- Versie
- Downloaden 42
- Bestandsgrootte 297.50 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 28 juli 2019
- Laatst geüpdatet 4 februari 2021
9 december 2012
Tweede zondag van de Advent
Lezingen: Bar. 5,1-9; Ps. 126; Fil. 1,4-6.8-11; Luc. 3,1-6 (C-jaar)
Inleiding
Baruch 5,1-9
Het boek Baruch is een kleine samenstelling van een aantal teksten. Het is een Bijbelboek dat tot de deuterocanonieke geschriften hoort, en voor zover we weten bestaat er geen Hebreeuws origineel. De tekst die wij kennen is uit de Septuaginta. Men gaat ervan uit dat de tekst bestaat uit gebeden die betrekking hebben op de historische situatie rond de ballingschap. Verder staan er gedichten in waarin vooral de Thora – de Wet – wordt verheerlijkt, en ook de wijsheid die geïncarneerd is in diegenen van het volk die trouw zijn aan de woorden van de
HEER.
Onze tekst behoort tot de profetieën en heeft als doel tot troost en steun te zijn voor de terugkerende ballingen uit Babel. Het volk dat weggevoerd werd heeft deze ramp niet kunnen verwerken. Zij hadden hun leven op de HEER gebouwd. Naar eer en geweten hebben ze min of meer de traditie gevolgd, maar ze zoeken in het falen van het koninkrijk van Juda een oorzaak van deze rampen. ‘Waarom is het ons slecht gegaan? Waarom hebben onze vijanden macht?
Waarom worden goede mensen door deze rampen getroffen?’
De profeet, de schrijver van de tekst, wil al die vertwijfelde mensen die onder ongeluk en wanhoop gebukt gaan, een hart onder de riem steken: ‘Kijk, er is hoop!’ De stad Jeruzalem wordt het beeld van de weduwe die haar man en kinderen is kwijtgeraakt. Maar ineens mag zij nu haar rouwkleed afleggen. Tegen haar wordt gezegd dat zij zich met de heerlijke schoonheid van God mag bekleden. Haar wordt gevraagd de mantel van rechtvaardigheid om
te slaan en de schitterende kroon op haar hoofd te zetten. Als een koningin staan zij daar, en als teken dat er iets nieuws is begonnen krijg zij twee nieuwe namen: ‘Vrede door gerechtigheid’ en ‘Glorie door vroomheid’.
Het wordt duidelijk dat deze namen relateren zowel aan het verleden als aan de toekomst. Volgens het deuteronomistische gedachtegoed, dat ook werd gedragen door de profeten Jesaja, Jeremia en Ezechiël, staat het verbond centraal met de tien woorden – de Thora – die als richtingwijzer zijn bedoeld. Leven van die woorden betekent de ware dienst aan de HEER. Door rechtvaardig handelen kan er vrede ontstaan. Wanneer die vrede concreet wordt geleefd, wordt ook de glorie van God zichtbaar. In deze zin moeten we ook het woord
‘vroomheid’ verstaan. Vroomheid volgens de Bijbel is niet dat waar wij bij dit woord wellicht aan denken, een strak en soms star en behoudend vasthouden aan bepaalde uiterlijke religieuze tradities. Vroomheid gaat over het woord dat bedoeld was om ervaren en in praktijk gebracht te worden. Voor andere namen van Jeruzalem kunnen wij vergelijken met Jesaja 1,26, Jeremia 33,16 en Ezechiël 48,35.
De schrijver heeft niet alleen het rampjaar 586 in gedachten, het jaar waarin Jeruzalem viel onder de Babylonische heersers en het volk in ballingschap werd weggevoerd. De catastrofe heeft plaatsgevonden en kan niet ongedaan worden gemaakt. Maar deze profetie blijkt twee verschillende niveaus te hebben. Ze vraagt Jeruzalem te kijken naar het oosten, en daar ziet ze haar kinderen weer samen op het woord van de HEER. Zij die weggesleept werden,
worden nu gedragen op een koningstroon. De wegen worden geëffend, de weerbarstige natuur wordt mild, zodat het volk – de mensen – met vaste tred op hun doel af kunnen gaan. Het nieuwe perspectief dat wij ook bij de andere profeten herkennen, betekent dat het gaat gebeuren wanneer de eindtijd op handen is en het koninkrijk van God wordt gevestigd. Want God leidt het jubelende Israël in zijn heerlijk licht; met zijn barmhartigheid én met zijn
gerechtigheid zal hij hen omgeven. Als beeld voor deze tocht dient zeker Psalm 126, die wij als tussenzang hebben.
