn. Men denkt dat een aantal redacteuren, die men de Deuteronomisten noemt, in de loop der tijd verschillende mondelinge tradities, verhalen en teksten hebben samengebracht, waardoor uiteindelijk de huidige overgeleverde vorm ontstond. De Deuteronomisten hadden met hun werk een bepaald doel voor ogen. Hun denken is daarom duidelijk te volgen en door die bril gezien krijgt ook de tekst een directere dimensie. Zij hebben geschreven vanuit het gezichtspunt van de gelovige joden die tijdens en na de ballingschap in Babel hun toekomstperspectief kwijt waren geraakt. ‘Waarom is deze deportatie ons overkomen? Waarom zijn onze tempel en stad Jeruzalem te gronde gericht? Waarom is de heer onze redder niet geweest?’ Het antwoord van de auteur(s) wordt: Omdat het volk niet volgens de Thora, de richtingswijzer in het leven – heeft geleefd en zich heeft laten verleiden koningen aan te stellen die niet de wil van de heer wilden volbrengen, die er alleen opuit waren hun eigen belangen te behartigen.
Het verhaal van de roeping van de profeet Samuël is niet helemaal zo onschuldig als uit de lezing van het lectionarium lijkt. Hier gaat het niet alleen over een ‘roeping’, maar vooral: Wat is je roeping en wat doe je daarmee? Het begint zo aannemelijk. Een klein jochie dat een vrome dienst verricht in de tempel van de heer. Hij wordt geroepen, tot drie keer toe. Hoewel Samuël dat niet eerder heeft meegemaakt weet hij deze situatie te hanteren. Het leermoment is: ‘Luisteren’, niet alleen met je oren maar vooral naar wat God spreekt in je hart.
De boodschap blijkt zeer ernstig te zijn. De nadruk ligt nu op een jongen die een moeilijke boodschap van de heer aan Eli moet overbrengen, de priester. De boodschap is een zware kritiek van God op zijn volk, dat ondanks alle offers en rituelen de plank helemaal mis heeft geslagen. De twee zonen van Eli, Chofni en Pinechas, ook priesters in de tempel van Silo, zijn corrupt. Het offervlees dat niet als brandoffer voor het verterende vuur werd gebruikt zou gegeven moeten worden aan de dienaars en daarna aan de armen om van te eten. De beide broers hielden echter het meest waardevolle vlees achter en verkochten het om daar zelf rijk van te worden. Ook werd tijdens een van de oorlogen tegen de Filistijnen de Ark van het Verbond uit de tempel gehaald om zo de overwinning te bewerkstelligen. Het bijgelovige trucje lukte helemaal niet. De Israëlieten werden door hun vijanden verslagen in plaats van hen te overwinnen. Dit zouden wij afgoderij van de hoogste klasse kunnen noemen. Afgoderij werd ook gezien als de meest ernstige zonde en de reden voor de woede van de heer.
De Deuteronomisten willen zeggen: Als de Ark van het Verbond – de Thora, de wegwijzer in ons leven, op een dergelijke manier wordt gebruikt, gaat het fout. De Woorden van de heer zijn om naar te luisteren en in praktijk te brengen. Als het volk niet leert en luistert naar wat rechtvaardigheid is, heeft het land Israël geen toekomst. Het verhaal eindigt ook, wel buiten onze lezing van vandaag, met de plotselinge dood van zowel de zonen Chofnie en Pinechas als de priester Eli, die niet met kracht was opgetreden tegen de wanorde die in de tempel van Silo heerste.
Johannes 1,35-42
Het evangelieverhaal is een ‘roepingverhaal’ van twee van de toekomstige apostelen Simon-Petrus en zijn broer Andreas. In tegenstelling tot de roepingverhalen van de synoptici blijken in dit evangelie de eerste leerlingen van Jezus eerst bij Johannes de Doper leerling te zijn geweest. Er zijn exegeten die het verschil willen uitleggen door middel van verschillende tijdstippen en de interpretatie dat hun eerste ontmoeting met Jezus plaatsvond bij de Jordaan en dat ze daarna terugkeerden naar Galilea en bij een tweede gelegenheid daar ter plekke door Jezus werden geroepen.
