- Versie
- Downloaden 34
- Bestandsgrootte 298.85 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 28 juli 2019
- Laatst geüpdatet 25 januari 2021
5 oktober 2014
Zevenentwintigste zondag door het jaar
Lezingen: Jes. 5,1-7; Ps. 80; Fil. 4,6-9; Mat. 21,33-43 (A-jaar)
Inleiding
Het evangelie van deze zondag vraagt om bijzondere aandacht vanwege de werking ervan in de geschiedenis. Het is vaak gebruikt om de verwerping van het Joodse volk door God te beargumenteren. Met alle vreselijke gevolgen van dien.
Jesaja 5,1-7
Jesaja speelt met vorm en taal in het lied over de wijngaard. Hij gebruikt het genre van het liefdeslied (zie Hooglied). Het blijft lang onduidelijk wie met de vriend, de wijngaard bedoeld worden. En wie is de ik die zingt? Jesaja zelf? Pas in 5,7 wordt dat duidelijk en krijgt het lied zijn explosieve lading. Werd het ooit gezongen op een wijnfeest en nam de profeet de mensen in zijn ‘liefdeslied’ mee om ze dan te confronteren met hun eigen situatie?
Voor het woord vriend gebruikt het Hebreeuws twee op elkaar lijkende woorden die beter vertaald kunnen worden met lieveling en geliefde. Daarmee is meteen duidelijker dat het om een liefdesliedje gaat. De wijngaard is een bekend beeld van de geliefde (Hoogl. 1,6; 2,15). Het woord ‘vriend’ mag hier in de betekenis van geliefde begrepen worden. Met liefdevolle zorg is de vriend/wijngaardenier bezig met zijn wijngaard. Plotseling verandert de toon van het lied: majeur wordt mineur. De druivenstokken van de beste soort (letterlijk: rode druiven) brengen geheel tegen de verwachting wilde of verrotte bessen (letterlijk: stinkbessen) voort. Opmerkelijk genoeg wordt er niets gezegd over de reden van de misoogst. Dan gaat de zanger zijn toehoorders, de bevolking van Jeruzalem en Juda, vragen om een oordeel uit te spreken tussen hemzelf en de wijngaard. Overigens wacht hij het oordeel niet af, maar komt zelf tot de slotsom dat de wijngaard vernield moet worden (vv. 5-6). Daarmee wil hij wel de toehoorders meenemen: de wijngaard brengt ondanks de zorg niets op, dan kan hij maar beter vernield worden. Voor de goede toehoorder wordt er een tipje van de sluier opgelicht over de identiteit van de ‘ik’. Blijkbaar is het niet de profeet zelf, want hij heeft macht om de wolken te verbieden hun regen te laten vallen op de wijngaard. In vers 7 wordt dan verklaard waarover het beeld van de wijngaard gaat. Omdat de perikoop om onverklaarbare redenen alleen de eerste regel opneemt, volgt hier heel vers 7:
De wijngaard van de HEER van de machten is het huis van Israël,
zijn bevoorrechte planten zijn de mensen van Juda.
Hij hoopte op recht, maar Hij zag onrecht,
Hij zag geen betrachting, maar verkrachting van recht.
Vroeg de ik-persoon van het lied in vers 3 nog aan de bewoners van Jeruzalem en de mensen van Juda om hun oordeel uit te spreken, nu blijkt het over henzelf te gaan. Hiermee lijkt dit sterk op de beroemde beeldspraak over de rijke en het lammetje waarmee de profeet Natan koning David een oordeel over zichzelf laat uitspreken (2 Sam. 12,1-7). De wijngaard staat voor Israël en Juda. God is de wijngaardenier (en ook de ik van het lied). De slechte vruchten hebben betrekking op het onrecht dat er plaats vindt. Dit onrecht en de daarbij horende straf wordt in Jesaja 5,8-24 verder uit de doeken gedaan. Er is in het lied en de daaropvolgende spreuken niet sprake van het weggeven van de wijngaard zoals in het evangelie. De profeet ziet dat Israël en Juda zich niet houden aan de Wet van God en waarschuwt daarvoor in zijn lied. De uiterste consequentie is dat het volk de wijngaard moet verlaten en in ballingschap gaat (Jes. 5,13).
