- Versie
- Downloaden 19
- Bestandsgrootte 294.90 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 15 januari 2021
19 mei 2013
Pinksteren
Lezingen: Hand. 2,1-11; Ps. 104; Rom. 8,8-17; Joh. 14,15-16.23b-26
Inleiding
Het feest van Pinksteren wordt gekenmerkt door een zekere dubbelheid. Het is natuurlijk – en op die manier is het ook het beste bekend – het feest van de nederdaling van de heilige Geest, zoals deze wordt beschreven in het tweede hoofdstuk van de Handelingen van de Apostelen. Maar Pinksteren heeft ook een andere kant. Het is in zekere zin ook een afscheid. Pinksteren vormt de afsluiting van de paastijd, een vreugdevolle periode van vijftig dagen die een verlengstuk is van het paasfeest (en bovendien samenvalt met het voorjaar). Aan het einde van de paastijd gedenkt de liturgie van de Kerk dat de verrezen Heer de leerlingen verlaat en naar de hemel opstijgt en zo aan het oog van de leerlingen wordt onttrokken. Sinds de invoering van het feest van Hemelvaart (waarschijnlijk in de vierde eeuw) wordt dat afscheid van de verrezen Heer gevierd op de veertigste dag na Pasen, maar een tijdlang gebeurde het op een aantal plaatsen op de vijftigste dag na Pasen. In de vierde en de vijfde eeuw kwamen in de kerk van Jeruzalem de christenen – en de pelgrims – op de ochtend van Pinksteren bijeen. Ze luisterden dan onder andere naar het verhaal van de nederdaling van de heilige Geest volgens de Handelingen van de apostelen, maar aan het einde van de middag kwamen ze opnieuw samen om de hemelvaart en het afscheid van Christus te gedenken. In tegenstelling tot wat je misschien zou denken, was dat geen treurige bijeenkomst. In zekere zin was het een afscheidsviering, maar de christenen van Jeruzalem wisten ook dat Christus op een andere, op een nieuwe manier onder hen aanwezig zou zijn, namelijk door middel van de Geest. De leerlingen – en de christenen – hoeven zich daardoor niet aan de verrezen Heer vast te klampen. Ze kunnen de toekomst vol vertrouwen tegemoet zien, dankzij de Geest die werkzaam zal zijn in hun midden, in ons midden. En wanneer Pinksteren op die manier wordt bezien, horen de beide dimensies ook wezenlijk bij elkaar. Het is geen dag van rouw, maar ook geen kortstondige charismatische roes. Pinksteren biedt inspiratie en bezieling voor de lange duur, voor het leven van alledag dat op Pinkstermaandag begint.
De invoering van het feest van Hemelvaart op de veertigste dag na Pasen hield in dat de focus op de vijftigste dag sterker op de nederdaling van de Geest kwam te liggen. Desondanks is de dubbelheid van het Pinksterfeest door de eeuwen heen op een bepaalde manier bewaard gebleven. In de Romeinse liturgie van vóór de liturgiehervorming van Vaticanum II las men in de eucharistieviering van Pinksteren het verhaal van de nederdaling van de heilige Geest (volgens Handelingen) en vervolgens een gedeelte uit het evangelie van Johannes (14,23-31) waarin Jezus weliswaar zegt dat hij de heilige Geest zal zenden, maar ook over zijn afscheid spreekt. In het nieuwe leesrooster van na Vaticanum II vinden wij deze combinatie van lezingen alleen nog terug in het C-jaar, zij het met enige aanpassingen, en met de toevoeging van een tweede lezing die is ontleend aan de brief van Paulus aan de Romeinen.
