- Versie
- Downloaden 19
- Bestandsgrootte 419.19 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 16 januari 2021
6 januari 2013
Openbaring des Heren
Lezingen: Jes. 60,1-6; Ps. 72; Ef. 3,2-3a.5-6; Mat. 2,1-12 (C-jaar)
Inleiding
Jesaja 60,1-6
De hoofdstukken 60,1–63,6 vormen het hart van het laatste deel van Jesaja, dat ontstaan is na de Babylonische Ballingschap. Ze bestaan uit twee profetieën over Sion, en daartussenin een profetie over de knecht.
Het is donker in Israël. Duisternis bedekt de aarde. Duisternis, symbool voor onheil, is een allusie op de chaostoestand voor de schepping. Maar de tegenstelling met vers 1 en 2b suggereert een meer fundamentele duisternis, namelijk de afwezigheid van God, die de profeet Jesaja beschouwt als de bron van alle onheil. Maar dan vindt er een omslag plaats. Boven de stad Jeruzalem laat God weer de zon opgaan. Zijn licht, zijn heerlijkheid, laat hij over hen stralen. De glorie van Jeruzalem zal zo groot zijn dat ze alle volkeren tot zich aantrekt.
De volken van de wereld en al hun rijkdommen stromen samen naar de tempel: kamelen, jonge kamelen, wierook en goud uit Midjan, Efa en Seba. Midjan is een verbond van Arabische nomadenstammen, ten oosten van de Golf van Akaba, van waaruit zij westwaarts het schiereiland Sinaï bezochten en noord- en oostwaarts de woestijnen van Transjordanië. Efa is een midjanitische stam. Seba is een gebied in Zuidwest-Arabië, het huidige Jemen, dat rijk was aan goud en wierook.
Dit samenstromen van de volkeren is het begin van de grote samenkomst, waarin Jeruzalem een ‘licht’ is voor de volkeren (60,3), net als de knecht in 49,6. In een deuterojesajaanse stijl laat de tekst zien hoe Jeruzalem door God verheerlijkt wordt, terwijl het – aan het einde van de zesde eeuw voor Christus – nog de sporen draagt van het geleden leed.
Matteüs 2,1-12
In de evangelielezing lezen wij hoe wijzen uit het oosten een ster hebben gezien, en deze zijn gevolgd. Het gaat hier om magiërs, astrologen uit Babylonië, bezitters van een bijzondere, geheime kennis, speciaal met betrekking tot de uitleg van de loop der sterren en de consequenties daarvan voor het wereldgebeuren. Dat de wijzen naar Jeruzalem – de koningsstad – trekken, vindt zijn oorzaak in de ster – de koningsster – die zij in het oosten hebben gezien.
Het spreekt vanzelf dat de wijzen uit het oosten, die de koningsster gezien hebben, naar de koningsstad Jeruzalem gaan, waar koning Herodes woont. Maar dat blijkt een vergissing. Niet in de koningsstad Jeruzalem, maar elders moeten zij zijn. De schrik en de ontsteltenis bij Herodes zijn op grond van de berichten over hem verklaarbaar. In de laatste jaren van zijn leven was hij bijzonder achterdochtig en beducht voor een rivaal. Vandaar ook dat geheel Jeruzalem met hem ontstelde, want men vreesde terecht de terreur en woede-uitbarstingen van deze tiran.
Herodes laat alle hogepriesters en schriftgeleerden bij elkaar komen om een antwoord te vinden op de vraag, waar volgens het Oude Testament de Messias geboren zou worden. Deze samenkomst werkt naar twee kanten. Onder het mom van schriftuurlijk onderzoek kan Herodes zijn kwade plannen uitbroeden: hij kwam deskundig te weten waar hij zijn moest. Maar tegelijkertijd wordt Betlehem in Judea officieel als de geboorteplaats van de Messias bestempeld. Het getuigenis van de hogepriesters en schriftgeleerden is gebaseerd op Micha 5,1.3.