Matteüs 21,33-43
Vlak na de intocht in Jeruzalem gaat Jezus de tempel binnen. Hij geeft er onderricht als de oudsten en schriftgeleerden naar hem toekomen. Zij vragen hem naar zijn bevoegdheid om onderricht te geven. Dan ontstaat er een twistgesprek uitmondend in twee gelijkenissen waarin de wijngaard het centrale motief is. De eerste gaat over twee zoons waarvan de een tegen zijn vader zegt te gaan werken in de wijngaard maar het niet doet, en de ander eerst nee zegt, maar dan toch gaat. Met de eerste zoon duidt Jezus op de hogepriesters en oudsten die niet naar Johannes de Doper hebben geluisterd. De tollenaars en hoeren daarentegen hebben zich bekeerd.
Dan gaat Jezus gelijk door met de volgende gelijkenis. Deze gelijkenis is een herschrijving en uitbreiding van het lied van de wijngaard. Wel is het hier gezet in de sociaal-economische context van de eerste eeuw, met grootgrondbezitters die vaak in het buitenland vertoeven. De pachters/wijnbouwers worden geacht een deel van de oogst af te dragen aan de heer. Deze stuurt zijn dienaren om de pacht te innen. De wijnbouwer mishandelen en vermoorden de dienaren. Opnieuw stuurt de heer dienaren en wederom gebeurt hetzelfde. Dan besluit hij zijn zoon en erfgenaam te sturen in de overtuiging dat ze daar respect voor zullen hebben. Maar ook de zoon wordt vermoord.
Hier breekt de gelijkenis af en vraagt Jezus aan zijn toehoorders (de schriftgeleerden oudsten) wat de eigenaar van de wijngaard nu zal doen. Een opvallende gelijkenis met het lied van de wijngaard waarin ook aan de toehoorders een oordeel wordt gevraagd, om vervolgens te ontdekken dat het op henzelf wordt toegepast. Hun oordeel is hard: de wijnbouwers zullen een ellendige dood sterven en de wijngaard aan andere wijnbouwers gegeven worden. Jezus past het beeld van de parabel en het oordeel toe op het koninkrijk van God. Het zal de schriftgeleerden en oudsten ontnomen worden en aan een ander volk gegeven wordt dat wel vruchten opbrengt. Jezus neemt uit het beeld niet de doodstraf over.
De gelijkenis laat zich gemakkelijk invullen. Dat is zonder meer duidelijk vanuit de kruisiging van Jezus, maar ook eerder zijn er voldoende aanwijzingen gegeven: zo wordt in Matteüs 16,13-21 Jezus nadrukkelijk ‘Zoon van de levende God’ genoemd door Petrus en kondigt hij zelf zijn lijden en dood aan, waarbij nadrukkelijk de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden genoemd worden (zie ook 20,17vv). De pachters zijn de toegesproken schriftgeleerden en oudsten, de dienaren de profeten die mishandeld of gedood werden: Jeremia (Jer. 20,2), Uria (Jer. 26,23), Zekarja (2 Kron. 24,21). Jezus vergelijkt de wijngaard met het Rijk Gods. Dit rijk zal de toehoorders ontnomen worden en worden gegeven aan een volk dat vruchten voortbrengt. Het is van belang eerst duidelijk te krijgen wat Jezus niet zegt. Het gaat niet over het overdragen van het Rijk Gods van het Joodse volk naar de kerk. In de context zijn de toehoorders Joods, maar ook de anderen; het geheel valt binnen een Joodse setting. Zo waren in de voorgaande parabel ook de tollenaars en hoeren Joden. Helaas is er een eeuwenlange leesgeschiedenis geweest die dit wel zo gelezen heeft. Met ‘volk’ duidt Jezus hier gewoon mensen aan (Hij spreekt ook niet over de heidenvolkeren) en het springend punt is het voortbrengen van de vruchten. Zo is deze gelijkenis steeds weer actueel: brengen wij – de lezers of hoorders van vandaag – vruchten van het koninkrijk voort? De gelijkenis is daarmee vooral waarschuwing om op de weg van Gods Rijk te blijven en staat daarmee weer in lijn van de profetische traditie waarin ook het Lied van de Wijngaard van Jesaja thuishoort.
Jezus leidt zijn conclusie in met een citaat uit Psalm 118, waarin een toespeling op de verrijzenis te horen is: de afgekeurde bouwsteen is de hoeksteen geworden. De vermoorde Zoon van God zal opstaan en daarmee zal ook Gods Rijk doorbreken.
Preekvoorbeeld
Op het eerste gezicht zou je denken dat de twee lezingen het hebben over hetzelfde: over een wijngaard, de eigenaar ervan en de mensen die erin werken.