De meest bediscussieerde vraag die wordt opgeroepen door de lezing uit de Handelingen is hoe deze zich verhoudt tot het Joodse Wekenfeest. Volgens Handelingen 2,1 vond de nederdaling van de heilige Geest plaats toen ‘de dag van de Pentekoste (lett. vijftigste) was vervuld (aangebroken?)’. Met deze wat raadselachtige aanduiding kan alleen maar het Joodse Wekenfeest bedoeld zijn. Dit Joodse feest werd en wordt zeven weken na Pesach gevierd. In de periode vóór de verwoesting van de tempel moesten de Israëlieten tijdens dit feest een graanoffer brengen uit de nieuwe tarweoogst (Lev. 23,15v). Daarnaast werd het rond het begin van de christelijke jaartelling in bepaalde Joodse milieus – maar zeker nog niet in alle – gebruikelijk om op die dag de openbaring van JHWH op de berg Sinai te vieren en te herdenken. De vraag is of het in Handelingen 2,1 louter om een tijdsaanduiding gaat of dat deze tijdsaanduiding de sleutel biedt tot een symbolisch verstaan van de hele scène die dan tegen de achtergrond van de openbaring op de Sinai en de gave van de Thora zou moeten worden gelezen. Al met al lijkt de passage zelf daar niet direct aanleiding toe te geven. Het geluid van de windvlaag uit Hand. 2,2 doet misschien denken aan de donder en de bliksem van de Sinai (Ex. 19,16-19) maar roept tegelijkertijd reminiscenties op aan andere oudtestamentische theofanieën (openbaringen, verschijningen van Gods heerlijkheid), niet alleen die van de Sinai. Wat hier ook van moge zijn, er is in ieder geval geen aanleiding om hier, zoals in het verleden in anti-joodse interpretaties van het Pinksterfeest maar al te vaak is gedaan, de heilige Geest tegenover de oudtestamentische of Joodse wet te plaatsen. Deze valkuil dient in ieder geval te worden vermeden. Overigens wordt een dergelijke interpretatie ook door de evangelielezing de pas afgesneden: voorwaarde voor de komst van de pleitbezorger, de heilige Geest, is dat je Christus liefhebt, en dat kun je alleen als je de geboden van Christus onderhoudt (Joh. 14,15v). En die geboden zijn toch geen andere geboden dan die van de God die zich op de Sinai openbaarde.
Maar de vermelding van de Pentekoste – dat is het Wekenfeest – brengt ons wel op een ander en juister spoor. Het Wekenfeest was, net als Pesach in de periode waarin de tempel er nog stond, een pelgrimsfeest. Er was veel volk op de been in Jeruzalem. Joden die de meest uiteenlopende talen spraken kwamen uit alle uithoeken van het Romeinse Rijk naar Jeruzalem. De gave van de Geest bestond daarin dat ze elkaar verstonden. Een omkering van de Baylonische spraakverwarring die ooit was ontstaan als gevolg van de bouw van de toren van Babel.
De lezing uit de Romeinenbrief ten slotte, kwam nog niet voor in de liturgie van vóór Vaticanum II en is nieuw. De tekst maakt op een typisch paulijnse en diepzinnige manier duidelijk wat leven vanuit de Geest betekent. Op die manier wordt het palet van betekenissen die door de lezingen wordt aangereikt, nog verder uitgebreid en verrijkt.
Preekvoorbeeld
Het was een grote drukte in Jeruzalem op de dag die wij vandaag gedenken, het eerste christelijke Pinksterfeest. Er waren veel mensen op straat en vooral veel buitenlanders, uit alle landen van het Romeinse Rijk en daarbuiten, mensen van Joodse komaf die in het buitenland woonden maar voor deze dag in grote getale naar Jeruzalem getrokken waren. Het was namelijk een pelgrimsfeest. Vijftig dagen, zeven weken, na het joodse Paasfeest vieren joden het Wekenfeest, ook vandaag de dag nog. Het is een oud oogstfeest waarbij men de dankbaarheid om de tarweoogst vierde en als dank de Heer in de tempel een offer bracht. Uit alle windstreken waren de mensen gekomen en je hoorde op straat een kakofonie van allerlei verschillende talen door elkaar.
Ergens in een huis in die drukke stad waren ook de apostelen bij elkaar, misschien wel in dezelfde zaal waar ook zeven weken eerder het laatste avondmaal was geweest. Het boek Handelingen vertelt een hoofdstuk eerder dat ze eensgezind biddend bij elkaar waren: Maria en andere vrouwen, de familie van Jezus en de apostelen. Waren die er nu ook weer allemaal? Toen gebeurde er iets wat niemand heeft zien aankomen. Er klonk een enorm ruisen, alsof er een stevige wind waaide. En iets als vuur werd zichtbaar en verdeelde zich in vlammen boven ieders hoofd. Het was blijkbaar geen gewone wind, geen gewoon vuur, maar iets wat erop leek. En dan vertelt het verhaal dat ze allemaal vervuld werden van de heilige Geest. Wij kunnen ons daar niet zoveel bij voorstellen.
Wat is dat, die heilige Geest? Het woordje ‘geest’ betekent in de talen van de Bijbel eigenlijk hetzelfde als adem en als wind. Je zou kunnen zeggen dat het de adem van God is. In het Oude Testament ging het al vaak over profeten en over leiders van het volk die door Gods Geest gedreven werden om zich in te zetten. Ze voelden het dan alsof Gods adem in hen kwam en hen kracht en moed gaf. De profeet Joël had ook voorspeld dat die adem van God eens over alle mensen zou komen, over jong en oud en dat ze allemaal Gods woorden zouden spreken. Ook Jezus was vervuld van die Geest die op hem neer was gedaald bij zijn doop in de Jordaan. Het zag ernaar uit dat nu de leerlingen van Jezus zijn Geest ook ontvingen, dat ze zijn goddelijke kracht voelden.
