- Versie
- Downloaden 49
- Bestandsgrootte 369.28 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 28 juli 2019
- Laatst geüpdatet 25 januari 2021
15 juni 2014
Drie-eenheid
Lezingen: Ex. 34,4b-6.8-9; Dan. 3,52-55; 2 Kor. 13,1-13; Joh. 3,16-18 (A-jaar)
Inleiding
Gedurende eeuwen heeft men het eerste deel van de christelijke Bijbel – het zogenoemde Oude Testament – in diskrediet gebracht door vooral het gewelddadige karakter ervan te benadrukken. Reeds in de tweede eeuw wilde Marcion de Joodse bijbel zelfs schrappen, omdat het een wreedaardig en rancuneus godsbeeld zou verkondigen dat radicaal indruist tegen de christelijke voorstelling van een liefhebbende God. De lezingen van het hoogfeest van Drie-eenheid maken eens te meer duidelijk dat deze tegenstelling tussen ‘Oud’ en ‘Nieuw’ geheel uit den boze is. Immers, zowel de oudtestamentische lezing als beide nieuwtestamentische lezingen beklemtonen waar het binnen de joods-christelijke religie in wezen om gaat: Gods eigennaam is ‘liefde’. Dit neemt evenwel niet weg dat dit concept wezenlijk verbonden is met een notie van ‘rechtvaardigheid’.
Exodus 34,4b-6.8-9: God is groot in liefde en trouw
Als oudtestamentische lezing zijn enkele verzen gekozen uit Exodus 32–34. Deze passage verhaalt hoe Israël tijdens het verblijf bij de Sinaï andermaal afvallig wordt van God. Ondanks de vele literaire moeilijkheden in de tekst, hetgeen zich vertaald heeft in vele hypothesen aangaande de oorsprong en genese ervan, vormen deze hoofdstukken zonder twijfel een narratieve eenheid. Mozes bevindt zich al geruime tijd op de Godsberg, waar hij Gods voorschriften (de ‘tien geboden’) in ontvangst heeft genomen. Door Mozes’ lange afwezigheid voelen de Israëlieten zich door Mozes – en dus ook door God – in de steek gelaten. Op aanstoken van Aäron maken ze een gouden stierenbeeld dat ze als god gaan vereren: ‘Israël, dit is de god die u uit Egypte heeft geleid’ (Ex. 32,4). Wanneer Mozes afdaalt van de berg en wordt geconfronteerd met Israëls afgoderij, gooit hij de stenen platen met Gods geboden stuk. Het verbond tussen God en Israël valt in scherven. Niettemin ziet Mozes nog hoop op herstel, en treedt hij opnieuw met God in gesprek: ‘Helaas, dit volk heeft zwaar tegen U gezondigd door een god van goud te maken. Kunt U hun toch geen vergiffenis schenken?’ (Ex. 32,31v). En God schenkt Israël inderdaad vergiffenis. Mozes moet twee nieuwe stenen platen maken. Wanneer Mozes met de twee nieuwe platen opnieuw de Sinaï bestijgt, treedt God hem tegemoet met deze prachtige zelf-openbarende woorden: ‘JHWH is een barmhartige en genadige God, geduldig, groot in liefde en trouw’ (Ex. 34,6). Aan wie berouw toont – Mozes beklemtoont dit nogmaals in het vervolg: ‘Dit volk is wel halsstarrig, maar vergeef ons onze ongerechtigheden en zonden’ (Ex. 34,9) – schenkt God vergeving als signaal van zijn liefde. Is er trouwens een beter teken van liefde dan het schenken van vergeving? Of omgekeerd: wat is vergeven anders dan liefde tonen? Niettemin is God, in zijn liefde, ook rechtvaardig. In vers 7, een vers dat is weggelaten uit de liturgische lezing, voegt God immers toe: ‘JHWH is een god die goedheid bewijst tot in de duizendste generatie, die misdaden, overtredingen en zonden vergeeft, maar een schuldige niet ongestraft laat’. Voorts zegt de tekst nog – ook dit heeft het lectionarium weggelaten, ongetwijfeld omdat het binnen het mens- en godsbeeld van de actuele lezer problematisch is en precies als onrechtvaardig wordt gepercipieerd – dat God voor begane ongerechtigheid ook de nakomelingen tot de vierde generatie ter verantwoording roept. Ook de profeet Ezechiël had het hier reeds moeilijk mee, toen hij ertoe opriep het spreekwoord ‘De vaders hebben onrijpe druiven gegeten en de tanden van de kinderen zijn er stroef van’ niet meer in de mond te nemen (Ez. 18,2).