Lucas 3,1-6
In de tekst van de evangelist Lucas krijgen we in het begin een zeer gedetailleerde tijdbeschrijving. Die is plechtig, om aan te duiden dat inderdaad een nieuw tijdperk is begonnen. Hierbij gaat het niet over het Griekse tijdsbegrip chronos; dat is de mechanische, strikte tijd die wij kunnen meten in uren, minuten en seconden. Het gaat over kairos, de poëtische impuls, die plotseling ontstaat en soms niet valt te vatten. Met de omschrijving van de politieke en religieuze omstandigheden van die dagen laat Lucas zien dat hij het leven van Jezus wil verbinden met de geschiedenis. Hij beklemtoont dat Gods heilsaanbod verbonden is met de concrete geschiedenis van mensen.
‘Het gebeurde’ betekent: op een gegeven moment is iets geschied, een vast tijdstip, niet voor en niet na, maar op een exact tijdstip. Omdat het regeringsjaar van keizer Tiberius wordt aangegeven, weten we dat het tussen het jaar 27 en 29 geweest moet zijn. Onze onzekerheid heeft te maken met de vraag welke kalender de evangelist heeft gebruikt, de
Romeinse of de Syrische.
De belangrijke boodschap is dat Johannes de Doper op een gegeven moment is opgetreden. Het woord kwam naar Johannes, en hij werd evenals de oude profeten geroepen om de boodschap van God aan het volk te brengen (vgl. Jer. 1,1 en Jes. 38,4). Johannes, wiens naam betekent ‘God is genadig’, was de zoon van de priester Zacharias en Elisabet, volgens de traditie en het evangelie tante van Maria, de moeder van Jezus.
De prediking van Johannes de Doper is te begrijpen tegen de achtergrond van de gespannen apokalyptisch-eschatologische verwachtingen van die dagen. Het volk werd door de Romeinse bezetters onderdrukt. Zij moesten extra belastingen en tol betalen en diensten verrichten. Alleen de bezetting zelf al was een doorn in het oog voor de beschaafde wetgetrouwe joden. Daarom verlangde men naar de bevrijding, dat God radicaal zou ingrijpen
en zijn beloofde Messias zou zenden. Geïnspireerd door de oude profeten en teksten zoals die wij vandaag ook lezen in het boek Baruch, waren verschillende groepen in die tijd bezig zich daarop voor te bereiden. De Farizeeën probeerden door streng de wet en alle voorschriften te onderhouden, vrij en vlekkeloos in hun geweten deze bijzondere dag tegemoet te gaan. Meer ascetische groepen, zoals onder anderen de Essenen, trokken zich terug in de woestijn, waar het volk zich ooit veertig jaar voorbereid had op de intocht in het beloofde land. Deze
sektarische groepen leefden in wetgetrouwheid in afzondering van anderen. Zij leefden in de verwachting van een ‘Gezalfde’ – Messias/Christus, een davidische figuur die in het koninkrijk Gods de troon zou bezetten die door God was opgericht. Wij lezen dit bij Daniël 9,5.
Aan de rand van de woestijn, tussen het (beloofde) land en de plaats, de woestijn (de wereld) waar het volk zich bevindt, staat Johannes de Doper. De rivier Jordaan wordt dan ‘het water’ – de Rode Zee – dat het volk in zijn exodus moest oversteken om gered te worden. Ook later bij de werkelijke intocht met Jozua heeft het volk de Jordaan moeten oversteken om er binnen te komen. Symbolisch gezien wordt dan de reinigingsdoop als een ultiem teken dat men vastberaden is een nieuw leven te beginnen.
Preekvoorbeeld
De tijd van Advent is bij uitstek de tijd van Johannes de Doper. In deze tijd van voorbereiding op het geboortefeest van Jezus Christus, valt veel licht op de voorloper van Christus. De Doper is voor veel moderne mensen, zo vermoed ik, een wat excentrieke maar ook intrigerende figuur. Kort en krachtig wordt door Lucas vandaag het optreden van Johannes geschetst. Aan de oevers van de Jordaan is hij een doopbeweging gestart. Hij is hard voor zichzelf maar ook hard voor anderen. Er klinken zware woorden over bekering en vergeving van zonden. En dat alles staat in het teken van de komende Messias, de Gezalfde van God.