Het is duidelijk dat er iets meer mee bedoeld is dan dat droevig verhaal dat – mits de nodige actualisering – een verhaal is van alle tijden: wie geen zorg draagt voor wat hem of haar is toevertrouwd, en geen goede vruchten laat zien, moet de gevolgen ervan dragen.
En dus kan het ook over ons gaan.
Om dat duidelijk te maken aan hun mensen gebruikten zowel de profeet Jesaja als Jezus een gekende truc: ze lieten hun toehoorders, na het verhaal, een oordeel uitspreken… tot ze het plots doorhadden dat het eigenlijk over henzélf ging!
Maar mensen, ’t gaat inderdaad ook over ons ! Realiseren wij ons dat wel?
Wij hebben van God een prachtige wijngaard gekregen, met alles erop en eraan. Alles wat bestaat komt uit zijn hand. Puur gekrégen! Wij hebben er niets voor moeten doen. ‘Onze moeder aarde’ zeggen we dan heel blij. Maar wij hebben er soms een zootje van gemaakt. Hoe gaan wij ermee om? Dragen wij er zorg voor? Kan de heilige Franciscus – wij vierden gisteren zijn feest – ons misschien weer de eerbied en de liefde voor de schepping bijbrengen? Anders zal deze wijngaard ons niet ‘ontnomen wórden’ maar zullen wij haar onszelf ‘ontnemen’ …!
In beide lezingen van vandaag gaat het ook over de mensen die ons zijn toevertrouwd. En niet alleen zij met wie we hier en nu mogen leven, de hele mensheid dragen wij mee. En dat niet enkel omwille van de globalisering van onze wereld. Dragen wij daar zorg voor, tenminste voor zover het van ons afhangt? Anders zal een volgende generatie het ons verwijten… en in de kou blijven.
’t Gaat ook over ons als gelovigen en dus ook misschien over de Kerk… Jesaja gaat in die richting wanneer hij vertelt hoe de wijngaard bijna geen goede druiven oplevert, ondanks de inzet en de zorg eraan besteed. En de eigenaar komt tot de conclusie dat de wijngaard maar beter vernietigd moet worden. Wat verder in de tekst wordt het duidelijk dat met de wijngaard ‘het bevoorrechte huis van Israël en de mensen van Juda’ worden bedoeld. Zij hadden het recht verkracht. Daarom werden ze in ballingschap gestuurd door de eigenaar van die wijngaard: God zelf straft.
Dit werd onder anderen ook zo geïnterpreteerd door nogal wat zogenaamd ‘brave’ mensen, die de Holocaust hadden zien gebeuren. ‘Zie je wel?!’, zeiden ze toen: ‘De Joden worden door God gestraft voor hun gesjoemel!’ Maar op die manier schoven ze de lessen van dit gebeuren – ten onrechte – in de schoenen van het Joodse volk. En bijna niemand die eraan dacht dat het wel eens over henzelf kon gaan…
Jezus van zijn kant vertelt het lied van de wijngaard een beetje anders. De werkers komen in opstand en doden de mogelijke bemiddelaars. Maar daarop reageert de eigenaar anders dan voorgesteld werd door zijn raadgevers. Hij besluit de wijngaard aan andere en betere te verpachten, die wél goede vruchten zullen voortbrengen.
Zoals altijd heeft Jezus het over hoe God, als een Vader met mensen omgaat. En typisch voor Jezus: God straft niet, zoals wij dat zouden doen. God geeft voortdurend nieuwe kansen om zijn rijk, het Rijk Gods, te realiseren, om het ‘vruchten’ te laten voortbrengen. God is dus blijkbaar heel anders! Gelukkig maar, ook voor ons. Alleen moeten we niet denken dat enkel wij, de christenen – en onze Kerk – de ‘anderen en beteren’ zijn die de erfenis van het Godsrijk binnendrijven… God heeft veel wegen die naar zijn wijngaard leiden om er goede vruchten te laten groeien…! Het is goed ook eens over onze eigen grenzen te kijken… Ook anderen kunnen goede vruchten opbrengen.
Het gaat er dus om of wij vruchten van het koninkrijk voortbrengen. En die zijn, volgens Paulus (Gal. 5,22): ‘liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing…’
Er staat ons dus nog wel wat te doen…!
Marc Brinkhuis, inleiding
Guido Van Peteghem, preekvoorbeeld