Joh 3,16-18: Zozeer heeft God de wereld liefgehad…
De zinsnede ‘Zozeer heeft God van de wereld gehouden, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft geschonken, zodat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven bezit’ (Joh. 3,16) is ongetwijfeld een van de meest gekende uitspraken uit het Johannesevangelie. Deze tekst maakt deel uit van het ruimere gesprek dat Jezus voert met Farizeeër Nikodemus. Hoewel de indruk wordt gewekt dat Jezus en Nikodemus een dialoog houden, is het toch vooral Jezus die als leraar spreekt. Meer nog, Jezus vermaant de joodse leraar Nikodemus, die geacht werd Israël te onderrichten in wijsheid. De ware wijsheid ligt bij Jezus, die in deze sectie in de derde persoon over zichzelf als ‘zoon van God’ spreekt.
Zoals in de passage uit Exodus gaan ook in de evangelielezing de begrippen liefde en oordeel hand in hand. Wanneer in Exodus 34 vooral het menselijke wangedrag reden is tot veroordeling, dan zijn in Johannes 3 het geloof of ongeloof aan de zending van Gods zoon bepalend: wie in Jezus als Zoon van God gelooft en zich aan hem toevertrouwt wordt niet geoordeeld, maar zal eeuwig leven en als dusdanig deel hebben aan het leven van God zelf. Het feit daarentegen niet te geloven ‘in de naam van de eniggeboren Zoon van God’ (v. 18), is al voldoende om veroordeeld te zijn.
Gods gave aan de wereld is dan ook niet niks: hij heeft zijn ‘eniggeboren Zoon’ – een uitdrukking ontleend aan het verhaal over Abrahams offer van zijn zoon Isaak (Gen. 22,2.12) – aan de wereld geschonken. Elk woord is van belang: door de gave van zijn ‘eniggeboren Zoon’, geeft God wat hem het allerdierbaarste is. Hij ‘schenkt’ hem – het gratuite karakter van de gave beklemtonend – aan de ‘wereld’, een term die binnen het Johannesevangelie niet zomaar neutraal duidt op ‘s mensen woonplek, maar vrijwel steeds ook een negatieve connotatie heeft. Er wordt gedoeld op de zondige wereld, die zich van God heeft afgekeerd. Deze connotatie blijkt duidelijk uit vers 17: in de typisch johanneïsche antithetische stijl (‘niet … maar …’) worden de twee mogelijke wegen duidelijk tegenover elkaar gesteld: veroordeling of redding, verloren gaan of leven. De keuze ligt in ieder geval bij de mens: als het van God afhangt – zo stelt de vierde evangelist het althans voor – dan zal de ‘wereld’ gered zijn; daartoe heeft hij immers zijn Zoon naar de wereld gezonden. Niettemin is het aan de mens om op dit aanbod in te gaan. Hij kan zich wentelen in de duisternis, of zich keren naar het licht (Joh. 3,19vv).
Ook al klinkt in de oud- en nieuwtestamentische passage de oordeelgedachte door – zij het dan dat ze in de lezing uit Exodus in het lectionarium is weggelaten – ongetwijfeld is de keuze van de teksten van de lezingen voor de zondag van Drie-eenheid geïnspireerd door de nadruk die ze leggen op Gods liefde. Misschien blijkt dit nog het duidelijkst uit de vermanende slotpassage van 2 Korintiërs (13,11vv), een van de weinige nieuwtestamentische teksten waar ‘Vader’, ‘Zoon’ en ‘Geest’ in één adem worden genoemd: God is bovenal een God van liefde en vrede. Waar mensen in liefde en vrede samenleven en steeds opnieuw voor deze optie kiezen, daar is God tastbaar aanwezig. Zo zij het. ‘Amen’ (2 Kor. 13,13).
Preekvoorbeeld
We waren bezig met de voorbereiding op de eerste heilige communie. Vóór mij zat een groepje kinderen, rond de tien jaar. Vandaag zou het gaan over God. Voor kinderen een moeilijk begrip. ‘Wie is God, denken jullie’, vroeg ik de kinderen. Spontaan zei een van de meisjes: ‘God is Jezus’. Een knap antwoord voor een kind van amper tien jaar.