In de context van het Johannesevangelie heeft een dergelijke discussie weinig zin. De evangeliën zijn geen historische reportage van wat er ooit is gebeurd. Bij de evangelist Johannes zien we dat heel duidelijk. Hij heeft zijn evangelie geschreven met bepaalde thema’s voor zijn ogen. Het ‘Woord’ dat we eerder in de proloog hebben gezien, is iets wat licht in het donker brengt. Het Licht in het donker, het licht aanvaarden of te blijven in het donker komen in de verschillende verhalen weer voor. Het is een proces dat begonnen is met Johannes de Doper die later in dit evangelie tot inzicht komt en zich realiseert dat hij moet terugtreden en dat Jezus, het ware licht, het Lam Gods, groter moet worden en naar voren treden. Johannes ‘zag’. ‘Zien’ heeft ook met het licht te maken. Het werkwoord ‘zien’ staat voor meer, het betekent eigenlijk: diep beseffen en tot inzicht komen. Het ware licht kan nooit alleen met de ogen gezien worden, maar ook samen met het hart – het gevoel – en het hoofd – het verstand. M.a.w. de hele persoon moet bij dit ‘zien’ worden betrokken.
Jezus heeft ook de gebeurtenis in de gaten, hij ziet en hij weet dat hij als het ware Licht mensen naar zijn persoon zal aantrekken om dit Licht verder door te geven. Daarom kan Jezus ook de vraag stellen: ‘Wat zoeken jullie?’ Dit geeft aan dat de leerlingen van Johannes de Doper serieus ten diepste op zoek zijn naar de zin van hun leven. Zij hebben veel gehoord, zij kennen de oude verhalen uit de geschriften en ze zijn op zoek naar de sleutel voor alles wat hen in hun leven bezighoudt. Hun vraag: ‘Rabbi, waar logeert u?’ heeft daarom een diepere betekenis. Hun vraag betekent eigenlijk: ‘Waar leeft u van? Wat is uw doel in het leven? Van wie krijgt u uw de inspiratie?’ Het antwoord: ‘Kom maar mee, dan zul je het zien!’ sluit hierbij aan.
Een tijdsaanduiding, ook zeer typisch voor de evangelist Johannes, geeft ook een verband weer met het donker en licht uit de proloog. Het tiende uur, of twee uur voor zonsondergang, geeft aan dat het belangrijk was om later in de middag onderdak te zoeken. In het Midden-Oosten wordt het meestal rond zes uur ’s avonds pikdonker. In een afgelegen gebied op het platteland in het donker vertoeven werd geassocieerd met levensgevaar. Als eenling, maar ook bij gebrek aan licht en warmte van een vuur was je verloren.
Andreas, een van de twee leerlingen gaat enthousiast verder en vertelt het aan zijn broer Simon. Het inzicht bij Andreas heeft een diepere laag bereikt, hij zegt dat zij ‘de Messias’ hebben gevonden. Simons nieuwsgierigheid is gewekt. In de ontmoeting met Jezus wordt Simon-Petrus ook gezien voor wie hij is, maar ook tot wie hij uiteindelijk zal groeien.
Preekvoorbeeld
Centraal in de lezingen van vandaag staat het uitverkoren zijn. We horen verhalen van mensen met een bijzondere roeping, van mensen wier leven in een groter geheel geplaatst wordt, omdat zij een bijzondere opdracht voelen.
Die opdracht, die roepstem, komt ‘ergens’ vandaan. De jonge Samuël hoort aldoor zijn naam roepen. Simon en Andreas worden geraakt door de uitspraak van Johannes, wanneer hij tegen Jezus zegt: ‘Ziedaar het Lam Gods.’ Uitverkoren zijn, je geroepen weten, aangesproken worden. Daar gaat het vandaag over.
God heeft een volk uitverkoren om daarin zijn heil te verwezenlijken, om daarmee te laten zien dat hij een God van mensen is. Dit plan wordt vertolkt door mensen zoals Abraham, Isaak, Jakob, mensen zoals Mozes en nu bijvoorbeeld Samuël.
Hoe mooi en edel zoiets ook lijkt, het geeft tegelijk een zware druk op de vertolker. Niet voor niets laat God via deze vertolkers weten wat zijn heilsplan is. Steeds opnieuw verzaakt het volk in haar verplichtingen jegens hem: is er afgodendienst, corrupt gedrag en geweld. En steeds opnieuw roept God mensen om zijn heilsplan te kunnen voltooien.
De hele geschiedenis van God en mens lijkt wel een verhaal van op en af, van hoop en afgrond, van oogst en bederf. Wat voor iemand moet je dan zijn om geroepene van God te kunnen zijn? Om te verstaan wat die tekenen van heil zijn? Welke antennes moet je weten te gebruiken? Dat vraagt iets extra’s, geen gemakkelijke opgave voor je leven.
Je hoort wel eens zeggen: volg je hart… volg je gevoel… maar ooit schreef Willem Elsschot een prachtig gedicht met daarin:
Maar tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren.