De stad is gevonden. Voor Herodes is dat voldoende. Hij weet wat hij weten wil. Nu kan hij zijn plan uitvoeren. De wijzen, die de ster zijn gevolgd, worden ingeschakeld. Zij moeten naar Betlehem gaan, om daar nauwkeurig onderzoek naar dat kind te doen. Want – en dat is de camouflage – ook Herodes wil het messiaanse kind hulde gaan bewijzen.
De wijzen gaan meteen op weg. Waarschijnlijk diezelfde nacht nog. Misschien dat de merkwaardige vergissing – het koningskind niet in het paleis in de residentie Jeruzalem, maar in Betlehem – hen onzeker had gemaakt. Maar dezelfde ster is er weer, voor de wijzen een reden tot zeer grote vreugde. Aan hun onzekerheid is een einde gekomen, en het is een duidelijk teken dat zij op de goede weg zijn. Hun zoeken wordt beloond.
Zij vinden het kind in een huis. Maria wordt wel vermeld, Jozef niet. Was hij niet thuis of wordt zijn aanwezigheid niet vermeld, omdat deze hier niet nodig was? De wijzen werpen zich in aanbidding voor het kind op de grond en ontsluiten hun schatten: goud, wierook en mirre. Goud en wierook: geschenken voor de koning. Matteüs spreekt hier ook over mirre, afkomstig uit de mirreboom, in de gehele antieke wereld gebruikt als parfum of om door verbranding de welriekende geur te verkrijgen. Volgens de kerkelijke traditie zegt elke gave iets concreets over de persoon van het kind: goud symboliseert het koningschap van Jezus, wierook zijn Godheid, en mirre zijn latere kruisdood en begrafenis. Dat heeft een diepe zin, evenals die kerkelijke traditie die op grond van Psalm 72,10v.15 en Jesaja 60,6 de wijzen tot koningen maakt, die met hun gaven de koning der koningen aanbidden.
Dat het drie koningen zouden zijn geweest, die elk met een geschenk zouden zijn aangekomen en dat deze drie koningen Caspar, Melchior en Balthasar geheten zouden hebben en hun gebeente bewaard en als relikwie vereerd mag worden in de dom van Keulen, heeft meer met de folklore van Driekoningen te maken dan met de bijbelse gegevens van Matteüs 2.
Wanneer nog weer een andere traditie suggereert dat de drie wijzen de drie toen bekende werelddelen en drie leeftijden van de man vertegenwoordigen (Caspar: 20 jaar, uit Saba (Ethiopië); Balthasar: 40 jaar, uit Azië; Melchior: 60 jaar, uit Europa), dan is dat opnieuw materiaal voor een boeiend verhaal, maar met Matteüs 2 heeft het niets te maken.
Ook de wijzen worden, evenals Jozef (Mat. 1,20), van Godswege in een droom erop attent gemaakt, hoe de werkelijke stand van zaken is. Niet terug naar Herodes, want dan zouden zij ongewild handlangers van diens moordlust zijn geworden. Terug langs een andere weg. Dat betekent dat Herodes niets meer van hen verneemt, geen enkele informatie ontvangt en dat zijn plannen dus vertraagd worden.
Ook op een ander aspect dient hier gelet te worden, namelijk dat hier ‘wijzen uit het oosten’ (dus: niet-joden, heidenen) als eersten de koning der joden hebben aanbeden en als eersten de waarschuwing van God hebben opgevolgd: niet terug naar Herodes. Opnieuw blijkt dat het heil universeel is.
Preekvoorbeeld
Onlosmakelijk zijn ze verbonden met het kerststalletje in onze woonkamer: Melchior, Balthasar en Caspar. Gedurende deze kerstperiode komen hun beeldjes steeds dichter bij het stalletje geschuifeld. Ze hebben kostbare geschenken mee voor de pasgeboren Jezus: goud en ook twee substanties waar je het als kind toch wat moeilijk mee had om ze als ‘kostbaar’ te catalogiseren, namelijk wierook en het volslagen onbekende mirre.