Maar ik ging doorvragen: ‘Wie is Jezus dan’? Zij wees met haar vingertje naar het grote kruisbeeld achter ons hoofdaltaar. ‘Dat is Jezus’, zei ze. Het werd even stil. Alle kinderen keken met een zekere spanning naar het kruisbeeld. Die man daar aan het kruis maakte indruk. ‘Waarom hangt ie aan een kruis’, vroeg een van de kinderen. Ik probeerde in eenvoudige taal duidelijk te maken dat Jezus uit liefde voor de mensen gestorven was. Dat hij mensen wilde helpen, en goed doen, maar dat er mensen waren geweest, die dat niet altijd waardeerden. Ze werden boos op Jezus en hij stierf aan een kruis. Maar na drie dagen is hij weer opgestaan en is hij verschenen aan zijn leerlingen, die zijn boodschap van liefde verder hebben verteld over heel de wereld tot nu toe.
Ik zag ze diep nadenken ‘hoe kan dat: dood en dan weer levend?’… Tot een van de kinderen de stilte doorbrak en zonder blikken of blozen zei: ‘En Sneeuwwitje is ook weer levend geworden.’
Een theologisch moeilijk vraagstuk was in één keer door kinderen opgelost. Als Sneeuwwitje opstaat en weer levend wordt, kan Jezus dat ook. Kinderen doen niet zo moeilijk, hun geloof is heel spontaan en weinig gecompliceerd. Ik zou willen dat ik ook zo’n eenvoudige oplossing kon bedenken voor het mysterie van de Drie-eenheid. Of maken we het moeilijker dan het is?
De vraag naar ‘wie God is’ is van alle tijden en plaatsen. ‘Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt bij u, o God.’ Deze woorden van de heilige Augustinus vertolken een ervaring die bij vele mensen leeft. Zoekers die speuren naar de zin van hun leven, naar betekenis van alles wat er met en om hen heen geschiedt. Beelden van machten buiten en boven zichzelf werden er gecreëerd, van heilige eiken tot gouden kalveren, van vruchtbaarheidsgoden en -godinnen tot economische stelsels, maar geen van deze (af-)goden kon de mens uiteindelijk bevredigen.
Het is een woestijnvolk dat ons gebracht heeft naar de ware God. Zich verwonderend over de schepping voerde dit voor hen naar een Godsbeeld van een Schepper, die geen oerkracht was, maar tot wie men een persoonlijke relatie kon hebben. ‘Ik ben met jullie’, luidde zijn naam. Een persoonlijke God die zich het lot van de mensen aantrok. Een God die zo met mensen begaan is, dat hij mens geworden is om ons nabij te zijn. Zou een moeder haar kind vergeten, ik vergeet jullie nooit. Een God die is als een moeder, als een vader, bezorgd om het geluk en het welzijn van zijn schepselen. Een God, die vanuit een bepaald mensbeeld ‘Vader’ werd genoemd, maar evenzeer ‘Moeder’ zou kunnen heten. Hij is de God van liefde, de God van mensen, die ons nabij gekomen is in zijn zoon Jezus Christus.
Wij zijn hier vanmorgen samen om eucharistie te vieren. We worden gevoed met woorden uit de heilige Schrift, die ons willen inspireren die liefde van God ook zichtbaar en tastbaar te maken in ons dagelijks leven. Gods Geest, een Geest van liefde en waarheid, spoort ons aan het voorbeeld van Jezus te volgen. Zonder de werking van Gods Geest is het moeilijk die inspanning te verrichten. Wij zijn namelijk geneigd onszelf op de eerste plaats te zetten, terwijl de echte liefde bestaat in het geven van liefde om anderen gelukkig te maken, zoals ook God zichzelf gaf aan ons.
En we worden uitgenodigd deel te nemen aan een maaltijd, door God ingesteld, waar wij voedsel krijgen aangereikt om sterk te blijven op onze weg van de navolging van Jezus Christus. In brood en wijn geeft hij zichzelf aan ons opdat we groeien in eenheid en onderlinge liefde. Dit voedsel hebben we nodig, iedere week weer opnieuw, want de opgave waar we voor staan is niet gemakkelijk. Om ons heen treffen we nog zoveel ruzie, onenigheid, en verdeeldheid aan. Als Gods Zoon en zijn Geest ons daarbij niet helpen, wordt het nooit iets met het plan van de Vader/Moeder-Schepper die zich een aarde met mensen heeft voorgesteld die willen leven in een paradijs van gerechtigheid, eensgezindheid en vrede.
Als wij zo aanstonds worden weggezonden om onze taak in de wereld voort te zetten, om liefde te brengen waar haat is, om vrede te brengen waar onvrede heerst, dan tekenen we ons met het kruis, de meest korte belijdenis van ons geloof in God, Vader, Zoon en heilige Geest. Door het maken van het teken van het kruis erkennen wij Gods verlossende liefde, verschenen in Jezus Christus, tot heil van ons en heel de mensheid.
Hans Ausloos, inleiding
Arie Wester ofm, preekvoorbeeld