We hebben trouwens ook in het evangelie gehoord dat Jezus belooft dat zijn Vader in de hemel een Helper zal sturen aan zijn leerlingen. Hij bedoelt daarmee diezelfde Geest die hen zal helpen en hen alles in herinnering zal brengen wat Jezus hen geleerd heeft. Zo zullen ze in zijn Geest verder kunnen gaan. Die belofte van Jezus lijkt nu in vervulling te gaan. Hij laat hen niet met lege handen achter, maar geeft hen in de tekens van wind en vuur zijn heilige Geest. De apostel Paulus, die in de tweede lezing ook over die heilige Geest sprak, legt uit dat het de Geest van het kindschap is. Ieder die deze Geest heeft en zich door deze Geest laten leiden, is een kind van God, die wordt met Jezus een kind van de Vader en deelt in zijn erfenis, in zijn heerlijkheid.
En het mooiste komt nog: ook wij hebben die Geest. Net als de apostelen hebben wij die Geest ontvangen. Voor de meesten van ons was dat aan het begin van ons aardse leven, bij onze doop en later bij ons vormsel. In beide sacramenten ontvangen wij die Geest om als kind van God en volgeling van Jezus te kunnen leven. Ook in ons is die adem van God ingeblazen, ook over ons is het vuur van God gaan stralen. Wij beseffen het niet altijd, maar het is iets wonderlijks, iets prachtigs dat Gods geestkracht ook in ons werkt.
Maar hoe kun je dat dan merken, waarin uit zich die werkzaamheid van de heilige Geest? Om die vraag te beantwoorden gaan we weer naar de lezing uit de Handelingen, het Pinksterverhaal. We horen daar dat de aanwezigen na de nederdaling van de Geest allemaal in vreemde talen gaan spreken. Daarmee is niet bedoeld dat ze opeens, zonder taalcursus, buitenlandse talen beheersten. De verteller wil ons duidelijk maken dat ze gingen spreken in allerlei klanken, die de Geest hen ingaf, klanken die een uiting waren van vreugde en enthousiasme, van geloof en betrokkenheid en geluksgevoel. Misschien waren het zangerige klanken. Ik heb wel eens een charismatische gebedsgroep gehoord waarvan de deelnemers ook sterk de gave van de heilige Geest beleefden en zich ook uitten in allerlei muzikale geluiden. Een woordloos zingend bidden, dat je toch kon aanvoelen en begrijpen en waar je zelfs gemakkelijk in meedeed. In het Nieuwe Testament zijn er meerdere verhalen over mensen die onder invloed van de heilige Geest in zo’n klankrijke taal gaan spreken. De taal van de Geest is niet gebonden aan woorden en grammatica. Het wonderlijke is dat alle aanwezige mensen, uit welke landstreek ze ook kwamen, zich aangesproken voelden. Ze begrepen die taal van de Geest alsof het in hun eigen taal was, ze voelden aan dat het een lofprijzing van God was, een dankzegging. Er waren natuurlijk ook types die het belachelijk wilden maken; ze zijn dronken, ze hebben teveel wijn gehad, zeiden sommigen. Maar Petrus legde het uit, gewoon in zijn eigen taal: ‘Dit is de heilige Geest. De belofte van de profeten en van Jezus gaat nu in vervulling’, zei hij. En een enorme groep wilde meedoen en liet zich dopen. Het was een echt Pinkster-oogstfeest: de oogst van de heilige Geest, de oogst van mensen voor Gods Rijk.
Zo vieren we weer Pinksteren, twintig eeuwen na dit inspirerende gebeuren. Die Geest is sindsdien niet verdwenen. In elke generatie, in elk land en elke stad, in elke kerk en in elk gezin, in de ziel van elk gelovig mens, gaat die Geest door. Soms raakt hij ondergesneeuwd door menselijke kleinzieligheid of zelfzucht. Maar ook ondergronds blijft die Geest van God werken en mensen stimuleren om te leven als kind van God, om te leven in liefde en vertrouwen, in dankbaarheid en verwondering. Ook nu is die Geest van God actief in alle mensen die, meer of minder, volgeling van Jezus willen zijn. De velden zijn wit om te oogsten, zei Jezus eens. Mogen ook wij tot volle rijpheid komen door Gods Geest en deel uitmaken van de grote oogst voor Gods koninkrijk.
Gerard Rouwhorst, inleiding
Johan te Velde, preekvoorbeeld