De folklore heeft doorheen de eeuwen een fantastisch verhaal gemaakt van het bezoek van de wijzen: Melchior, Balthasar en Caspar werden drie koningen, aangezien Jezus, de koning van alle volkeren het verdiende om aanbeden te worden door koningen. De drie wijzen kregen hun naam en bleken uit de drie destijds bekende werelddelen te komen: Caspar uit Saba (Ethiopië), Balthasar uit Azië en Melchior uit Europa. Alle werelddelen kwamen dus eer betuigen aan het kerstekind.
Maar ook los van deze volkse traditie bevat het evangelieverhaal al een rijke symboliek. De wijzen worden geleid door een ster. Pagina’s vol zijn er reeds geschreven over de vraag of er ten tijde van Jezus’ geboorte soms een komeet aan het firmament zichtbaar was. De echte betekenis van de ster wordt echter pas duidelijk wanneer we de woorden van Jesaja uit de eerste lezing er op nalezen:
Sta op en schitter, want uw licht is gekomen,
de glorie van de Heer komt over u.
En zie, de duisternis bedekt de aarde,
en donkerte de volken,
maar over u gaat de Heer lichtend op,
zijn heerlijkheid verschijnt over u.
En volken komen naar uw licht,
koningen naar de glans van uw dageraad...
Een vloed van kamelen zal u bedekken,
dromedarissen van Midjan en Efa;
alle bewoners komen uit Seba,
met goud en wierook beladen.
Er is bij Jesaja sprake van diepe duisternis, van de afwezigheid van God. Maar kijk: dan gaat de Heer, de Messias lichtend op en alle volken, ook koningen komen naar de glans van deze nieuwe dageraad. Jezus is dus werkelijk, en dat is wat de evangelist Matteüs ons wil duidelijk maken, de echte messias. En deze messias brengt niet zozeer een hele resem nieuwe geboden en verboden; noch richt hij nieuwe instellingen of instituten op. De langverwachte messias brengt licht. Hij verlicht de duisternis en brengt licht naar alle volkeren, naar iedereen, zonder onderscheid. En er is iets typisch aan dat licht: het brengt mensen in beweging. De wijzen uit het Oosten beginnen, aangetrokken door het licht, aan hun lange zoektocht naar de bron van het licht. Het is een werkelijke zoektocht. Ze hebben geen antwoorden en bezitten niet de waarheid. Maar vertrouwend op het licht beginnen ze aan een lange reis. Misschien worden ze daarom ook terecht ‘wijs’ genoemd: ze beseffen dat ze geen antwoorden hebben maar durven in beweging te komen en op zoek te gaan.
Dit evangelieverhaal leert ons ook iets over Jezus’ verdere levensloop. Vanaf zijn geboorte wordt Jezus met de dood bedreigd. De machthebbers, schriftgeleerden en Herodes, vrezen meteen dat hun gevestigde positie wordt bedreigd. Zij zijn van begin af aan bevreesd voor het licht dat mensen in beweging brengt. De wijzen uit het Oosten vertellen aan Herodes dat ze op zoek zijn naar de koning van de Joden. En het zijn precies deze woorden die boven aan het kruis zullen worden aangebracht. De gewelddadige dood van Jezus zit reeds vervat in zijn geboorteverhaal.Misschien moeten we de volgende wens uit het verhaal van vandaag mee naar huis nemen: dat Jezus voor ons een licht mag blijven; een licht dat ons telkens weer in beweging brengt. En misschien moeten we ons ook maar voornemen om mirre te zijn voor anderen. Mirre is immers een welriekend gomhars, een medicijn tegen allerhande infectieziektes. Misschien moet dat ons cadeau zijn voor het kerstekind: dat we mirre mogen zijn voor elkaar; dat we helend en genezend mogen zijn voor anderen in onze omgeving.
Max van de Wiel, inleiding
Eric Joris, preekvoorbeeld