En ook weemoedigheid die niemand kan verklaren
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat…
Dat gevoel kent u misschien ook: je wilt wel van alles, maar ja, klopt het wel, is het wel een juiste keuze, is het wel de goede weg. Je loopt er een tijd mee rond. Je voelt dat je een keuze moet maken, maar wat is de goede keuze, wat zijn de consequenties, komt het allemaal wel goed?
Samuël is nog te jong om die bijzondere roepstem als een beslissend keuzemoment voor zijn leven te zien. Hij kan het nog niet plaatsen, weet er zelf nog geen raad mee en stapt op Eli af, ook als hij merkt dat Eli hem niet zelf geroepen had. Hij blijft Eli erin betrekken.
En dat is wel belangrijk: hij blijft er niet in zijn eentje mee zitten, samen met Eli komt hij verder. Die geeft hem advies: Als je het weer hoort, zeg dan: ‘Spreek, heer, uw dienaar luistert.’ Dan moet het wel goed zijn, denkt Samuel. Hij vertrouwt de raad van Eli.
We lezen Johannes. Hier gaat het om de roeping van twee mannen die later leerling, apostel van Jezus zullen zijn, Simon (later Petrus) en Andreas. Zij hoorden Johannes zeggen: ‘Zie, het Lam Gods.’ Een ongewone uitdrukking, bijzonder, en prikkelend genoeg voor deze mannen om er iets mee te doen.
Ze volgen Jezus en vragen hem: ‘Waar verblijft U?’ Het is niet goed, zo lijken zij aan te voelen, dat op dit late, tiende uur, er geen veilig onderdak is voor deze bijzondere mens. Maar Jezus voelt ook hun verlangen aan, ze volgen hem kennelijk niet voor niets. ‘Wat verlangen jullie?’ vraagt hij hen. Met andere woorden: wat willen jullie, waar zijn jullie naar op zoek?
Simon en Andreas zijn geraakt door het woord van Johannes: ‘Zie, het Lam Gods.’ Hier moet dus iets bijzonders aan de hand zijn. Er is een waakzaamheid: ik hoor iets, ik voel iets om mij heen dat bijzonder is, dat mij uittilt boven alle werkelijkheid. En er is ook een verlangen, een bereidheid om iets te doen met wat zij horen. Misschien is dat ook wel van belang als het erom gaat je hart, je gevoel te volgen: houd het niet voor jezelf alleen, maar spreek erover met anderen. Om te toetsen, om te schaven en al doende te ervaren of het verlangen blijft.
Gods heilsplan met ons mensen is er een van een lange weg. Je zou kunnen zeggen: God gaat niet over één nacht ijs. Misschien is dat ook voor ons mensen zo: niet bij de eerste de beste gril denken: hup, meteen doen, maar juist als het om bijzondere keuzes gaat, te rade gaan bij een ander, het laten rijpen en dan samen op weg durven gaan. Zo kan je ook toetsen of jouw gevoel klopt, terecht is, of het geen waan van de dag is, maar ook duurzaam is voor jou, voor je omgeving.
Het is net Nieuwjaar geweest. Allerlei voornemens gemaakt: In dit jaar ga ik … meer sporten, beter mijn agenda bewaken, vaker op bezoek bij mijn oude zwakke vader, noem maar op. Je voelt van die roepstemmen, die je wakker houden om de dingen te doen die je soms al te gemakkelijk op de achtergrond schuift. Net na Nieuwjaar gaat dat vaak om zaken die jou persoonlijk aangaan: je gezondheid, geestelijk en lichamelijk, je sociale contacten of misschien eens wat vaker naar de film.
In het verhaal van God en mens gaat het om voortbestaan van gerechtigheid en vrede voor alle mensen. Daar gaat het om heil voor iedereen. Steeds opnieuw, zo weten we uit de Schriftverhalen, zijn er mensen geweest die zich geroepen weten om daar iets mee te doen.
Steeds opnieuw zijn er mensen geweest die die roepstem gevolgd hebben uit vertrouwen dat het tot iets goeds leidt.
Voor ons vandaag, hier en nu, geldt dat we open oog en oor houden voor de signalen die verwijzen naar heil, opdat onheil, onrecht, duisternis en kwaad geen schijn van kans maken. Opdat liefde, welzijn voor iedereen, vrede en gerechtigheid voortgang mogen vinden, werken aan een Koninkrijk van God op aarde. Dat het zo moge zijn.
Bengt Wehlin ofm, inleiding
Clazien Broekhoff, preekvoorbeeld