Mensen moeten zich laten dopen, moeten zich uiterlijk reinigen om innerlijk vernieuwd Christus tegemoet te leven. Gods redding is op komst en heel de mensheid zal het beleven. Bekering is bij de gemiddelde katholiek geen populair woord, zo vermoed ik. Het doet denken aan opdringerige Jehova’s Getuigen of straatevangelisten. En toch staat bekering ook in de katholieke bijbel en vormt het een woord dat helemaal hoort bij deze tijd van Advent. Wij
moeten ons omkeren, ons leven echt vernieuwen, zodat wij Christus ook werkelijk opnieuw in ons leven kunnen ontvangen.
Deze dag worden wij uitgedaagd om enkele wezenlijke vragen te beantwoorden. Wat doen wij met de woorden maar vooral ook met het toekomstperspectief van Johannes de Doper? Delen wij zijn verwachting? Delen wij zijn hoop op het komen van God; van Gods redding? Het zijn bijna gewetensvragen die bepalen of wij zinvol of zinloos deze Advent vieren.
De natuur geeft ons in deze maand december weinig reden om verwachtingsvol te leven. De dagen zijn kort en koud. Alles lijkt dor en dood.
En ook de cultuur, de huidige samenleving, geeft weinig reden tot hoop en verwachting. Er is veel onzekerheid over de ontwikkeling van onze economie, ons politieke bestel en ook over het kerkelijk reilen en zeilen. Veel tijdgenoten zijn vermoeid geraakt en lauwheid en onverschilligheid liggen op de loer. Wordt het leven van velen van ons ook niet
getekend door zorgen? Zonder veel geur en smaak proberen zij er het beste van te maken en leven van de ene dag in de andere. Is het niet veel realistischer om maar dicht bij de kachel te kruipen en niet al te hoogdravend te praten over levensvernieuwing en een nieuwe toekomst?
Zo spreken en denken maakt deze Advent echter zinloos. Er is ook een andere weg te gaan. Zinvol deze tijd van Advent beleven, impliceert dat wij onze cocon, onze grauwsluiers doorbreken. Johannes de Doper zegt als het ware tot ons: Blijf niet staan bij de sombere natuur of de zorgen van de cultuur. Na de wintertijd komt de lente! Laat je raken door Gods
Geest en durf mijn droom te dromen! Gods Gezalfde zelf is op komst. Hij wil bij ons wonen. Hij wil woning maken in ons leven. Christus wil in ons leven komen om ons te troosten en te dragen maar ook om ons uit te dagen hem echt te volgen. De Heer grijpt als het ware onze hand en zegt: Kom vooruit, doe weg alle angst en onbehagen en wordt steeds meer een mens van hoop en verwachting! Leef in vriendschap met mij en vertrouw erop dat ik met je mee ga,
alle dagen die je uit de hand van mijn Vader mag ontvangen.
Johannes de Doper wil ons gevoelig maken voor Gods onverwachte mogelijkheden. Als wij ons door hem op sleeptouw laten nemen, kunnen wij ons goed op het komende Kerstfeest voorbereiden en ons leven opnieuw oriënteren op de komst van de Heer. Laten wij Christus verwachtingsvol tegemoet leven. Sombere ogen zien het leven donker; blije ogen zien het leven veel lichter. En er is zoveel, dichtbij en ver weg, wat ons blij
en verwachtingsvol kan maken: de zorg van ouders voor hun kinderen, de liefdevolle verzorging van een ziek familielid; de liefde en trouw van jonge mensen; de belangeloze inzet voor het milieu als Gods schepping; het slaven en sjouwen van vele vrijwilligers in onze parochies. Allemaal tekenen van goedheid; tekenen van geloof; tekenen van toekomst.
Ik hoop dat Johannes de Doper uw en mijn leven mag openbreken. Christus is op komst. Dat wij hem toelaten in ons bestaan.
Bengt Wehlin ofm, inleiding
Gerard de Korte, preekvoorbeeld